Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van Candax, der coninginnen van Ethiopiën.
Cap. XLV.

1Hiermede liep die mere van Alexander tot Ethiopiën. Ende 2Candax, die coninginne van dien lande, was zere behendich 3ende suptijl van synne; sy zeynde enen die wel ontwerpen endeGa naar voetnoot3. 4conterfeiten conste, ende beval hem, dat hy sijn suptijlheit dairan 5leyde, dat hy Alexanders beelt wel maecte nae alle sijn 6gedaente, ende dat hy hair dan tbeelt brochte. Want hier te 7voeren hadde Alexander haer letteren geseynt van vrientscappen, 8ende sy hadde hem oic weder gescreven letteren 9van groeter vrientscap. Sy zende hem oic grote presenten 10van duren houte ende van goude, ende preciose steen ende

[pagina 114]
[p. 114]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

11selsene dieren ende voegelen van meniger manieren. Binnen 12dat dit geviele, so quam Candaules, hair een zoen, gevlogen totGa naar voetnoot12. 13Alexandrum om helpe van hem, want hem was sijn wijf ontroeft. 14Alexander sette Ptolomeus in sijn stede, ende hy dede 15hem selven heten Antigonus, eenen maten ridder van Alexanders 16scare. Ende Ptolomeus ghebaerde hem voir Candaules, of hy 17die coninc Alexander gheweest had; ende tot Alexander seide 18hy: ‘Antigone, vare ende doet hem helpe ende wrekene over 19sijn viande.’ Alexander nam mit hem IIIIM ridders ende voir mitGa naar voetnoot19. 20Candaules, der coninginnen zoen, ende hy vinc sijn viande, ende 21verloeste sijnre vrouwen. Hierom quam Candaules ende danckede 22Ptolomeus zeer, dien hy over Alexander hielt. Doe antwoerde 23Ptolomeus als heer, dat hy sijn moeder begheerde te zien, mer 24hy woude te voeren zeynden Antigonum. Ende des was Candaules 25harde blide. Dus voir Alexander totter coninginnen Candax, 26alsof hy Antigonus geweest hadde. Als dit die coninginne Candax 27vernam, so quam sy tegen haren zoen, ende omhelsede Alexander 28zeer vriendelic, omdat sy en eeren woude, ende beddeneGa naar voetnoot28. 29tallen steden in hare cameren, ende toende hem voel rijcheden.

[pagina 115]
[p. 115]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

30Doe antwoirde Alexander, dat hy meer wonders ghesien had in 31Grieken dan hy dair vant. Doe seide die vrouwe tot hem: 32‘My dunct ymmer, dattu sijs Alexander’. Ende hy seide: 33‘Vrouwe, ic en ben niet’. Ende doe leyde sy en in die stat, 34dair sy sijn beelt geset hadde, ende deedt hem zien ende seide: 35‘Merckte nu wel ende besich hieran, dattie coninginne Candax 36vroeder is dan du, Alexander?’ Doe wart hi so seer ontsteken, 37ende beclagede hem zeer, dat hy dair gecomen was. Doe seide 38die coninghinne: ‘Neen, en wes niet verveert; du hebstu mynen 39zoen trouwe ghedaen, ende ick sal dy dat lonen; du bist mijnGa naar voetnoot39. 40Ga naar margenoot+heer Alexander; † die heete dy Antigonus, wie dat wille.’ Ende 41sy bracht Alexandrum weder in sijn behout sonder vreze; 42nochtan wouden hair joncste zoen ghedoot hebben, want hy 43hadde Porrus dochter te wive.

voetnoot3.
Misschien te lezen: enen pingere; cf. varianten en Sp. Hist. I4. XLIII. 5.
[tekstkritische noot]11. H. selseme; B.F. diere; ende (ontbr.); H. menighen. 12. B.C.E.F.G.H. gheviel; E.F.H. so (ontbr.); F. Candaels; B.E.F. ene sone; C. eengeboren soen; G. hair een zoen (ontbr.); H. een (ontbr.); C.H. gevlogen (ontbr); B. ghevloghen haestelic; H. tot Alex. ghevlogen haestelic. 13. B.F.H. om salcoers; E. om salcoers ende hulp; G. help; B.E.F. van hem (ontbr.). 14. B. Ptholomense; E. Tholomeense; G. Potolomens; B.E.F.H. stat. 15. B.F. heiten; C.E.H. hieten. 16. B.E.F.H. scaren; C. alse ofte. 17. F. had (ontbr.); H. hadde ende seide; B.E.F. Ende seide tot Alex. 18. B.E.F.H. Ant. vaer ende doch (H. doet); C. vaer ende doe; B.E.F.H. salcoers; C. hulpe; G. help; C. wreke. 19. G. sine viant; C. voir (ontbr.) 20. B. coninghinne; F. coninghen; G. viant. 21. C. verloesten; H. verloste sijn vrouwe; B.F. danckes; E.H. dancktes; C. danckten sijnre vrouwen seer ende Ptol. 22. F. die; C. voer Alex.; H. Doe begheerde. 23. E. heer (ontbr.); C. begeerden; B.E. sijnre moeder; H. dat hi begheerde sijnre. 24 B.E.F.H. te voeren tot (H. an) haer seinden. 25. C.E. Aldus; H. tot die conincinne. 26. B.E.G. alsoft. 27. C. teghens; B.E.F.H. ende si omhelsde (F. omhelden) vriendelic (ontbr.); C. omhelseden sie Alex.; vriendeliken. 28. B.E.F.H. si hem eer doen B. beeddene; C. bedden hem tot; E. leede hem tot; F. ende leidenen; G. beddene; H. ende si leiden in allen. 29. F. in haren; B.C.F. toenden; F. vele.
voetnoot12.
cf. Tekst I.
voetnoot19.
De Sp. Hist. I4. XLIII. 33. heeft hier ten onrechte: IIIM ridderen, want ook Vinc. Cap. LII heeft: assumptis quatuor milibus militum.
voetnoot28.
Beddene, l. ledene.
[tekstkritische noot]30. C. antwoirden hair Alex.; B.E.F. hair Alex.; G. Doe seide; B.E.F. vele meer; H. wel veel meer rijcheden. 31. E. Doe sprac. 32. B.F.H. dattu selver; E. dattu selve; C.H. selve; C.H. sijtste; E. biste. 33. G. leiden si hem; F. si oen; H. si hem. 34. C.H. beelde; F. gesat; G. geseit; B.C.F.G. had; C. lietet hem; B.E.F. deedse. 35. B.F.G.H. Merc; E. meret; B.F.H. nu (ontbr.). 36. E. wiser; B.E.F.H. du (ontbr.); C. du bist; B.E.F.H. Doe wart Alex. so seer ontsteken, dat hi so (H. ontbr.) seer claghede; E.F. hem (ontbr.). 37. B.F. dair (F. dae) comen wair; E. Doe sprac. 38. C. en wees; E. weest; B.E.F.H. heves. 39. B.E.F.H. du.... Alex. (ontbr.); C. mijn lieve heer. 40. B.E.F. die heit E. hiet) di (E. ghi) Antigonus, wie dat dat (E.F. ontbr.); (F. ghi) wille; H. si hieten di Antig. die willen; B.E.F.H. mer du bis mijn heer Alex. (F. Alex. ontbr.). 41. C.E.F.G. brachte; B.E.F. weder sonder vreze (E. vresen) in sijn behout. 42. C. nochtant; H. nochtans; E.H. jonesten. 43. C. Porrus, des conincks van Indiën.
Opschrift: B. doer die Joetsche wilder; C. dat XLIII Capittel; D. doer die wilde ruetsche; E. doir die ruetse; F. doer die ruetsche wilde; G. wijldernis XLVI; H. ruetsche villede. Cap. XLVI.
1. E.F. al dit; H. alle (ontbr.). 2. B.C.E.F.G.H. meye; G. dair na.
voetnoot39.
De lezing van den Sp. Hist. I4. XLIII. 69:
 
‘Antygonus heete di een ander
 
Maer du best mijn Alexander’,

stemt overeen met de varianten.
Opschrift: Yoedsche, l. Indsce; cf. Sp. Hist. I4. XLIIII.
margenoot+
fo. 78b.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken