Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1982)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 158]
[p. 158]

27 Een prettige omgeving om tot rust te komen

Een beetje witjes, wat geschrokken, had Martje eruit gezien naast Thomas in de taxi. Martje had pillen meegekregen en ze zou in psychotherapie gaan. Maar het leek Thomas beter als ze eerst eens tot rust kwam in een omgeving waar ze het prettig vond.

‘Zullen we de Kerstvakantie proberen overnieuw te doen?’ vroeg Thomas.

‘Misschien wil Martje heel wat anders,’ had Geesje gezegd en Thomas had weer de pest aan haar gekregen.

‘Ik weet niet of het zo'n goed idee is,’ zei Geesje, ‘want dan kan ze niet naar therapie.’

Dat leek Martje nu juist het goede van het idee. ‘Ik ga liever met m'n vader mee,’ zei ze eenvoudig en Thomas was haar dankbaar.

‘Is dat echt wat je wilt?’ drong Geesje nog eens aan en keek Martje aan alsof ze haar hypnotiseren wilde.

Maar Martje dacht aan de collegebanken, aan Leo die daar over de campus kon lopen en aan de psychotherapie en ze verlangde naar de stilte van de bergen waarin, wie weet, de muziek te horen zou zijn.

‘Ik kan het natuurlijk niet verbieden,’ begon Geesje.

‘Nee, dat kunt u zeker niet...’ - gelukkig - had Thomas eraan toe willen voegen maar dat leek hem te wraakzuchtig.

‘Zul je wel doen wat we hebben afgesproken?’ vroeg Geesje, ‘zul je pissige brieven gaan schrijven, je hoeft ze niet op te sturen, dàt kan tenminste wèl?’

Thomas keek verwonderd, vooral toen hij Martje gretig ja hoorde zeggen. ‘Dat beloof ik,’ zei Martje ten overvloede.

‘Niet gaan zitten dromen daar in die mooie bergen, maar werken jij!’

[pagina 159]
[p. 159]

Thomas vond dat het nu wel genoeg was geweest met de bemoeizucht en Geesje was zichzelf ook meer dan zat.

 

‘Ik ben benieuwd over hoeveel maanden we die terugzien,’ zei Geesje mismoedig tegen Jan Willem toen ze vertrokken waren.

‘Je moet maar zo denken,’ zei Jan Willem, ‘met iedere week dat ze er buiten blijft, wordt de staatskas gespaard.’

Maar Geesje was niet te troosten: ‘Dat kind heeft een aardige vader en ik stel me aan als een idioot en waarvoor? Voor nop, voor niks, voor de kat z'n kont of z'n kut,’ maar dat laatste leek haar ook weer niet te kloppen. Geesje gaf het op.

‘Straks is die kerel journalist en dan krijg jij een mooie column,’ zei Jan Willem dreigend.

‘Die man is geen journalist.’ Geesje was niet op te vrolijken en moest bovendien naar de volgende patiënt; cliënt heette dat een tijdje geleden nog; maar we leefden nu inmiddels in de harde aanpak.

 

In het vliegtuig, toen de ontmoeting met Martijn achter de rug was, begon Martje zich wat prettiger te voelen. Thomas had erop gestaan dat ze dezelfde avond nog zouden vertrekken.

‘Laat die boeken maar thuis,’ had Thomas gezegd toen Martijn ze wilde inpakken.

Martijn was een en al behulpzaamheid geweest.

‘Wil je dit mee, wil je dat?’

‘Let je een beetje op het gewicht?’ vroeg Thomas krenterig.

‘Je hoeft het niet naar Lugano te dragen,’ had Martijn hem afgebekt.

‘Als je de prijs voor extra bagage wist, zou je 't liever achter op je fiets gaan brengen,’ snauwde Thomas.

Daar had Martijn niet aan gedacht, maar natuurlijk liet hij

[pagina 160]
[p. 160]

dat niet merken.

Al kibbelend namen ze afscheid en het vriendelijke kneepje dat Thomas in z'n arm kreeg van Martijn en dat beduiden moest dat het allemaal maar een grapje was, werd door Thomas niet helemaal op waarde geschat.

Thomas was blij dat hij naar huis ging. Naar Barbara, naar zijn tuin, wèg van de snibbige Geesje, weg van die ongemakkelijke zoon bij wie hij niets goed kon doen. Hij keek eens naar Martje en knipoogde. Martje deed een heel moedige poging tot glimlachen. De koffie die in het vliegtuig geserveerd werd, vond ze lekker en in de broodjes had ze trek en langzaam kauwend keek ze naar die prachtige wolken. Martje had het naar haar zin. Wat haar betreft hadden ze naar Tokio kunnen reizen. Niemand zeurde en ze hoefde niets zolang ze hier zat.

‘Meisje,’ zei Thomas, ‘wat fijn dat je meeging,’ en verder zwegen ze.

Thomas las de krant en Martje bestudeerde de wolken en de stewardess deed lekker zachtjes, geen gerammel met borden en kopjes in haar wolkenwereld. Toen het vliegtuig ging dalen, voelde Martje haar oren weer suizen, maar het was ànders dit keer, ook al omdat haar hart er niet zo bij bonsde en bovendien werd er niet van haar verwacht dat ze antwoord gaf op vragen waarop ze het antwoord niet weten kon.

 

Barbara deed Martje op een of andere manier aan Geesje denken. Terwijl haar vader en Barbara elkaar omhelsden, keek Martje maar eens om zich heen. Plotseling kreeg Martje een zoen op haar wang van Barbara, die een arm om haar heen sloeg terwijl ze de hal doorliepen. Martje was blij dat Barbara haar al gauw los moest laten om Thomas met de koffers te gaan helpen.

Het was zo zacht en zwoel buiten, dat Martje het gevoel

[pagina 161]
[p. 161]

had dat ze uitdijde, dat ze er omvangrijker door werd alsof de koude van thuis haar lichaam meer bij elkaar gehouden had en nu los liet zodat de scheiding tussen haar en de buitenwereld minder duidelijk was dan thuis. Dat vond Martje een tamelijk vervelend gevoel. Haar vader dacht er anders over.

‘Oh wat heerlijk warm is het hier,’ zei hij en keek naar de sterrenlucht boven zich.

‘Ga nou niet zeggen dat het hier zo heerlijk ruikt,’ waarschuwde Barbara, ‘want dan geloof ik je niet meer. 't Is trouwens niet warm ook, schiet eens een beetje op, ouwe jongen!’ Barbara was zo blij dat Thomas weer thuis was dat ze Martje eigenlijk een beetje vergat. Dat kwam goed uit trouwens, ze had Martje geen groter plezier kunnen doen.

Thuisgekomen, wilde Martje graag meteen naar bed en daar hadden Thomas en Barbara begrip voor. Geen lastige vragen. Nee, thee wilde ze niet, het liefste meteen naar bed.

Thomas bracht de koffers naar haar kamertje, Barbara de tassen en Martje niets, een optocht voor drie personen.

Beneden gekomen, voelde Thomas het potje met Martjes pillen in de zak van z'n colbertje zitten toen hij het over de stoel wilde hangen. Even bleef hij stilstaan met het flesje in z'n hand. Toen wendde hij zich af, weg van de keukendeur waardoor Barbara kon binnenkomen. Hij draaide het dekseltje los en vliegensvlug liet hij driekwart van de inhoud in z'n jasje glijden. Het gebaar deed Thomas beven. Ingesleten was het, ongerept leek het al die jaren in hem bewaard te zijn gebleven. Hij voelde zich schuldig en bang. In gebaren schuilt magie, en in klanken en geuren, niet in woorden. Thomas voelde zich alsof hij ongeluk over zichzelf en zijn dochter had afgeroepen. Terug doen in het flesje? Het was te laat. Dingen kunnen verplaatst worden en ongedaan gemaakt worden, gebaren niet.

‘Wat sta je daar?’ vroeg Barbara binnengekomen, ‘tel je je

[pagina 162]
[p. 162]

zonden, je kijkt zo bedrukt?’

‘Ja zoiets,’ zei Thomas.

‘Wat heb je daar?’ vroeg Barbara.

‘Martjes pillen,’ zei Thomas.

‘Laat 'ns kijken, wat is dat mooi verpakt, hoe bestaat het, donker en licht blauw, ze lijken wel van Albert Heijn.’

‘Dat moet je helemaal inslikken,’ legde Thomas uit.

‘Dat plastic verteert toch niet,’ vond Barbara bezorgd, en ze bleek maar moeilijk te overtuigen van haar vergissing. Barbara liep met het flesje naar de schemerlamp.

‘Twee maal per dag één,’ vroeg ze verwonderd, ‘maar dan is ze er toch in vier dagen doorheen?’

‘Ik heb 't recept,’ zei Thomas, ‘ik haal wel nieuwe als 't nodig is,’ en hij was blij dat dat waar was.

‘Kom dan maar gauw zitten,’ zei Barbara, ‘en vertel me wat er allemaal gebeurd is, ik heb het niet zo goed begrepen door de telefoon.’

‘Eerst moet ik Martje even die dingen brengen,’ zei Thomas en hij was al weg en Barbara keek de kamer eens rond want er was iets dat ze niet leuk vond aan hun kamer deze avond.

 

Thomas en Barbara gingen die nacht om vier uur naar bed en op z'n zachtst gezegd waren ze behoorlijk aangeschoten. Thomas betrapte zich er op dat hij zich aan de stoel moest vasthouden toen hij de lege glazen naar de keuken wilde brengen. Vandaar dat ze hier en daar een lamp vergaten uit te doen en dat ook de gordijnen gesloten bleven die nacht.

 

Een van de verwarmingen bleek ervoor gezorgd te hebben dat het heel behaaglijk was in de zitkamer toen Barbara de volgende morgen binnenkwam.

Even later kwam Martje in haar pyjama, witjes, kringen onder de ogen. Het lijkt wel of zij ook een kater heeft, dacht

[pagina 163]
[p. 163]

Barbara nog, maar toen sloeg haar eigen hoofdpijn weer zo toe, dat Barbara het te druk met de vindplaats van de aspirines kreeg.

‘Wil je ook een beker warme melk?’ vroeg Barbara, toen ze zich eindelijk herinnerde dat ze in het keukenkastje achter de nooit gebruikte kopjes zoeken moest.

Martje was kouwelijk aan de keukentafel gaan zitten.

‘Nee, ik ga weer naar bed.’

‘Voel je je niet lekker?’ vroeg Barbara nu.

‘Nee,’ zei Martje, ‘maar 't gaat straks wel over, ik denk dat het het verschil in weer is,’ voegde ze er aan toe.

Barbara keek Martje even aan waardoor de melk overkookte en zich, toen ze de steelpan van 't vuur haalde, zwart aan de brander vastzette.

‘Zal ik je roepen voor het ontbijt?’ vroeg Barbara nog, ‘nou, ontbijt,’ ze keek eens op de keukenklok, het was al elf uur. Maar Martje bleek al naar boven verdwenen te zijn.

Stommelend kwam Barbara hun slaapkamer binnen. Thomas had zich omgedraaid en lag nu half op haar plaats van het bed te snurken. Niet al te voorzichtig duwde Barbara hem opzij, met het gewenste resultaat. Thomas hield op met snurken, en begon wakker te worden.

‘Ik heb melk gehaald,’ zei Barbara zachtjes.

‘Waar is Martje?’ vroeg Thomas, opeens klaarwakker.

‘Gewoon in bed,’ zei Barbara, ‘doe niet zo zenuwachtig, ik krijg er wat van,’ en ditmaal wist ze niet dat ze jaloers was. Maar ja.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken