Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe Darius van sinen luden verslegen wart.
Cap. XXIX.

1Ga naar margenoot+ Josephus seit doe Alexander liden woude voir Dario doirGa naar voetnoot1. 2die poerte van Caspiën, so toech hy doir Pausilia, endeGa naar voetnoot2. 3dair moeste hy liden doir een grote riviere gelijc enenGa naar voetnoot3. 4arm vander zee ende dair dede Got wonder. Want dat water 5vander rieviren sceide hem in tween ende Alexander reet 6dair opten drogen gront mit alle sinen heer. Dit † lict Got 7gescien, omdat hy mit hem breken woude die macht van 8Persen. Orosius ende Justinus seggen, dat Alexander in desenGa naar voetnoot8. 9lesten stride Dario afwan mit mogentheiden trijck van Persen

[pagina 88]
[p. 88]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

10ende van Meden, want hy en vant nyemant die hem voertmeer 11dorste setten ofte steken jegen hem. In dese vaert wan Alexander 12meer gouts ende roeves dan yemant geloven soude. Hij 13wan oick Perscpolia, dat die hoefstat was vanden lande van 14Persen. Dese stat hadde lange gestaen in vreden ende was vol 15groeten goede, die hem nyemant en trac ende dit quam al in 16Alexanders hande. Nu Darius vlyens begint vander eenre stat 17in dander ende waent nergent in vreden te wezen. So hadde 18Darius twee valsche princen mit hem, die hieten Bessus endeGa naar voetnoot18. 19Narbasinus, ende sy droeghen overeen ende begingen Darium, 20daert heymelic was ende wondene over doot ende lietene leggen 21ende vlogen haestelic enwech van hem tot dier tijt, dat sijt 22wel verstonden ende wisten hoet mit hem vergaen soude. Alexander 23vernammet, dattet Dario aldus vergaen wair ende datten 24sijn lude ghespannen hadden in gouden vingerline, ende hy reetGa naar voetnoot24. 25derwaert haestelic den naesten wech, dien hy varen mochte. 26Ende hy quam tot Darium, so dat hine levendich vant ende

[pagina 89]
[p. 89]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

27hy gaf Alexandro optic handen ende nammen mitten knyenGa naar voetnoot27. 28ende sprac hem toe, als hy best mochte.

margenoot+
fo. 75a.
voetnoot1.
Josephus: Antiqu. Jud. II. XVI. § 5.
voetnoot2.
Pausilia d.i. Pamphilia.
voetnoot3.
Sp. Hist. I4. XXIX. 5. ‘Ende eene zee moeste hi liden.’
voetnoot8.
Justinus, lib. XI. 14. § 6-8. - Orosius III. 17. § 4.
[tekstkritische noot]10. E. hem (ontbr.); voertmeer teghen hem enz.; H. die teghen hem. 11. B.F.G. teghen; G. deser; C. doe wan. 12. B.E.F.H. roefs; H. dat; G. geloven can. 13. G. Precipolia; B. hoofstat; C. die die hoeftstaet. 14. C. Ende dese; lange tijt; H. was wel van. 15. B.E.F. dies hem; H. des hem; C. ontoech ende dit guet quam; F. aen en trac; G. ontrac; H. nyemant en bewant ende dat. 16. E.H. handen; G. hant; B.E.F.H. Nu ghinc Dar. vlieghen vander (E. van die; F. inder; H. uut die) eenre (E een) stat in (B. der andere, E. tot in die ander stat, F. inder ander stat; H. die ander) ende (E. ende en) waende (B. nergherines; E. norghen, F. nerghens, H. ergent) in payse (H. in vreden) sijn. 17. C. in die; C wantet; te wesen en was. 18. B.E.F.H. Ende Dar. had mit hem; E. die geheten waren. 19. B.E.F.H. Nabasines; H. die droeghen; C. ende sie begynnen. 20. H. daer; C. beymeliken; wondenen oen voer; E sloeghen over doot; H. wonden; B.E.G.H. lieten; F. lieten hem liggen. 21. C. haesteliken enwech ende gingen; B.E.H. en (ontbr.) wech; H. totter; B.E.F.G.H. si 22. C. myt oen; H. hoe dattet; E.F.H. vergaen was. 23. B. vernam datter; C. vernaem niet; E. vernam dit; F.H. vernam dattet; G. vernamt; F. dus; B.C.E.F.H. was. 24. B.F. sine lieden; C. dat oen; E. volc; H. luden; B. vingherinc; C. vingrelinge; G. gulden vingherlijn; H. gulden vingherlinc. 25. C. haesteliken; den hie; F.H. die hi; G. varen (ontbr.). 26. B. hi en; C. hie oen; F. hi hem; B.E.F.G.H. levende; E. hi en noch levende vant ende Darius.
voetnoot18.
Bessus ende Narbasinus; Sp. Hist. idem; Vinc. XXXVII: Bessas et Ariobarzanes.
voetnoot24.
gouden vingherline; Sp. Hist. I4. XXIX. 40. idem; Vinc. XXXVIII: Darius a cognatis suis cathenis et compedibus aureis vinctum.
[tekstkritische noot]27. E. op in die; C. nam oen; G. ende.... knyen (ontbr.); C. mitten croen. 28. B.E.F. toe soe hi; C. alrebest mochte; G. moch; H. so hi best mocht.
Opschrift. B.F. waerde; C. Dit sijn Dar.; E. woerden; H. dit was Darius woerden voer sijn doet; Cap. XXIX.
1. C. In dier tijt seide Darius tot Alex.; E. aventuyr; B.E.F.H. gheseit; C. scheent beeft nu. 2. H. so ist mi vergaen ende is mi nu; B.C.E.F.H. groten heer. 3. B.E.F.H. machtich; B.F. als du bist; H. so du. 4. E. hieromme so; B. bidde ic; C. soe bid ick; F. dy (ontbr.); B.F. does; C.E.H. doetste; B.E.F.H. ter eerden eerlic te (H. totter); C. eerliken. 5. C.E.F.H. coninghen. 6. B.E.F. ic (ontbr.); dy (ontbr.); B.F. dattu gheweerdich te sine; C. gewerdigen; te wesen (ontbr.); E. dattu ghewaerdich te sine tot mijnre uitvaert eerlic; H. dattu ghewaerdichste te wezen tot. 7. C. utvaert te comen; E.F. mitten....dienen (ontbr.); H. mitten....uitvaert (ontbr.) eerliken dienende; B. Pertsen, so doch tot mijnre uitvaert eerlic dinen. 8. C. eerliken; E. dy oec Dienen, mijnre dochter ende Rogadimes, mijn moeder; C. Trogadinam, mijn. 9. C. Exaterum; E. Moaterus; F. Moatreus; H. Moatecus. 10. C.E. Voert soe; H. Roaxanes. 11. B.E.F. wils; E.F.H. ende .... geest (ontbr.); H. teenen wive neemste. 12. B.E.F. gheesten; E.F. eer hem; H. eer en Alex. 13. H. Ende doe Dar.; C. dreef Alex.; F. doe dreeffer; B. grote; E. so (ontbr.). 14. C. om hem; ende....hantgeslach (ontbr.): G. om (ontbr.); hantgeslach dair om; B.E.F.H. al had (H. hadde) hi; C. alsof hie sijn vader had gewest.
voetnoot27.
mitten knyen. cf. Mnl. Wdb. i.v. met, 4.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken