Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1982)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

12 Een welkome afwisseling

Er werd gebeld. Al lezend liep Martijn, die de laatste tijd vroeg opstond zonder dat daaraan moeizame voornemens vooraf waren gegaan, naar de deur, aangekleed en wel. De post bracht hem een telegram. Martijn legde z'n boek op de overloop en haastte zich de trap af wat heel wat gemakkelijker ging sinds er een fiets minder stond. Met het licht was alles echter bij het oude gebleven, dus liep Martijn in het donker naar boven en maakte het telegram in zijn kamer open: Bel ons zodra Martje thuis is - stop - Thomas.

Thomas, dacht Martijn, zijn vader zou toch niet up to date geworden zijn? Verdomd autoritair zinnetje was het ook, typisch vader, dacht Martijn en verbeterde zichzelf: typisch Thomas. Hij zou proberen hem voortaan bij zijn voornaam te noemen. Helemaal lekker ging het nog niet: ‘Hallo Thomas, goeiemorgen Thomas, goeiemiddag Thomas,’ oefende Martijn en toen voelde hij zich langzaam ongerust worden. Waarom zou hij moeten bellen? Ze zou toch zèlf kunnen bellen? Geschrokken keek hij om zich heen, wat voor dag was het vandaag? Haastig zocht hij de krant die hij die morgen nog in bed gelezen had. Sinds de verdrietige ontmoeting met mevrouw de Bruin lag de ochtendkrant 's morgens voor zijn deur. Haastig liep Martijn naar de keuken waar hij Martje's boodschappenlijstje, dat hij eerst tot een prop had gemaakt en toen een schop had gegeven, van achter de vuilnisbak opdook. Hij streek het papier glad en daar verscheen Martjes ronde handschrift: De 12e (maandag) ben ik er weer, schreef Martje. Terug naar de krant: dinsdag 13 januari. Nerveus zocht hij zijn portemonnaie en zijn agenda, trok z'n jas aan en liep de straat op.

Hoe was het nu toch mogelijk dat hij haar helemaal ver-

[pagina 76]
[p. 76]

geten had. In de telefooncel draaide hij zenuwachtig het lange nummer.

‘Pronto,’ klonk het eindelijk na veel getik.

‘Papa,’ riep Martijn.

‘Pronto,’ was het antwoord en toen was de verbinding verbroken en moest Martijn weer achter in de lange rij van Marokkanen en Turken gaan staan.

Toch kwam hij weer aan de beurt, zoals de juffrouw al gezegd had.

‘Papa,’ schreeuwde Martijn.

‘Ben jij het, Martijn?’ klonk Barbara uit de verte. ‘Is Martje daar?’

‘Nee,’ schreeuwde Martijn angstig, ‘waar is ze?’

‘Dat weten we niet,’ kon Martijn nog net horen en toen leek Barbara's stem weg te zweven over de Alpen.

‘Pronto, pronto,’ klonk het nu duidelijk. ‘La signora Wielbrienk?’

‘Si, si, voglio la signora Wielbrienk,’ zei Martijn.

‘Eccola,’ zei de telefoniste opgewekt en toen klonk het tut-tut-tut-tut als van een muizenhart in de intensive-care.

Martijn stond een poosje voor zich uit starend te luisteren met de hoorn in z'n hand. Op het getik op de glazen deur draaide hij zich om. Een kleine donkere man wees op zichzelf: ‘Iek,-iek,’ hij wilde naar binnen. Toen Martijn de deur open deed, kroop hij onder zijn arm door de telefooncel in.

Slenterend liep hij naar huis, wat moest hij doen? Misschien was ze inmiddels aangekomen?

Hij versnelde zijn pas, als ze er niet was zou hij bij Suzanne telefoneren. En Suzanne herinnerde hem weer aan Leo, ze zou toch met Leo meerijden? Hij draafde de trap op, pakte geld uit het derde boek van links, rende weer naar beneden, zocht naar zijn fiets en toen die gestolen bleek, besloot hij te gaan lopen.

Suzanne was eerst niet erg onder de indruk van zijn ver-

[pagina 77]
[p. 77]

haal. Maar toen zij zich er Martje bij voorstelde, begreep ze Martijns ongerustheid beter.

De verbinding was nu in één keer goed. Thomas probeerde geruststellend te klinken. ‘Ja, ze was zondag vertrokken. Nee, Leo was al eerder weggegaan.’

Martijn haalde opgelucht adem.

Nee, ze had niet gezegd dat ze wegging.

‘Dus het is helemaal niet zeker dat ze hier naar toe komt? Hoe konden jullie 'r dan weg laten gaan terwijl ze ziek was?’

Martijn werd plotseling woedend op z'n vader. ‘Moest je weer zo nodig lezen? Wat zijn jullie voor een stelletje...’ Martijn kon het woord niet vinden van de opwinding.

Suzanne beduidde hem wat rustiger aan te doen en Martijn haalde diep adem en zei met schelle stem: ‘Goed, goed, jullie kunnen het niet helpen.’

‘Als ze er morgen niet is, kom ik naar Amsterdam,’ zei Thomas.

‘Maar als we nou niet weten of... misschien is ze in Rome.’

‘Nee,’ hield Thomas vol, en zo ging het nog een tijdje door tot Martijn ‘dag Pap’ zei en uitgeput de hoorn op de haak legde.

Suzanne, voor wie het wel een heel welkome afwisseling was, nam alles nog eens rustig met Martijn door en schonk wat koffie in die hij gehoorzaam opdronk.

Martijn kon nu het beste naar huis gaan zo besloten ze en Suzanne zou meegaan zodat hij niet alléén in spanning behoefde te zitten. Martijn vroeg zich af of hij deze regeling wel zo prettig vond in het geval Martje thuis zou komen, maar het idee dat Suzanne er tijdens het wachten zou zijn, leek hem toch aantrekkelijk.

Gezeten achter op Suzannes fiets wist Martijn opeens dat hij de zijne voor de bibliotheek had laten staan. Wetend dat hij in nood verkeerde vervoerde Suzanne hem gehoorzaam naar de bibliotheek van waar zij elk op hun eigen fiets ver-

[pagina 78]
[p. 78]

trokken zouden zijn, ware het niet dat Martijn ontdekte dat zijn sleuteltje thuis op de keukentafel lag.

Onderweg bedacht Suzanne dat het wel eens een lange wake kon worden en tegen Martijns zin werden Suzannes lievelingsbroodjes ingeslagen.

Thuisgekomen nestelde Suzanne zich met Martijns dictaat staatsrecht op het bed en probeerde zijn handschrift te lezen terwijl Martijn achter zijn bureau wat schijnbewegingen zat te maken.

‘Zullen we de radio aanzetten?’ vroeg Suzanne.

Martijn begreep het direct en zocht het nieuws van één uur.

‘In Polen,’ hoorden ze de nieuwslezer zeggen, ‘is de toestand...’

Er waren geen vliegtuigen naar beneden gevallen en geen treinen op elkaar gereden, en geen achttienjarige vrouwen dood aangetroffen, dat stelde wel wat gerust, maar autoongelukken waren geen nieuws, dacht Martijn angstig.

‘Het kan dus niets ernstigs zijn,’ zei Suzanne bemoedigend en Martijn liet het maar zo.

Waar kon Martje zijn? Martijn betrapte zich erop dat hij afwisselend ongerust en kwaad op haar was. Op momenten dat hij haar in gedachten met ‘stomme trut’ aansprak was hij niet ongerust. Kort daarop schaamde hij zich weer voor die verwijten en liep z'n hart over van bezorgdheid. Deze cirkelgang, die hij sinds vanmorgen negen uur nu wel honderd keer had afgelegd, legde hij aan Suzanne voor.

Suzanne was meer dan op de hoogte met het verschijnsel dat men niet gelijktijdig kwaad en bezorgd kan zijn en dat maakte Martijn weer iets minder ongelukkig met zijn eigen innerlijk. Het deed hem er overigens aan denken dat hij zich ten opzichte van Martje wel vaker, zo niet steeds, in zo een moeilijk proces van tegenstellingen bevond. Maar ook deze gedachte leverde hem weer zoveel schuldgevoel op dat hij er

[pagina 79]
[p. 79]

al snel van was afgeleid.

‘Zou Leo er niet méér van weten?’ vroeg Suzanne plotseling.

Martijn wist niet waarom hij zo schrok maar hij moest toegeven dat het te proberen viel.

Nee, Suzanne zèlf kon natuurlijk niet bellen, hoe kwam hij daar nou bij, begreep hij er dan zo weinig van? Dat was zo, jammer genoeg, en Martijn besloot het griezelige plan nog wat uit te stellen door Suzanne haar broodjes aan te bieden. Suzanne zelf vond één daad van opofferingsgezindheid genoeg voorlopig en herinnerde Martijn er niet meer aan.

Dat laatste was ook niet nodig want Martijn dacht aan niets anders.

Zo brachten ze de middag door, plannen opperend, plannen afwijzend, tot ze de sleutel in het slot hoorden steken en het licht aan hoorden gaan.

Tegelijk sprongen ze op en liepen naar de overloop.

‘Goeiemiddag,’ zei De Bruin verlegen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken