Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe Alexander vergheven wart.
Cap. LVIII.

1Tessalus noede Alexander ende sijn gheselscap mit hem ten 2eten in een stat. Ende dair maecte hy hem feeste boven feeste 3ende hy gaf hem dair die meeste ende die costelicste gherechten, 4diemen vynden mochte. Hier schencten voir den coninc Yollas 5ende Philips, sijn broeder, ende waren wel voirzien, hoe sy 6Alexandrum vergeven souden, † want hoir vader hadt hem wel 7gheseit. Doe sy saghen, dat Alexander ghenoech gedroncken 8hadde, so scencte die een, ende die ander provede den wijn,

[pagina 139]
[p. 139]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

9dair noch gheen venijn inne en was; mer dairna deden sy die 10fonteyn, daer tvenijn in was ghemenghet, inden wijn, ende doeGa naar voetnoot10. 11gafmen den coninc den cop ende hy dranck. Mer ter middelt 12van sinen toghe, so ontfenc hy binnen enen anxteliken steke, 13dair hy zeer af wart verveert, want het ginc hem in sijn lijf, 14alsof hy mit enen knyve gesteken ware. Ende Alexander kreet 15mit groten mysbaer, mer sine vriende waenden, dattet van 16dronckenscap gheweest hadde, ende bleven in dat menen; mer 17het was quade moert. Doe bat Alexander, datmenne wech 18droeghe, ende dair men wech droech was hy half doot, want 19hy wart binnen so ghetorment van pinen, dat hy dicke yesch 20een zweert om hem selven doot te steken ende sinen torment 21Ga naar margenoot+ te corten. Want sijn vriende, die omtrent hem stonden ende 22hande an hem sloeghen om hem te helpen, hem docht, dat sy 23hem so seer daden, alsof sy hem ghewondt hadden. Ende cort 24te voeren, dair hy lach ende sliep, hadt hem wel gedroemt. 25Ende opten vierden dach so sach hy wel, dat hy saen sterven 26moste, ende hy seide: ‘Nu kenne ic mijn gheval, want alle

[pagina 140]
[p. 140]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

27mijn geslachte, die van Achilles gecomen is, dats alle gestorvenGa naar voetnoot27. 28omtrent sijn dertichste jair mit groten evele.’ Sijn ridders seiden, 29dat hy verraden waer, ende sy riepen alte lude ende jamerlic: 30‘Ay lasy! wie heeft ons mit so groten moert beroeft onsenGa naar voetnoot30. 31coninc? Die dit gheselscap ghestoert heeft, hy sal menigen manGa naar voetnoot31. 32sijn leven nemen, want des gelijc en wart nye ghesien’.Ga naar voetnoot32.

[tekstkritische noot]9. B.E.F. ghene; H. fenijnt. B.-H. in; H. so daden; die (ontbr.). 10. E.G. den fon teijn; E. fonteijn inden wijn; C. dat fenijn; H. tfenijnt; B.F.H. in ghemenghet was; E. in den wijn (ontbr.) 11. E. gafment; E den cop (ontbr.); F.H. den nap; C.E. ten middel. 12. E. sine; B. en anxteliken steke; C.H. steek; F. steecke; E. binnen sinen live een anxtelike. 14. C. recht of; H. als (ontbr); C. enen messe gesteken had gewest; B.F.H. Ende doe kreet; E. Ende doe riep; C. Alex. die kreet. 15. B.F.F.H. sijn vrienden. 16. C. gewest had; H. dronckenscap waer; C. ende sie bleven in der meyninge; E.F.H. dat wanen. 17. C. dat was; dat men hem en wech; E.F.H. datmen. 18. B.E.F. want dair men; C. man oen en wech droech, so was. 19. C. so gepijnicht van groter pinen; F.H. so torment; E.F.H. van pinen (ontbr.) G. binne; C. dicke yesch; E. dickwijl een swaert eyschte; F. die eyscht; G.H. eyschte. 20. C. sijn pine; H. sijn torment. 21. B.E.F. vrienden. 22. C. haer hande; F. handen; B.F.H. aen hem daden; E. aen hem staken; H. dien docht; B.-F. dochte. 23. C. deden; alsom sie; B.E. of si en; H. sine; B.F.H. Want cort. 24 C. daer te voeren; B.E.F. hem dit wel; C. soe haddet hem wael; H. hadde hem dit al ende wel. 25. B.E.F.H. ende (ontbr.); C.E.H. so (ontbr.); C. wel (ontbr.); schier; B.F. sterven moeste saen; H. sterven moste cort. 26. B.F.H. seide dit; E. sprae dit; B.F. ken; E. bekenne; ghevalle.
voetnoot10.
fonteyn = (bron)water, cf. Mnl. Wdb. i.v. De Sp. Hist. I4. LIII. 16. heeft hetzelfde woord; Vinc. Cap. LXIV: ‘Aqua frigida’. Wat soort water dit was, kan men lezen bij Plutarchus: Vita Alex. magni. Cap. XXIII.
margenoot+
fo. 81a.
[tekstkritische noot]27. C. al mijn geslecht; F. alle mine; B.G. gheslacht; B.F.H. dat van; B.F. comen; C. dat is al; E. is, sijn alle; H. al. 28. H. dertich; C. ovele; H. evelen. 29. B.F. ware; C. alle lude; jamerliken. 30. E. ay laci (2maal); F. ay laysy; H. ons beroeft mit dus groten moert; B.E.F. dus groter; B. gheroeft. 31. H. Ende die; ghescoert; die sel. 32. B. noyt; C. Want men desgelijc nye eer gesien en heft; H. desghelijcs en wert.
Opschrift: F. van (ontbr.); C. doede; LIX Caplium.
1. C. In dier tijt dede; F. op een hoghe stede; E.H. daer hem. 2. E.F. al sijn; C. daer hie mochte al sijn volek oversien in soe; E. hietse. 3. C.E.F.H. alle. 4. E. souden; die dair quamen wien ende hem sijn cussen wouden; B. ende hem sijn cussen woude; F.H. ende....hant (ontbr.). 5. C. stolt; E. stout ridder, die alle storten haer tranen; B. eflieten; D. mit uutvlietenden tranen; C. afvlietenden; F. ridder in eflieten; G. man mit veel tranen; H. stout ridder in oflate van tranen. 6. C. naeten; H. grote jammer; B.E.F.H. ende (ontbr.). 7. E.G. sine vrienden; B.F. dat menne. 8. H. hem (ontbr.); C.F. duren; G. diere; H. duerbaren; C.F. balsamen; E. besalven ende balsemen souden; B. datmenne; C. dat men oen.
voetnoot27.
geslachte, die; cf. Mnl. Wdb. i.v. geslachte.
voetnoot30.
beroeft. Lees met den variant en den Sp. Hist. LIII. 52: gheroeft.
voetnoot31.
ghestoert, 1. ghescoert.
voetnoot32.
Sp. Hist. LIII. 54: ‘Want dine gelike wart nie verheven.’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken