Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (9.35 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1987)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

9 Prettige Kerstdagen en gelukkig nieuwjaar

Die avond was Martijn speciaal vroeg thuis gekomen omdat hij Martje schrijven moest. Langer uitstellen zou betekenen dat hij Martje alleen met Leo terug zou laten reizen.

Hij had al opgebeld om ‘prettige Kerstdagen’ te wensen en daarna nog eens met ‘gelukkig nieuwjaar’. Zijn vader had er ten onrechte uit geconcludeerd dat Martijn attent was geworden.

Maar Martijn had z'n boodschap aan Martje niet kwijt gekund. Hij kon eenvoudig de ingang niet vinden. Op ‘Hoe was de reis?’ antwoordde Martje: ‘Goed hoor, weinig last van sneeuw,’ en hoe kon hij dan over de brug komen, hij wist immers niets?

En misschien wàs er ook niets. In dat geval zou ze hem er maandenlang mee plagen.

‘Hallo Martje,’ schreef Martijn, maar dat was fout, daar was het onderwerp te ernstig voor.

‘Beste Martje,’ was te koel en ‘lieve Martje’ stond zo lullig.

‘Martje,’ schreef Martijn tenslotte, ‘hoe gaat het met je?’

Met mij gaat het goed, dacht Martijn, dat ontbreekt er nog aan en hij scheurde het velletje uit zijn blocnote. Gelukkig scheurde het scheef zodat hij even uitstel had door de bovenkant van het schrijfbloc weer op orde te brengen. Als hij er eens een plaat bij opzette en een glas wijn nam? Instrumentaal moest hij hebben, bij vocaal kun je niet schrijven. Nèt had hij alles voorbereid en wilde hij weer achter z'n bureau gaan zitten of er werd zachtjes geklopt. Verwonderd deed Martijn open. Daar stond mevrouw de Bruin. Ze zag er verwilderd uit en ze stotterde.

‘Kan de stereo uit, kan alstublieft de stereo uit,’ en toen begon mevrouw de Bruin zo te huilen dat Martijn niet wist

[pagina 60]
[p. 60]

waar hij kijken moest. Daarom liep hij vlug naar zijn grammofoon en zette de plaat af. Toen hij zich omdraaide zag hij dat mevrouw de Bruin met haar hoofd tegen de deurpost stond en ze snikte zo hard dat ze er met haar voorhoofd tegen aan bonsde terwijl ze schokkend haar adem uithuilde.

‘Ik ben zo bang,’ verstond Martijn, ‘ik ben zo bang.’

‘Waarvoor dan,’ vroeg Martijn, maar ze gaf geen antwoord.

Tot ze plotseling opkeek, Martijn met geteisterde, huilende ogen aankeek en zei: ‘Ik vermoord hem,’ en toen hield ze even op met huilen en wreef met haar hand haar tranen en haar mascara tot een papje over haar gezicht.

‘Komt u even binnen,’ zei Martijn geschrokken.

Mevrouw de Bruin liep rechtstreeks naar de fauteuil die hij van z'n vader had gekregen en verborg haar gezicht in haar schoot. Martijn liep naar het washandje dat nu al zo vaak goed van pas was gekomen en liet het goed doorspoelen met lauw water. Omdat mevrouw de Bruin hem niet zag staan toen hij terug was met het washandje, liep hij terug en vulde een glas met water.

Martijn stond nu weer naast haar, in z'n rechterhand het glas, in z'n linker het lauwe lapje. Even raakte hij haar schouder aan, toen keek mevrouw de Bruin geschrokken op en begon opnieuw te huilen. Martijn ging er op z'n hurken naast zitten. Maar het duurde nogal een tijdje en daarom kon Martijn goed zien dat mevrouw de Bruin eigenlijk iets anders nodig had. Voorzichtig zette hij het glas op de grond, het lapje eroverheen en liep naar de keuken waar hij een stuk van de keukenrol aftrok. Martijn was zo nerveus geworden dat het scheef ging, zodat hij een stuk met een lange scheve reep te pakken kreeg. Hij frommelde het papier tot een prop. Ook al omdat hij de vrolijke rode appeltjes die op de zijkant stonden zo ongepast vond en bang was dat mevrouw de Bruin er nog verdrietiger door zou worden. Weer raakte hij

[pagina 61]
[p. 61]

haar schouder aan en nu zag mevrouw de Bruin wèl wat hij haar voorhield. Ze snikte nog en nam het stukje keukenrol met beide handen aan, veegde er haar gezicht mee schoon en snoot er haar neus in. Marlijn hield z'n hand al uitgestoken en mevrouw de Bruin legde haar propje er meteen in en nam het washandje aan dat hij haar gaf. Martijn liep even naar de keuken, deed het papier in de pedaalemmer en nam gelijk een nieuw stuk mee.

‘Sorry,’ zei mevrouw de Bruin toen hij weer binnenkwam, ‘ik schaam me zo voor u,’ en toen begon ze weer te huilen.

‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg Martijn, die er zelf ook trillerig van was geworden. Hij nam het washandje dat op haar knie lag er even af en zag dat de witte plissérok nu een plooiloos nat plekje had gekregen.

‘Hij heeft me,’ begon mevrouw de Bruin en pakte het glas aan dat Martijn haar voor hield. Haar tanden klapperden tegen de rand. ‘Hij heeft me...’ ze begon weer te huilen en nam toen een flinke slok.

‘Dat kunt u zich niet voorstellen,’ zei mevrouw de Bruin nu iets kalmer. ‘Dat kunt u zich niet voorstellen. Hij komt er nooit meer in, nooit meer. Ik doe de deur op slot, hij...’

‘Wat heeft hij dan gedaan,’ vroeg Martijn, maar mevrouw de Bruin was zo in de war dat ze er geen antwoord op wist, of beter: ze durfde het Martijn niet uit te leggen omdat ze zich zo schaamde voor alles wat haar was overkomen.

‘Heeft u misschien een sigaret?’ vroeg mevrouw de Bruin daarom maar.

Martijn was blij dat hij die wist te liggen in de la van de eettafel in Martje's kamer, met een aansteker ernaast. Mevrouw de Bruin pakte er bevend een uit het doosje en als een dorstig vogeltje trok zij eraan toen Martijn haar vuur voor hield. Met duim en wijsvinger hield ze hem vast. Even hield ze haar arm voor haar ogen en streek die toen naar boven zodat het haar dat op haar voorhoofd kleefde omhoog ging.

[pagina 62]
[p. 62]

‘Het is zo èrg, zo èrg,’ zei mevrouw de Bruin, ‘dat kunt u niet begrijpen.’

Martijn stond er zwijgend bij en hij kon maar niet bedenken wat hij zeggen moest.

‘Wilt u een glaasje wijn?’

Mevrouw de Bruin knikte.

Martijn gaf haar een glas en gretig nam ze een paar slokken.

‘Ik schaam me zo dat ik binnenkwam - maar ik kon echt niet meer en ik kan niet naar m'n zuster toe ook.’ Ze was nu wat kalmer geworden en had een beetje de hik. ‘Sorry,’ zei ze, ‘sorry, ik ga zo weer naar boven.’

‘Maar wat is er dan gebeurd?’ vroeg Martijn nog eens.

‘Hij is helemaal niet mijn man,’ zei mevrouw de Bruin en ze begon haast weer te snikken. ‘Ik zou me schamen als hij mijn man was.’

‘Maar dat is toch niet zo erg,’ zei Martijn.

‘Mannen,’ zei mevrouw de Bruin, ‘mannen, meneer u weet niet half hoe erg ze kunnen zijn.’

‘Wat heeft hij u dan gedaan?’ vroeg Martijn die nu toch iets heel ergs verwachtte. Mevrouw de Bruin keek hem aan.

‘Hij heeft me aangerand,’ zei ze.

‘Wie?’ vroeg Martijn, die het niet begreep.

‘Die man van z'n werk,’ zei mevrouw de Bruin, ‘en hij...’ en ze begon weer te snikken maar veegde nu haar tranen weg terwijl ze stroomden. ‘Hij heeft 't expres... Hij ging expres weg zodat... Ik vond het al raar, ik vond het al zo raar... Oh ik ben toch zo stom, hoe kon ik nou zo stom zijn?’ Ze keek hem vragend aan. Maar Martijn begreep niet goed wat zij hem zeggen wilde en keek vragend terug, terwijl hij een schoteltje onder haar sigaret hield die nu doelloos uit haar hand hing.

‘Hij heeft me expres aan laten randen,’ zei mevrouw de Bruin tenslotte.

[pagina 63]
[p. 63]

‘Maar dat kàn toch niet,’ zei Martijn en hij probeerde het met man en macht te begrijpen. ‘Waarom zou uw man dat doen?’

‘U kent hem niet,’ zei mevrouw de Bruin, ‘u kent hem niet.’

‘Nee,’ gaf Martijn toe en dacht na terwijl hij op het bed tegenover haar ging zitten. Zou het dan toch waar zijn? In z'n hart had hij steeds geloofd dat het sprookjes waren die de feministes hem vertelden.

‘Heeft hij u,’ Martijn kon het woord maar niet vinden, ‘geslagen of zo?’ vroeg hij toen maar.

Mevrouw de Bruin schudde van nee.

‘Was het maar zo,’ zei ze toen en Martijn begreep er nu helemaal niets meer van.

‘Ik moet naar boven,’ zei ze plotseling en Martijn voelde zich zo dom dat hij zijn verontschuldigingen aan wilde bieden.

‘Neemt u nog een beetje wijn,’ vroeg hij en vulde haar glas toen ze hem niet leek te horen.

Met veel kleinere slokjes nu dronk ze het leeg.

‘Weet u wat het allerergste is,’ zei mevrouw de Bruin, 'ik kan nergens naar toe, ik kan de kinderen niet alleen laten, ik kan... ze haperde, ‘ik kan niks... helemaal niks.’

Martijn zag nu hoe moe en wit mevrouw de Bruin eruit zag en de tranen sprongen hem bijna in de ogen.

‘Uw plaat draait nog,’ zei mevrouw de Bruin mistroostig.

Martijn stond op om de draaitafel stil te zetten en mevrouw de Bruin veegde haar gezicht nog eens af. Het was heel stil in huis.

‘Misschien moet u gaan scheiden?’ Martijn kon niets anders bedenken om haar te helpen.

‘Ik ben niet eens getrouwd,’ zei mevrouw de Bruin.

‘Maar dan kunt u hem toch het huis uitzetten.’ Martijn deed z'n uiterste best om zich het wetboek voor te stellen, hij

[pagina 64]
[p. 64]

wist dat het op de linker bladzijde stond, ongeveer in het midden, maar hij kon zich niet herinneren wàt daar precies stond.

‘'t Is zo gemeen,’ zei mevrouw de Bruin, ‘hoe kan een mens zo gemeen zijn en hij is nòg niet terug. Het is nou, hoe laat is het?’

‘Twaalf uur,’ zei Martijn. ‘Was uw man dan niet thuis?’ vroeg Martijn die er nu iets van dacht te begrijpen.

‘Nee, hij ging expres weg,’ zei mevrouw de Bruin, maar legde verder weer niets uit.

‘Ik hou u niet langer op,’ zei mevrouw de Bruin, ‘het is al erg genoeg geweest.’

‘Het was helemaal niet erg,’ zei Martijn en hij voelde zich gelukkig omdat hij het echt meende.

‘Ik ga maar naar bed,’ zei ze, terwijl ze een poging deed om op te staan. Maar ze zakte terug in de stoel.

Martijn wilde haar helpen maar toen hij zag dat ze geen poging deed om het opnieuw te proberen, ging hij zelf ook weer gewoon zitten.

‘Ik moet naar boven,’ zei ze toen weer en voor Martijn op kon staan was het haar al gelukt.

‘Ik vind het heel erg,’ zei ze nog eens.

‘Wat?’ vroeg Martijn.

‘Alles,’ zei ze, ‘alles, dat ik hier bij u zo'n stennis heb gemaakt, het spijt me heel erg.’

‘Dat is toch niets,’ zei Martijn maar weer eens en hij voelde zich even beschaamd over zijn onhandigheid als mevrouw de Bruin over de hare.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken