Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij ons schijnt de zon (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij ons schijnt de zon
Afbeelding van Bij ons schijnt de zonToon afbeelding van titelpagina van Bij ons schijnt de zon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.64 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij ons schijnt de zon

(1983)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

18 Onze mogelijkheden zijn onderbewust zonder grenzen

‘Arnold,’ zei Mattheus, ‘ik moet je wat vertellen.’

‘Kan het niet morgen?’ vroeg Arnold.

‘Nee het moet nu,’ vond Mattheus.

Arnold draaide zich om en keek Mattheus slaperig aan. Deze zat met opgetrokken knieën de kasboeken te bestuderen.

‘Wat doe je met mijn administratie?’ Arnold was klaar wakker en kroop overeind.

‘Wij moeten eens overleggen,’ zei Mattheus plechtig. ‘Wij moeten maken dat we hier vandaan komen.’

‘Wie zegt dat?’ vroeg Arnold.

‘Dat zegt Rosa,’ zei Mattheus.

‘Wát,’ vroeg Arnold, ‘heb jij geluld, zeg op, heb jij ons...’

Arnold greep om zich heen, stapte wild uit bed en begon eigenaardig bloot en driftig de kasboeken te verzamelen.

‘Jij bent een paar lepels te ver gegaan,’ zei Mattheus, ‘jij was een beetje neringziek, grote stappen gauw thuis, dát was jij.’

‘Wát heb jij die trut verteld,’ Arnold stond op het punt om Mattheus met het kasboekje met de mooie Romeinse v om de oren te slaan.

‘Ga rustig zitten,’ zei Mattheus, ‘dan zal ik je vertellen wat Rosa voor ons gedaan heeft. Ze letten op je, ze hebben je in de gaten daar, we moeten weg.’

Arnold keek verslagen. ‘Je lult maar wat,’ zo probeerde hij zichzelf gerust te stellen.

‘Nee Arnold,’ vond Mattheus, ‘jouw maatje is jou aan het redden. We moeten weg.’

‘En sinds wanneer weet jij dat?’ vroeg Arnold achterdochtig.

[pagina 96]
[p. 96]

‘Sinds vanmiddag,’ zei Mattheus.

‘En jij vertelt me rustig dat je hebt zitten kutkeveren over je schuldgevoel.’ Arnold was verbijsterd.

‘Ik moest het eerst eens even controleren,’ zei Mattheus, ‘Truus kan soms zo zenuwachtig doen. Maar jij bent te ver gegaan, het is een wonder dat 't niet eerder opviel. Jij moet wel gedacht hebben dat ál die wijven leip zijn daar. Jij gaat daar tekeer de laatste weken, dat is geen werken dat is rauschen. Jij klauwt met laden tegelijk. Jij vráágt om moeilijkheden. Misschien wil je wel gepakt worden. Onderbewust dan,’ vergoelijkte Mattheus.

‘Krijg de pest met je onderbewust,’ zei Arnold.

‘Maar dat kan,’ zei Mattheus, ‘ik heb ook nogal 's wat onderbewust.’

‘Ik zal je wat anders vertellen,’ zei Arnold, ‘jij probeert mij een oor aan te naaien, jij wilt hier weg anders moet jij gewoon werken in je kutbaantje voor die paar kutstuivers, daarom kom jij met je kutverhaal, onderbewust,’ voegde Arnold eraan toe. ‘Werkschuw, onderbewust daar zul jij last van hebben. Zeg dat maar tegen Truus.’

Mattheus sloeg de ogen neer en keek daarna dweperig omhoog.

‘Ik wil graag de hele dag bij je zijn,’ bekende hij.

‘Je moet geduld hebben,’ zei Arnold, ‘maar dat van Truus dat lieg je.’

‘Ja,’ zei Mattheus, ‘maar toch moet jij een beetje voorzichtiger aan doen.’

‘Maak je me daarvoor wakker,’ vroeg Arnold.

‘Ik ben ongerust dat is het,’ zei Mattheus.

‘Welterusten,’ zei Arnold en trok de deken over zijn hoofd en daarna deden ze zolang alsof ze sliepen dat ze er slaap van kregen.

[pagina 97]
[p. 97]

‘Dag mevrouw De Zeeuw,’ zei Arnold de volgende morgen. Maar mevrouw De Zeeuw gaf geen antwoord.

‘Is er iets?’ vroeg Arnold.

‘Mijn zoon,’ begon mevrouw De Zeeuw.

‘Die donkere meneer?’ vroeg Arnold belangstellend.

‘Ik zit vreselijk in de put,’ vervolgde mevrouw De Zeeuw.

‘Hoe dat zo?’ vroeg Arnold gehoorzaam.

‘Hij ligt in het ziekenhuis en hij is geopereerd aan z'n blinde darm en weet je wat zo vreselijk is?’

‘Nee,’ zei Arnold.

‘Dat ze mij er niets van verteld hebben. Ze zeiden dat ie verkouden was. Mijn eigen zoon.’

‘Wat erg,’ zei Arnold.

‘Geopereerd,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘en ik weet van niets.’

‘Misschien wilden ze u niet ongerust maken,’ zei Arnold.

‘Hoe vind je dat,’ vervolgde mevrouw De Zeeuw haar eigen gedachtengang. ‘Vorige week was hij er nog.’

‘Maar hij is toch niet dood?’ vroeg Arnold ongerust.

‘Natuurlijk niet,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘doe niet zo bespottelijk. Zou jij het je eigen moeder niet vertellen als je naar het ziekenhuis moest?’

‘Natuurlijk wel,’ zei Arnold en dacht eens na of hij het zijn eigen moeder vertellen zou. Dat was niet het geval, was zijn conclusie. ‘De mensen zijn wel naar hè,’ zei hij.

‘Wat je zegt,’ zei mevrouw De Zeeuw. ‘Zo'n operatie is niet niks, er kan altijd wat fout gaan met die narcose.’ Arnold knikte. ‘En wat heb jij op je hart,’ veranderde mevrouw De Zeeuw van onderwerp. Arnold aarzelde zoals hij de halve nacht had liggen dubben. Maar hij besloot het erop te wagen.

‘Ze zeggen,’ begon hij.

‘Wat zeggen ze,’ vroeg mevrouw De Zeeuw.

‘Er worden vreselijke dingen over mij verteld.’

[pagina 98]
[p. 98]

‘Wat dan?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.

Arnold probeerde een snikachtig geluid in zijn stem te leggen.

‘Ze zeggen dat ik...’

‘Dat je wat?’ hielp mevrouw De Zeeuw.

‘Dat ik...,’ Arnold begon werkelijk zowat te huilen, ‘dat ik steel,’ snotterde hij tenslotte.

‘Ze zijn gek,’ zei mevrouw De Zeeuw resoluut. ‘Daar moet je je niets van aantrekken, de mensen zijn allemaal gek tegenwoordig.’

‘Maar ik vind het zo erg als ze zo iets van je dénken,’ zei Arnold en veegde met de mouw van zijn mooie witte jasje een paar tranen weg waarvan hij overtuigd was dat ze er waren.

‘Kom eens hier jij,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘niet huilen, daar hebben we niets aan.’

Arnold legde het boterhamtrommeltje op bed en ging zitten.

‘Eerst thee,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘en dan gaan we eens piekeren wat of we aan die onzin doen kunnen. Ik heb ze er ook over gehoord, daar moet zo snel mogelijk een eind aan komen.’

Arnold verbleekte van schrik en loerde tussen z'n mouw en z'n wenkbrauwen door naar mevrouw De Zeeuw, die thee zat in te schenken en van de aangename opwinding de melk vergat. Zwijgend reikte ze zijn kopje aan.

‘Drink eerst maar eens op,’ zei ze en haar gedachten zweefden weg naar een oplossing. ‘Ik geloof dat ik iets weet.’

Arnold keek hulpeloos omhoog naar de bureaustoel. ‘Ja ik geloof waarachtig dat ik het heb,’ zei mevrouw De Zeeuw.

‘Weet u wat ook zo erg is,’ zei Arnold, ‘ik spaar altijd en nu heb ik iets gespaard en straks denken ze misschien nog dat ik...’

[pagina 99]
[p. 99]

‘Stil,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘de moed verloren is álles verloren. Ik zit in de bewonersraad, dat weet je.’

‘Ja,’ zei Arnold, dit leek hem niet de goede kant op gaan.

‘Ik stel het aan de orde,’ zei mevrouw De Zeeuw. ‘Ik eis een agendapunt. Ik wil dat dat geroddel hier afgelopen is, punt uit,’ en ze gaf een tikje op het bureau ter ondersteuning. ‘Zijn ze nou helemaal gek. Ik neem meteen die andere malle affaire erbij dan is het punt van jou niet zo alleen.’

‘Welke?’ vroeg Arnold.

‘Ach, van meneer Wiegersma, van hem wordt gezegd dat hij stiekem een kat heeft. Die man heeft nooit een kat gehad, die houdt helemaal niet van dieren, dat is een door en door keurige man. En dan zeg ik ook van mevrouw hoe heet ze, dat mensje van hiernaast.’

Arnold keek bewonderend op. ‘Daar wordt nota bene van gezegd dat ze mijn koffie steelt, gek zijn ze, gek!’ Mevrouw De Zeeuw kreeg blosjes op haar wangen van de opwinding. ‘Terwijl ik al de koffie die ik krijg aan mijn dochter geef. Je krijgt hier immers zo bespottelijk veel koffie.’ Arnold knikte dankbaar. ‘Maak je nu maar geen zorgen, dat komt best in orde, ben je mal! Neem een sigaretje,’ en ze haalde een pakje te voorschijn uit de bureaulade. ‘Oh het begint me hier soms zo de keel uit te hangen, dat gezanik van die mensen die niets te doen hebben dan te klessebessen, ik denk soms weleens hoe kom ik hier weg.’

‘Ga met óns mee,’ zei Arnold spontaan, ‘wij willen naar het buitenland.’

‘Met je vriendin zeker, nee ik heb geen zin om een sta in de weg te zijn.’

‘Ik ga met een vriend van me,’ zei Arnold.

‘Heb jij een vriend?’ vroeg mevrouw De Zeeuw, ‘en ik hoorde je steeds over dat vervelende meisje.’

‘Dat heb ik weggedaan.’ Arnold sloeg de ogen neer.

‘En nu heb je een vriend?’

[pagina 100]
[p. 100]

Arnold knikte.

‘Goed dat je dat spook hebt weggedaan, dat werd toch niets met al die kwaaltjes,’ vond mevrouw De Zeeuw.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken