Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 14]
[p. 14]

De slagboom voor de poëzie

Uit het feit alleen dat er dichters bestaan, kan men afleiden dat de mensen het op prijs stellen als hun het wonder van elke dag verklaard wordt. Dichters worden niet druk gelezen, maar klaarblijkelijk is het geringe aantal mensen dat zich in de poëzie pleegt te verdiepen, reeds voldoende om het gevoel van verbazing onder ons levendig te houden. De symptomen kan men tot in de nuchterste uithoeken van onze samenleving bespeuren. Dichten is, n'en déplaise de anti-poëziemakers, lofprijzen, bezingen. Het is dit zelfs na Auschwitz, waarvan Theodor W. Adorno gezegd heeft, dat hier de uiterste grens die aan het schrijven van verzen gesteld is, onherroepelijk is bereikt. Wat is die barrière tussen poëzie en leven? De banaliteit. Hannah Arendt viel aan Eichmann bovenal de banaliteit op, hetgeen haar ertoe bracht het boze en het banale aan elkaar gelijk te stellen. Met nuchterlingen valt nog iets aan te vangen, rekenaars kan men tot tranen bewegen door plotseling de straatverlichting aan te steken - de banale daarentegen blijft in zijn hart immuun.

Niet dat hij zich daartoe moeite behoeft te geven. Hij zal zich eerder inspannen om aan de dagelijksheid waarin hij zit opgesloten, te ontsnappen. Juist omdat hij die dagelijksheid niet accepteert, omdat hij niet tevreden is met hetgeen de ochtend, de middag en de avond hem brengen, omdat hij buiten het hem gegevene zoekt wat hij nu eens geluk en dan weer waarde wil noemen en waarvan hij altijd denkt dat de anderen het hebben, terwijl hijzelf met lege handen uitgaat - juist daarom wordt hij banaal. Voor zijn gevoel moet het etmaal uit louter hoogtepunten bestaan; vandaar dat hij begint met 's morgens de radio aan te zetten, zich vervolgens op de ochtendbladen werpt en zijn arbeidstijd lardeert met kreten en grappen en een vertoon van gewichtige bonhomie. Zeg hem niet dat hij banaal is: hij zal u niet begrijpen. Want op hetzelfde moment dat hij u zou begrijpen, zou hij niet langer banaal zijn; zelfkennis is wel het voornaamste dat de banale ontbreekt. Beter zouden wij deze eigenschap die zó

[pagina 15]
[p. 15]

algemeen is, dat men er soms een heel tijdperk naar wil noemen, niet kunnen omschrijven. Want de banale mag dan alledaags, plat, vulgair of onoorspronkelijk heten, met dit alles is nog niets gezegd. Ook wie alledaags is, kan nog best aannemelijk wezen, alleen het genie mag werkelijk aanspraak op originaliteit maken, en vulgariteit - een hoogst nuttig tegengif tegen ambitie en huichelarij - vervult op haar manier nog een maatschappelijke functie. Maar de triviale die zichzelf niet als zodanig herkent, de onbevlogene die zich van zijn organisch tekort volkomen onbewust is, het onderdeel van het legioen, dat zich voor een eenling houdt en maar door tettert zonder acht te slaan op de luchtverplaatsingen die hij veroorzaakt - zij allen zijn banaal in die zin, dat hun niets valt te bewijzen. Wie dus een ander zijn banaliteit tracht voor te houden, loopt grote kans voor hoogmoedig te worden uitgemaakt. Banaliteit is nu eenmaal de kracht van het getal.

Het is een kracht die zich overwegend vocaliter openbaart en die men auditief het zuiverst kan ondergaan. Waarschijnlijk hangt dit hiermee samen, dat geesteloosheid zich nergens zo overweldigend weet uit te drukken als juist via het bij uitstek geestelijke middel, namelijk het woord. Natuurlijk kan ook een schilderij, een museumstuk, een gebouw, een mode of wat dan ook banaal zijn, maar hun banaliteit heeft weinig of niets te betekenen, wanneer wij haar vergelijken met die waarbij ons aller medium, het spraakorgaan, is betrokken. De taal is gans een volk, maar de banaliteit die bij die taal hoort - beter gezegd: de banaliteit die die taal toelaat - is het ook. Niet voor niets heeft de kerk van Rome voor haar cultische handelingen het Latijn gereserveerd; de landstaal die er sinds enige jaren voor in de plaats is gekomen, heeft ook een gevaar van banalisering meegebracht, dat voor het Latijn dat uit een tijd stamt, toen de platvloersheid zich nog niet als universeel verschijnsel had laten kennen, eenvoudig niet bestond. Wil men het verschil weten tussen vroeger en nu, dan leze men eerst eens een aantal passages uit de gedenkschriften van Saint-Simon, die het hof van Lodewijk xiv te prijk wilde zetten en daar voortreffelijk in slaagde, en luistere vervolgens naar de grammofoonplaat

[pagina 16]
[p. 16]

The best of Peter Sellers. Saint-Simon is moordend, maar ondanks het komische van de door hem beschreven situaties zijn deze toch nergens banaal. Neem daarentegen de reeks voordrachten waarin de Britse acteur al zingend, pratend, babbelend of dreunend zijn Engelssprekende tijdgenoten erdoor haalt, en men wordt letterlijk overstelpt door zulke spuitende geisers van verbale banaliteit, dat het lijkt alsof dit het enige element is waarin wij allen leven. En tot op zekere hoogte is dat dan ook zo. Wij zijn die man die die domme vragen stelt, die die kraaiende antwoorden geeft, die, alleen in de badkamer, het sentimentele lied uithaalt, dat hem in het bedaagde oor ligt. Wij zijn het, die voortmeieren, reclame maken, naar reclame luisteren en ons laten vollopen met alle sonore gemeenplaatsen die politiek, handel en godsdienst maar verzinnen. Zo waar als het is, dat wij in het tijdperk van de machine leven, dat de machine herhaling is, en dat herhaling de doodsvijandschap betekent met alles wat vrij en spontaan is en geest bezit, zo waar is het, dat de banaliteit ons past als levenslust, als geestelijk klimaat.

Wij eindigen waar wij zijn begonnen: met de poëzie. Zij, de kunst, is het enige wapen dat wij tegen de banaliteit in het veld kunnen brengen, het enige middel dat ons ten dienste staat, als wij de routine willen doorbreken. Nooit banaal te willen zijn is uiteraard de zekerste manier om het toch te worden, want om zo'n toestand te bereiken zou je over de onbewustheid van het dier moeten beschikken en over wat eens ‘de teloor gegane deugd van de onverantwoordelijkheid’ genoemd is, die eigen is aan het kind. Ook de kunstenaar van vandaag ontsnapt niet geheel en al aan de banaliteit, al was het maar omdat hij, als hij succes heeft, in de verzoeking komt meer uit te schenken dan hij uit de put naar boven kan halen, en als hij géén succes heeft, zich het hoofd te breken hoe hij ‘la part de Dieu’ - andere naam voor ingeving of inspiratie - pasklaar voor de ontvangst zal maken; hetgeen in maar al te veel gevallen betekent, dat hij naar beneden nivelleert. Maar doet hij dat niet, weet hij, met de ontrukte zekerheid van een aartsengel, de banaliteit te ontgaan, dan kan hij, beter dan wie ook, er ons een idee van geven hoe het leven is

[pagina 17]
[p. 17]

zonder eentonigheid, verveling en herhaling - want dat is het leven zoals hij het ons beschrijft. Ook het pessimistische boek dat een kunstwerk is, spoort ons nog aan in het wonder te geloven. Zo'n boek dat de lezer doet vergeten, dat ook hij, als ieder ander, tot de kudde, tot de ‘ban,’ behoort met alles wat daaraan vastzit, is als het ware een bewijs van menselijk vermogen. Terneergedrukt door een wellicht ondankbare taak, te moe om op eigen hand veel tegen een verdovende routine uit te kunnen richten, krijgt hij al lezende het gevoel, dat ook de banaliteit niet oppermachtig is en dat hij om helemaal wakker te worden slechts een klein zetje zou behoeven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken