Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1982)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 204]
[p. 204]

38 Het nadeel van visite

‘Zou jij niet eens een pilsje voor mij kopen?’ zei Sjef.

‘Ik zou niet weten waarom,’ zei De Bruin brutaal.

Sjef keek verbaasd op: ‘Ik vroeg daarnet of jij misschien een pilsje voor mij zou kunnen kopen,’ zei Sjef.

Toen De Bruin opkeek, zag hij dat de dame achter de tap er al eentje voor Sjef klaarzette en hem bestraffend aankeek.

Dus De Bruin knikte maar een beetje dat het een goed idee van haar was.

‘Niet goed geslapen?’ vroeg Sjef na een tijdje.

‘Nee,’ zei De Bruin, dankbaar dat hem een excuus werd aangereikt.

‘Van teveel slapen kan je ook héél moe worden,’ zei Sjef en hij wisselde even een blik met de dame achter de tap.

‘Problemen?’ vroeg Sjef.

‘Ik kan mijn eigen woning niet in,’ zei meneer de Bruin.

‘Hoe dàt zo, visite?’

De Bruin keek op en zag dat Sjef misschien straks weer zou gaan lachen.

‘Truus nodigt elke zaterdag twee gekken uit bij haar thuis.’

‘Wàt?’ zei Sjef.

‘Twee gekken,’ mompelde De Bruin, ‘van het gekkenhuis.’

‘Santpoort?’ vroeg Sjef ongelovig.

‘Ik weet het niet,’ zei De Bruin. ‘Ze ging altijd bij die ene op visite.’

‘Weet je zeker dat ze alleen maar op visite ging?’ vroeg Sjef.

De Bruin knikte geblesseerd en bestelde nu een pilsje voor zichzelf.

‘Vertèl nou 's wat man,’ zei Sjef ongeduldig en nam een slok.

[pagina 205]
[p. 205]

De Bruin haalde z'n schouders op. ‘Die ene is een ouwe man van één hoog en die andere is een vrouwtje, dat woonde beneden bij ons toentertijd.’

‘Nou,’ smakte Sjef keurend, ‘dan is er toch niks gebeurd eigenlijk, niet?’

‘Hoe bedoel je?’ vroeg De Bruin.

‘Dan woonde jij toch eigenlijk al in een gekkenhuis? Zo is het toch?’ zei Sjef tegen de dame achter de tap.

‘Op de woning zeg ik,’ zei meneer de Bruin, ‘op mijn woning,’ en hij wees op zichzelf om Sjef het verschil te laten voelen. Daarvoor kreeg hij een pilsje cadeau van Sjef.

‘Ze heeft ze uitgenodigd zonder mij daarvan in kennis te stellen,’ zei De Bruin en dacht aan Willemse. Wat hij van die man al niet opgestoken had. ‘Dat vrouwtje kreeg een kind van een professor.’ De Bruin keek opeens alsof er twee draadjes in z'n kop verbonden werden waardoor de lamp aanging. ‘Uit Buitenveldert!’ riep hij uit. ‘Sjef, die pooier die dat vrouwtje met dat kind heeft laten zitten, die is professor in Buitenveldert! Doet jou dat niet ergens aan denken, toevallig?’

‘Nee,’ zei Sjef, ‘ik zou niet weten waaraan,’ en keek voor zich uit.

‘Dat vrouwtje is daar helemaal mesjokke van geworden,’ zei De Bruin.

‘'t Is niet waar,’ zei Sjef toen hij merkte dat De Bruin een andere dan de gevreesde weg leek in te slaan met zijn associatie.

‘Dat zou best die man van jou wel 's kunnen wezen,’ zei De Bruin.

‘Buitenveldert?’ vroeg Sjef.

‘Ja, Buitenveldert,’ zei De Bruin dreigend.

‘Bestáát niet,’ zei Sjef.

‘Waarom niet, 't is anders wel toevallig.’ De Bruin ging 's lekker zitten, maar 't was gauw over.

[pagina 206]
[p. 206]

‘Jantje,’ zei Sjef en schuifelde een beetje naar hem toe, ‘zal ik jou eens wat vertellen, moet jij 'ns goed horen. Buitenveldert zei je toch?’

‘Ja,’ knikte De Bruin.

‘Buitenveldert zit vol!’

‘Vol wàt?’ vroeg De Bruin.

‘Professors.’

‘Professors,’ herhaalde De Bruin ongelovig.

‘Huis aan huis,’ zei Sjef.

‘Je meent het,’ zei De Bruin teleurgesteld, ‘heeft die kerel nog opgebeld?’

‘Nee,’ zei Sjef en draaide zich om.

‘Kan jij niet even bellen?’ vroeg De Bruin aan Sjefs rug en hield zijn adem in van spanning. Maar Sjef had nèt een pilsje besteld, dus hij moest wachten.

‘Sjeffie,’ zei De Bruin.

‘Ik heb mijn opschrijfboekje niet bij me,’ zei Sjef nors.

‘Jawel,’ zei De Bruin.

Sjef gaf geen antwoord.

‘Ik zie je opschrijfboekje zó zitten,’ zei De Bruin en keek verliefd naar het dunne rechthoekje dat zich op Sjefs kont aftekende. ‘En je potloodje,’ zei De Bruin, maar dat verzon hij in zijn overmoed.

‘Kàn niet,’ zei Sjef, ‘dat draag ik tegenwoordig nooit meer daar.’

‘Maar wèl je opschrijfboekje,’ hield De Bruin vol. Wat hem vandáág toch bezielde. 't Kwam zeker van de gekken. ‘Zal ik het even pakken, Sjef?’ vroeg De Bruin.

‘Jij blijft van mijn opschrijfboekje af en van mij helemaal,’ zei Sjef en haalde het boekje te voorschijn.

‘Ongeveer in het midden was het,’ zei De Bruin. Maar Sjef was aan het lezen gegaan.

‘In het midden moet je zijn Sjef,’ zei De Bruin nog 'ns.

Nu bladerde Sjef zijn boekje door en De Bruin donderde

[pagina 207]
[p. 207]

bijna van zijn kruk, zó schrok hij van zijn eigen gedachte. Het was te laat, Sjef had het gevonden.

‘Weet je wat daar staat?’ vroeg Sjef.

‘Ja,’ stamelde De Bruin.

‘Daar staat Jantje f 200, -, dàt staat daar te lezen,’ zei Sjef en liet het De Bruin zien.

‘Daarom vroeg ik of je misschien even bellen wilde, Sjef,’ zei De Bruin, dankbaar voor z'n eigen inval.

‘Weet je wat ik van jou krijg?’ zei Sjef.

‘Tweehonderd ballen Sjef,’ zei De Bruin.

‘Wat heet,’ zei Sjef, ‘dat óók, maar ik krijg van jou nog 'ns de tering.’

‘Neem een pilsje van me,’ zei De Bruin. Ze zwegen.

Toen stond Sjef op en De Bruin was bang dat hij ging afrekenen, maar in plaats daarvan bewoog Sjef zich met zware stappen naar het telefoontoestel in het hoekje van de tap.

Terwijl hij De Bruin zo aan bleef staren dat deze de ogen erdoor neersloeg, pakte hij de hoorn op. Sjef hield nu het boekje op armlengte voor zich uit en vroeg aan de dame achter de tap: ‘Wat staat daar?’

‘Daar staat,’ zei deze en ze kneep haar ogen ingespannen toe, ‘daar staat... dat kan ik niet meer lezen jongen, als jij zo eigenaardig schrijft.’

‘Wat staat daar?’ vroeg Sjef nu aan z'n nieuwe buurman. Deze pakte de bril van de dame achter de tap, hield hem ondersteboven voor zijn ogen en zei: ‘Ik zie een zeven, een acht, een drie, dan een die ik niet kan lezen en dan een vier en dan een nulletje, dat denk ik tenminste,’ en hij liet het boekje aan z'n buurman zien. Deze nam het over en toen kon De Bruin meelezen.

‘Daar staat een zeven en dàn een acht en dàn een drie en dàn,’ De Bruin haperde, ‘een zes en dàn een vier en dan nog een zes.’

En De Bruin nam een slok terwijl Sjef met één hand een

[pagina 208]
[p. 208]

sigaret uit het pakje frommelde onder het wachten.

De hele kroeg lette nu goed op. Sjef leek op te schrikken: ‘Met Sjef/ zei hij. ‘Ik heb mijn maat hier en die wil weten van dat badkamertje/ zei hij en keerde zich eens goed naar De Bruin.

‘Wàt?’ zei Sjef. Hij legde zijn hand op de hoorn en zei tegen de kroeg: ‘Hij denkt dat je volgende week kan beginnen. Hij is het even aan zijn vrouw aan het vragen.’

‘Ja,’ zei Sjef, ‘ja, dan komt hij morgen even langs.’

‘Zondag?’ vroeg Sjef, ‘oh ja, maandag dan, ik stuur 'm langs, goeiemiddag!’

‘Geregeld,’ zei Sjef.

De Bruin was verbijsterd.

‘Daar mag jij wel 's wat van laten merken,’ zei de man die het telefoonnummer bijna goed had gelezen.

‘Rondje voor mij,’ zei De Bruin.

‘Waar wou jij dat van betalen?’ vroeg Sjef.

‘Jij had toch wel gelijk,’ zei De Bruin.

‘Waarmee?’ vroeg Sjef.

‘Dat dat niet die vogel van dat vrouwtje van mij beneden is,’ zei De Bruin.

‘Waarvoor niet?’ vroeg Sjef.

‘Hij had toch een vrouw?’

‘Wat zou dat?’ vroeg Sjef en toen zwegen ze weer even.

‘Zèg,’ zei Sjef ineens.

‘Wat?’ vroeg De Bruin.

‘Het was toch een man alléén?’

‘Jawel,’ zei De Bruin, ‘maar dat kan toch veranderen, Sjef!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken