Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van Alexanders wederkeren.
Cap. LIIII.aant.

1Daerna toech die coninc wech ende alle sijn volc ende sy 2quamen in een dal dair voel serpenten in waren, die den steen 3myraude droghen in haren hals, die zeer scoen waren, endeGa naar voetnoot3. 4theere wanre menich. Dairna quam Alexander onder beeste,

[pagina 130]
[p. 130]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

5die hoefde hadden gelijck leone. Ende dair quamen mede vogelgripen, 6die hem voel verdriets daden, ende theere weerder hem 7tegens mit speren ende mit gescutte sterckelic; nochtan lieten 8sy dair IIC manne. Mer onder cleyn ende onder grote so sloeghenGa naar voetnoot8. 9syre wel doot XVIIIM. Hierna quamen sy op een rieviere, hiet 10Occlynas, ende dat water was derdehalf mile breet, ende anGa naar voetnoot10. 11elke side stont groet, lanc rijt, dat meere ende langhere was 12dan enich boem wesen mochte, ende dit rijt lach al vol oliphanten, 13mer sy en deden Alexander gheen quaet. Ende Alexander 14ende sijn volc voeren over dit water mit scepen van riede 15gemaect. Ende doe sy alle over waren so ontfingense die wylde 16lude alle vriendelic. Ende sy vonden dair wilde wive in een water, 17die lanc, wit hair hadden ende scoen, claer huut. Dese wive 18plegen dicke manne te vaen ende verdrenckense, of slaense doot, 19of brenghense ter doot mit hare groeter luxuriën. Ende Alexander 20Ga naar margenoot+ander vincker twee van desen wiven ende hair hude waren also

[pagina 131]
[p. 131]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

21wit als snee. Ende van dair quamen sy saen optie rieviere 22Ganges, die in die bibele Phison hiet(e), ende sy coempt ghelopen 23uuten Paradise. Deze rieviere is so wijt, datmen van den 24enen oever opt ander niet zien en mochte. Dairna quamen 25sy dair sy vonden beeste, dien voir uuten hoefde quamen hoerne, 26die getant waren als een sage ende van dien sloegen sy doot 27VIIIM CCCC ende een.Ga naar voetnoot27.

voetnoot3.
in = aan; cf. Mnl. Wdb. i.v. in, A. 1.
[tekstkritische noot]5. B. die de hůede hadden; F. die die hoefden; B.E.F.H. lioenen; B.F. voghele gripe; H. quamen dairmede. 6. B.E.F.H. veel quaets; C.H. deden; dat heer; E. dat volc; C.E. weerden. 7. E.F. dairtegen; B.H. tegen; B.F.G. ghescut; H. scutte; C. sterckeliken; nochtant; H. nochtans. 8. E.-H. man; B. mans; C. mannen; H. onder (ontbr.) cleijn; B.C.E.H. groot; B.E.F.H. so (ontbr.). 9. B.E.F.H. si daer wel; B.F. XVIIIM beesten doot; H. achte dusent beesten doot; C. sie hoire wael; Ende hiet. 10. F. Octinas; H. Ecclinas; B.E.H. es; F. was (ontbr.); B.C. derdehalve; E.H. derdalf; F.G. derdalve; C. milen; B.E.F.H. wijt; E.F. ende (ontbr.); C. ende om. 11. E. elken; B.C.F.H. riet; E. meerder ende langher; G. merere. 12. B.E.F. sijn mochte (F. mochten); B.H. riet; G. ende dit bosch. 13. B.F.H. oliphante; C. eliphanten; B.E.F.H. daden Alex. noch sinen (E.H. sijn) heere negheen. 14. B.F. voer; H. Alex. voer mit sinen heer. 15. E.F.G. waren doe. 16. H. alle (ontbr.); B.E.F.H. vriendelic al dit (H. al heer; C. alte vriendelike; B.E.F.H. Ende (ontbr.). 17. H. die scoen, lanc; B.E.F.G. scone; claere; E.H. hude. 18. B.C.E.F.H. plagen; C.E.H. dickwijl mannen; B.F. te vane; C. vangen; E. vanghene; E. ende verdronckense of si sloeghen se doot of si brochten se; H. verdrenckense; B.F.H. sloegense (H. doot) oft si brochten se. 19. F. der doot; E.G. grote luxerie; E.F.H. Ende (ontbr.). 20. B.F.H. vinck; E. venc twie; C. Alex. die; deser wive twee; B.F.H. die de (H. een) hunt hadden;
voetnoot8.
Sp. Hist. I4. XLIX. 14: ‘Twee hondert man lietsi daer ende VIII.’ Vinc. Cap. LVIII, idem.
voetnoot10.
Occlynas. Sp. Hist. I4. XLIX. 18: Ecclinas; Vinc. Cap. LVIII: Occlivas. - derdehalf mile. Sp. Hist. I4. XLIX. 19. ‘Ende hevet II milenandie wide.’ Vinc. Cap. LVIII: ad fluvium....latum stadiis XX ad ripam alteram.
margenoot+
fo. 80a.
[tekstkritische noot]21. B.E.F.H. ende (ontbr.) van; E.G.H. daen. C. sie schier; E.F. op die; H. opter ryvier Ganghers. 22. C. der bibelen; G. bibel; H. inden bibel; B.F. heet; C.E.H. hiet; B. coomt; E. hi comt; H. die comt. 24. B. enen oever dander niet oversien en mochte; C. op dat ander; E. opt (ontbr); E.F. dander niet oversien en mach; G. mocht; H. anden anderen niet oversien en mochte. 25. H. da si vonden; B.C.E.F.H. beesten; C den vuer; F. die; H. die voer; B. hoenre; C.H. hoernen; E. hoern. 26. E. sier. 27. H. achte dusent.
Opschrift: B.F. der maghede; D. der (ontbr.); C. meechden; E.G.H. maechden; G. Ho; H. dat maechden: Ca. LV.
1. B.F.H. Dus; B.H. dit; E. die. 2. C.H. tot Fac. 3. E.H. Alexander ontbeide; F. ontbeide; C. verbeiden; B.F. allen den heer; C. sinen heer; B.E.F.H. alle (ontbr.); C.G. den heeren; C. dat lant; F. hijt; E.F.H. tlant van Pertsen ende van Meden; C.E.G. had; B.E.F.H. daden. 5. B.E.F.H. colummen; C. paelen; van finen goude (ontbr.); C. dat sie daer. 6. B.E.F. geesten; B.E.F.H. scriven deden (B. daden) 7. C. sie sie veer; bij....verre (ontbr.); B.E.F.H. rade voeren souden (B. soude) int hogheste; G. dat sise (ontbr); B.E.F.H. Liber Bacus ende Hercules palen. 8. H. ende oec tien. 9. C.H. souden (ontbr.); B.E.G. hare; B. deepper; C. dieper int lant; B.C.E.F.H. ghetoghen; G. toghen. (ontbr.); int lant getogen.
voetnoot27.
Lees met den Sp. Hist. XLIX. 50 en Vinc. Cap. LX: CCCC ende L; de bewerker heeft zeker de L voor een I aangezien.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken