Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (9.35 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1987)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

4 Vasten seatbelts

‘Krijg nou de pleuris,’ zei mevrouw de Bruin, ‘ik geloof dat de goudkust gaat verhuizen, allemaal koffers op de overloop.’

‘Dan zal ik die stereoinstallatie niet aan barrels hoeven slaan,’ zei meneer de Bruin, en gaapte.

‘Jij bent liever lui dan moe,’ mopperde ze vriendelijk. ‘Waarom kraken we die woning eigenlijk niet, dat kan toch? Hé? Dan zou de kleine jongen een eigen kamertje hebben.’ Mevrouw de Bruin dacht te weten waar de ingang van zijn hart lag. ‘Zou het bekerkastje even ruimer komen te hangen als 't buffet even op kon schuiven, als 't aquarium naar beneden kon, hè?’

‘Het aquarium blijft hier,’ zei meneer de Bruin. Dat leek op onwil maar het was gewoonte, niets aan de hand. Meneer de Bruin was een hobbykamer voor zichzelf aan 't inrichten in de kamer van Martijn, het ging er piekfijn uitzien.

Jammer genoeg moeten wij hen hier zo vrolijk dromend op deze feestelijke zondagmorgen achterlaten, want Martje ging op reis. Alles was klaar, de voorkamer gestofzuigd, de boodschappen voor Martijn stonden op het leitje, de keuken was gesopt, het briefje met de waarschuwingen lag op het aanrecht, de koffers stonden bij de trap. Martje ging aan haar lege eettafel zitten en dacht na. Zou oom Leo wel plaats hebben voor al die koffers? Had ze de pillen tegen wagenziekte niet te vroeg ingenomen? Zou je misschien ziek van die pillen worden als je niet reed? Zou ze het niet prettiger gevonden hebben als ze gewoon met de trein zou zijn gegaan? Nee, dat was niet waar. Ze wist het niet precies wat ze ervan vond om met hem mee te rijden, griezelig?

Het was vijf voor tien en waarom was hij er nu niet, hij zou haar toch om tien uur ophalen? Als Martijn mee zou

[pagina 28]
[p. 28]

gaan dan was er niets aan de hand geweest. Waarom moest hij nou zo vreemd doen, waar was dat goed voor, om haar en vader in de steek te laten? Tranen schoten haar in de ogen. Dat gebeurde dikwijls als ze aan haar vader dacht. Ze zag hem altijd pijn hebben die niet te verhelpen was, wat ze ook deed. Als haar vader geen verdriet zou hebben, dan zou zij óók... Er werd gebeld. Martje liep naar de deur, trok aan het touw dat langs het trapgat hing.

Beneden stond een lange donkere man die turend in het zwarte trapportaal keek, z'n ruitjes-hoedje afnam en ‘Martje’ riep.

‘Ik kom eraan, oom Leo,’ zei Martje beleefd maar te zacht om het beneden te kunnen verstaan, en knipte het licht aan dat bij de vijfde tree van Leo al uitsprong. Martje was eraan gewend maar 't viel haar nu weer op en ze schaamde zich toen ze hoorde hoe een stuur van de fietsen Leo in de kraag gegrepen had en zijn pas vertraagde. De knoop van zijn loden jas zou nu danig onder spanning komen te staan, dat wist ze uit ervaring. Gelukkig liep het goed af.

Leo pakte de koffers op. ‘Ben je zover?’ vroeg hij en zette de koffers weer neer om Martje in haar wit-blauw-rood-gestreepte jack te helpen.

De koffers bleken in Leo's achterbak even gemakkelijk een plaatsje te kunnen vinden als op de sterreclame. En Martje voelde zich weer schuldig omdat ze voor haar vader een houten stoof had willen kopen - hij schreef immers over koude voeten - en het niet gedaan had. Ze had zich ingebeeld dat het ging om de te grote ruimte die de stoof in zou nemen, maar het was omdat ze stoven te duur had gevonden. Ook had ze niets lekkers bij zich voor onderweg omdat ze maar niet bedenken kon wat oom Leo lekker zou vinden en ze zich natuurlijk schamen zou als ze het verkeerde zou hebben meegenomen.

Met Leo was het inmiddels heel anders gesteld. Leo hield

[pagina 29]
[p. 29]

van vakantie. Beter gezegd, Leo had meer dan de pest aan z'n werk, al zou hij het zelf nooit zo uitgedrukt hebben.

Thomas was een geluksvogel, had in de goede tijd zijn huis verkocht en er de brui aan gegeven terwijl hij, Leo de sukkel, te bang was geweest toen het nog kon. Daarover nu echter niet getreurd, het was vakantie.

Z'n ski's zaten lekker op 't dak geklemd, de sneeuwkettingen netjes achterin - al was het hem nooit gelukt die om de banden te krijgen - Leo was tevreden.

Kind, wat ben je groot geworden, wilde hij zeggen, maar omdat hij nu wel drie keer een strip in het Handelsblad had gelezen waaruit duidelijk bleek dat je zoiets niet zeggen moest, zon hij op iets anders.

Terwijl ze de veiligheidsriemen aan het vastmaken waren - Martje deed dit voor de veiligheid en Leo om zijn auto te kalmeren die nerveus ‘fasten seatbelts’ flikkerde - wist hij het opeens: ‘Zou je me niet gewoon Leo noemen?’ En op de ongeruste blik van Martje: ‘Ik ben tenslotte niet eens een oom van je.’

‘Ja hoor,’ zei Martje gehoorzaam, terwijl ze zedig naar haar schoot keek.

‘Daar gaan we dan kindje,’ riep Leo opgewekt.

Hij gaf Martje een kus op haar wang, zette de radio aan en reed voorzichtig de smalle straat uit.

Ik heb Martijn vergeten te zeggen dat hij de vuilniszak morgen buiten moet zetten, dacht Martje.

Na de Utrechtsebrug zette Leo er goed de vaart in en keek nog even naar de contouren van z'n vermaledijde werkgever aan z'n rechterhand die in silhouet niet te onderscheiden vielen van een crematorium.

‘Aan uw rechterhand ziet u de gevangenis,’ zei Leo terwijl hij naar de universiteit wees.

‘De Bijlmerbajes is links,’ zei Martje.

‘Ik bedoel onze universiteit,’ lichtte Leo toe, ‘onze werk-

[pagina 30]
[p. 30]

plek eigenlijk,’ hij rilde van het woord. ‘Of vind je je studie leuk?’ vroeg Leo ongelovig.

‘Jawel hoor,’ zei Martje.

‘Pim pom pedepom pon pom,’ zong Leo mee met het strijkkwartet dat uit zijn radio kwam, ‘hoe bestaat het!’

‘Houdt u niet van uw werk?’ vroeg Martje.

‘Als je Leo zegt, dan moet je ook het u weglaten,’ zei Leo en hij dacht aan Rosa die nu waarschijnlijk nog met haar man in bed lag.

‘Roos, Roos, waarom moet ik weer alleen op reis.’

‘Wat zegt u?’ vroeg Martje.

‘Ik zei, Roos waarom moet ik zonder jou op reis,’ zei Leo.

‘Oh,’ zei Martje.

‘Dat is een lied,’ zei Leo en haalde een Daf in.

‘Oh,’ zei Martje. ‘Mag het raampje een beetje open?’

‘Als jij m'n petje van de achterbank haalt dan doe ik 't dak open,’ zei Leo en keek toe hoe Martje zich uit de riemen worstelde.

‘Fasten seatbelts, fasten seatbelts,’ zei de Volvo.

Leo glimlachte, in het park had ie Roos voor 't eerst gekust, ‘fasten seatbelts, fasten seatbelts’. Rosa scheen dat ridicuul te vinden en sindsdien had hij het lampje, waar ie waarachtig ooit nog trots op was geweest ook, lachwekkend gevonden, 'n Kaart kon hij natuurlijk sturen, een brief was moeilijker.

‘Martje, Martje,’ zei Leo, ‘is het leven niet prachtig,’ en hij frommelde een sigaret uit het nieuwe pakje en stak die aan met zijn nieuwe vakantie-aansteker, waarna hij hem terug legde zodat ze samen weer gezellig in het schone linker vakje lagen. Hij zette het petje op en deed het dak een kiertje open. ‘Zo heb je geen last van de rook, hoop ik.’

‘Nee hoor,’ zei Martje flink, hoewel ze wist dat ze meer last van wagenziekte zou krijgen als hij rookte.

‘Als we Arnhem voorbij zijn gaan we koffie drinken,’ zei

[pagina 31]
[p. 31]

Leo alsof hij haar gedachten raadde. Martje was opgelucht.

‘Richtiger Bohnenkaffee “mit” oder “ohne”?’ vroeg Leo.

‘Ohne wat,’ vroeg Martje.

‘Torte mein Kind.’

Martje voelde zich misselijk worden en glimlachte Leo vriendelijk toe.

‘Waar zullen we slapen?’ vroeg Leo, ‘langs de weg of in 't land?’

Daar had Martje nog geen moment aan gedacht. In haar verbeelding was de weg opgehouden bij Arnhem en begon hij weer na de Simplontunnel; er ìn eigenlijk. Zij vreesde altijd dat hij in zou storten.

‘Ik wilde niet aan één stuk doorrijden,’ zei Leo verontschuldigend.

‘Nee natuurlijk niet,’ zei Martje haastig, ze hadden immers pas maandag met haar vader afgesproken.

‘Waarom ging Martijn niet mee?’ vroeg Leo.

‘Hij zit voor een tentamen,’ zei Martje.

‘Hoe bestaat het,’ zei Leo.

‘Het is echt zo,’ hield Martje vol.

‘Ja natuurlijk, kon hij 't niet meenemen?’

Martje zweeg.

‘Over meenemen gesproken,’ zei Leo, ‘ik heb haring voor ze. Jij?’

‘Ik pindakaas,’ vertelde Martje en somde haar hele eigenaardige boodschappenlijstje op. Toen zwegen ze tot Keulen.

Om 6 uur reden ze de beddenpijlen achterna de duisternis in tot waar een oranje verlichte, heel professioneel gezellig gemaakte tempel opdoemde. Buiten was het zo koud geworden dat ze rilden toen Leo de deur open deed en uitstapte. Haastig kwam hij teruggelopen en gleed bijna uit over het enige stukje van de stoep dat niet helemaal zonder sneeuw was. Hij ging naast haar zitten.

‘Martje, ze hebben er maar één, vind je dat erg?’

[pagina 32]
[p. 32]

‘Nee hoor,’ zei ze automatisch. En toen Leo wegliep voelde ze haar hart bonzen: één bed of één kamer, wat...?

Opgetogen kwam Leo terug met de sleutel in de hand. Slim vermeed hij nu het sneeuwplekje.

‘Het is gelukt,’ zei hij voldaan en Martje beefde.

Klappertandend liepen ze met hun weekendtassen van de parkeerplaats naar de ingang waar ze zich erg op verheugden. Als de koffers gestolen worden, dacht Martje, dan hebben we niets voor vader bij ons en bovendien... Ze overwoog om in de auto te blijven slapen maar het leek niet haalbaar.

In de gezellige oranje kamer met de oranje stoelen stonden ze dan: twee leuke houten bedden met oranje spreien aan weerszijde van een gezellig tafeltje met een oranje kleedje.

Leo stak de oranje schemerlampjes aan, deed de oranje gordijnen dicht en zei dat hij het lekker warm vond.

‘Welke neemt u?’ wilde Martje vragen, maar ze verbeterde zich snel.

‘Ik geloof dat ik die oranje maar neem,’ zei Leo en Martje zag het nu ook.

‘Best een leuke kleur,’ zei ze.

‘Wel ja,’ zei Leo. ‘Kom op, moet jij nog in de badkamer zijn, dan gaan we drinken, èn eten,’ voegde hij er haastig aan toe.

Nu was het probleem dat Martje al een uur naar de wc moest en waarachtig niet voor iets onopvallends. Maar opgelucht bedacht ze dat er in het restaurant ook wel een zou zijn.

Na vijf minuten kwam Leo uit de badkamer alsof hij daar een rustkuur had ondergaan. Martje poetste haar tanden, waste haar handen en kamde haar haar. Uit angst voor teleurstelling bekeek ze zich nooit in vreemde spiegels.

‘Kom eens hier,’ zei Leo, ‘tandpasta,’ veegde met z'n zakdoek een stipje naast haar mond weg, dacht aan Rosa en kuste Martje op de verdwenen tandpasta.

[pagina 33]
[p. 33]

Na het eten en de vier glazen wijn die Martje had gedronken om Leo enigszins gezelschap te houden, voelde ze zich zo moe dat het leek alsof ze de afgelegde zeshonderd kilometer had gelopen. Leo daarentegen scheen er eerder wakker door te worden. Hij kocht zelfs nog een flesje wijn om ‘thuis bij de tv’ op te drinken.

Terug in hun kamer kleedde Martje zich uit in de badkamer en toen ze binnenkwam lag Leo in bed naar de tv te kijken, naar ‘Spel zonder grenzen’. Net was het team van Maasbracht aan de winnende hand of de mark die hij erin had gestopt was op, de tv ging uit en Leo zag dat Martje in slaap was gevallen.

Op z'n tenen liep hij naar haar bed, deed het oranje schemerlampje uit, schonk zichzelf nog een glas wijn in, stapte weer in bed en dacht aan Rosa.

Rosa, gekke Rosa, lieve Rosa, liefste Rosa, dacht hij en toen weer van voren af aan. Zou Thomas zich Rosa nog herinneren, als hij hem de foto liet zien misschien. Hoewel, Thomas was geen held op 't gebied van gezichten, maar tòch, zoveel vrouwen werkten er nou ook weer niet, wie weet. Als Rosa er niet geweest was, zou hij net als Thomas verder bedankt hebben voor de eer, aardig dochtertje had Thomas. Blij dat ik niet zo'n aardig dochtertje heb, dacht Leo, dit is geen wereld voor aardige dochtertjes. Morgen zou hij wat meer aandacht aan haar besteden. ‘Je denkt je niet genoeg in anderen in,’ had Rosa nog gezegd. Fasten seatbelts dacht Leo; deed het schemerlampje uit en sliep in.

Martje was druk in de weer met de Simplontunnel, al wist ze niet dat die het was. Naast Leo zat ze in hun kleine vliegtuig, vastgesjord in de riemen. Leo voerde vrolijk pratend duikvluchten uit die Martje het hart in de keel deden kloppen, verlamd zag ze het vriendelijke groene dal naderen waarin ze te pletter zouden vallen. Nauwelijks misten ze het dak van haar vroegere lagere school in Heemstede of er doem-

[pagina 34]
[p. 34]

de een bergtop op. Het kermisachtige vliegtuigje viel en viel. Martje probeerde te gillen en in plaats dat ze nu als dooie vliegen tegen de bergmuur kleefden, opende zich een tunnel die eerst een zwarte stip had geleken. Vlak boven de auto's vlogen ze nu, de vleugels schuurden tegen de tunnelwand en lieten sporen van vuur na. Nu raakten ze een auto. De chauffeur verloor de macht over het stuur en zou frontaal op een tegenligger botsen. Martje kon er verder geen aandacht aan besteden want er was nieuw gevaar. En God, dit zou het einde worden, een vrachtwagen stormde op hun vliegtuig af, de chauffeur kon ze duidelijk onderscheiden, het was haar vader. ‘Papa,’ schor hoorde ze haar eigen stem.

‘Martje,’ zei Leo, ‘Martje toch, kom nou, hier neem een slokje, kom nou maar.’

Martje snikte tegen zijn pyjamajasje. Naarmate zijn pyjama natter werd, werden Leo's voeten kouder, maar dat merkte hij niet. Wat hij wèl merkte was dat Martje hem danig opwond, en hij schaamde zich terwijl Martje daar voor 't eerst in haar leven geen last van had. Zo gaan die dingen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken