Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

Lucifers stelen en ideeën

Een Amerikaanse, sinds enige jaren in Londen woonachtig, heeft voor de bbc haar hart uitgestort over de bezoeking die de zomermaanden voor haar betekenen. Geen dag in dat seizoen, of de telefoon rinkelt om haar een onbekende stem aan te kondigen: een landgenoot die met vakantie over is en haar adres gekregen zegt te hebben: ‘kunnen wij niet eens een afspraak maken?’ De afspraak is nog tot daaraan toe, maar wat de klaagster voornamelijk hindert, is de eigenaardigheid van deze toeristen om waar zij maar kunnen de hand op een souvenir te leggen - asbakken, lepels, vorken, handdoeken en servetten verdwijnen schielijk in zak of tas, en als de kelner of iemand anders van het personeel nadert, zit men daar met blanke, van niets wetende gezichten. De rage is ook in ons land niet onbekend. Menig reiziger is trotser op het bord dat hij ergens in Noord-Italië van een huis of heining heeft losgeschroefd dan op de dia's die hij heeft kunnen maken. De hotelhouders weten er de dolste verhalen over te vertellen. In elk geval maken de goederen die nodig zijn om het ontvreemde te vervangen, een vaste post op het budget uit.

Men kan die zaken uit een oogpunt van ‘fun’ bekijken, zoals de toeristen dat waarschijnlijk doen, maar wie voor dit soort pretjes geen orgaan bezit, kan ze moeilijk anders dan als diefstal beschouwen. Diefstal is echter een groot en zwaarwegend woord. Niemand onder die gappers zal voor zichzelf het gevoel hebben, dat hij gestolen, zich wederrechtelijk aan het eigendom van een ander vergrepen heeft. Niemand van ons, die weliswaar van deze ene speciale hebbelijkheid verstoken zijn, zal het idee met zich omdragen, dat hij een dief is, wanneer hij zogenaamd onopzettelijk het doosje lucifers van zijn gastheer in zijn zak steekt of een potje gluton van het kantoor waar hij werkt, mee naar huis neemt. Zulke dingen vallen voor vrijwel geen enkel geweten nog onder het zevende gebod. Zouden er veel mensen zijn die zich in dit opzicht geheel en al kunnen vrijpleiten? Die nooit zonder betalen op een tram hebben gestaan of alleen maar blij waren, dat wan-

[pagina 44]
[p. 44]

neer zij hun bestemming bereikten, de conducteur toevallig elders in de wagen stond? Die nooit bij het invullen van hun belastingbiljet bepaalde inkomsten die de fortuin met de mantel der liefde had bedekt, met dankbare consequentie voor de inspectie hebben verzwegen? Het argument in al deze gevallen is vrijwel steeds hetzelfde: het gaat om zulke kleine bedragen, eerlijk willen zijn is hier nauwelijks de moeite waard. En alleen een muggezifter zal zoiets kwalijk willen nemen.

Het zou interessant zijn, eens een lijst op te stellen van alle ontvreemdingen die men zich permitteren kan, zonder dat men in zijn binnenste ‘ik ben een dief’ behoeft te zeggen. Die lijst is wellicht groter dan men in den regel belieft aan te nemen. Lucifers bij voorbeeld tellen natuurlijk niet mee, noch potloden, noch stufjes, noch papier om op te schrijven. Eigenlijk telt niets wat van papier gemaakt is mee, want als er één categorie voorwerpen bestaat, waarvan men aanneemt, dat zij algemeen eigendom zijn en dus aan hem toevallen die er de hand op weet te leggen, dan zijn het wel boeken. Boeken vormen in de wereld der bezittingen een soort van wild; wil men ze in de sfeer van het menselijke benoemen, dan zijn het vogelvrijverklaarden. Pogingen om hier toch nog een zeker eigendomsrecht te doen gelden, door een naam op het schutblad te schrijven of er een ex-libris op te plakken, zijn eigenlijk lachwekkend; zij zijn sowieso tot mislukken gedoemd. Het enige wat men doen kan, is althans weigeren eraan mee te werken, dat het wild zijn schuilplaats verlaat, om te voorkomen dat het dan ook niet meer terugkomt. Met andere woorden men kan er een beginsel van maken, zijn eigen boeken nooit uit te lenen, op straffe van de roep van gierigaard.

Maar het werkelijk vreemde in zo'n geval van eigendomsbescherming is het gevoel bij de bezitter, dat niet de ander - die, naar hij kan aannemen, een aanslag op zijn eigendom in de zin heeft - schuldig is, maar juist hijzelf. Boeken zijn niet alleen materiële, maar ook geestelijke waar en het is het kenmerk van de geest, dat hij vrij is en voor iedereen beschikbaar. De beste dingen in het leven, zo leert een oud adagium,

[pagina 45]
[p. 45]

zijn vrij: wie zich hier als wachter opwerpt en anderen de toegang ontzegt, laadt niet alleen het odium op zich, zijn eigenbelang tot elke prijs te willen verdedigen, maar ontneemt tegelijk een ander iets waarop hij, naar andere maatstaven dan de strikt juridische gemeten, recht heeft. Die ander zou van het boek dat gij zo zorgvuldig in uw kast bewaart, veel meer plezier kunnen hebben dan gij, de toevallige bezitter, ooit hebt gehad. Het zou voor die man een openbaring kunnen zijn, een uitkomst. Natuurlijk, we kunnen zo met betrekking tot bijna alles redeneren, en het tientje dat voor de een een uur in het café betekent, betekent voor de ander een hele week brandstof. Maar rijkdom mag zichzelf als de incarnatie van het allesbeheersende principe beschouwen dat op de economische ongelijkheid stoelt - die ongelijkheid bestaat evenwel niet in het rijk der muzen.

Tot dit domein heeft ieder toegang, en al wat hij waarneemt en bemachtigt, is in één woord buit. Als wij moeten toegeven, meer in ons leven ontvreemd te hebben dan wij op de eerste vraag dienaangaande bereid zijn te bekennen, dan geldt dit in bijzondere mate voor de dingen die geen afmetingen hebben en waarop wij onszelf dus niet in concreto de hand kunnen zien leggen. Ideeën zijn zonder uitzondering volgelvrij. Als hier ‘ideeën’ wordt neergeschreven, mag men dit woord overigens heel ruim nemen: onderwerpen, waarnemingen, formuleringen, associaties vallen er ook onder, en het enige excuus dat hier, in tegenstelling tot de tastbare wereld, zou kunnen gelden - namelijk dat men geheel onkundig is van zijn accaparatie, en bijgevolg ter goeder trouw - is al bij voorbaat ontkracht door onze geesteshouding. Want wij wandelen inderdaad door het ideeënrijk als over een allemansterrein. Wij hebben er ons allang bij neergelegd, dat de gehele wereldliteratuur van plagiaat aaneenhangt, en zijn veeleer geneigd de man die beweert iets nieuws te hebben gevonden of iets ongehoords te hebben gezegd, met een medelijden dat aan geringschatting grenst, te bejegenen. Grote denkers en dichters hebben nooit veel belang gehecht aan oorspronkelijkheid, hetgeen het geval-Plato en het geval-Shakespeare al afdoende bewijzen. De kwestie van de priori-

[pagina 46]
[p. 46]

teit, zegt Egon Friedell in zijn Kulturgeschichte, kan misschien betekenis hebben bij snelkokers en aanstekers, maar zij is waar het ideeën aangaat zonder belang. Toch kennen wij één omstandigheid waarin wij er ons met een zekere schaamte van bewust worden, een geestelijke diefstal te hebben gepleegd. Dit gebeurt, als wij, op welke wijze ook, gewaar worden, iets geschreven of gezegd te hebben wat reeds eerder door ons geschreven of gezegd is. Hoe gewetenloos wij ons over het algemeen ook plegen te gedragen, onszelf - en een mooier voorbeeld van liefde voor het ‘moi haïssable’ laat zich nauwelijks denken - bestelen wij blijkbaar niet graag.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken