Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

Het menigvuldig gezicht

Het was natuurlijk een toeval, het kan trouwens niet anders dan een toeval zijn geweest, dat de voornaamste verdachte in het proces tegen de drie oorlogsmisdadigers die terechtstonden voor het wegslepen van onze joodse landgenoten, dat Harster, die berouw toonde en als eerste een volledige bekentenis aflegde, op de foto's die tijdens de terechtzitting gemaakt werden, een verrassende gelijkenis vertoonde met wijlen Theodor Haecker, wiens gelaatstrekken wij eveneens slechts van portretten kennen. Haecker, de vleesgeworden rechtschapenheid, een probaat man, in wie de nazi's slechts een - in hun ogen misschien onschadelijke - vijand hadden kunnen zien: het was alsof hij daar op de bank der schande plaats genomen had en met zijn wat aangelopen Zwabenblik voor zich uit zat te staren. Wie daar in werkelijkheid zat, maakte niet de indruk van een doortrapte bandiet - al lagen daarin elk geval de dossiers die tegen hem waren opgesteld: een bundel aanklachten om een oneindig aantal gewetens te bezwaren. Zette hij een masker op? Of was het gezicht dat hij vroeger aan de wereld had vertoond en dat wij ons eveneens van foto's herinneren, een masker? Niemand kan er achter komen wat zich precies in het innerlijk van een ander afspeelt. Wij kennen alleen onszelf; tenminste, dat denken wij; maar ook dat betekent niet, dat wij nu ook weten of het gezicht dat wij laten zien, het echte ding is of een masker. ‘Kijk niet zo mal!’ laat Elisabeth Zernike in een novelle de vrouw van de hoofdfiguur tegen haar man zeggen: jarenlang was zij op die blik verliefd geweest, had zij omwille van die bepaalde gezichtsuitdrukking alles verdragen, alles geloofd; nu waren haar de schellen van de ogen gevallen, en wat zij waarnam was alleen maar een hogelijk irriterend masker.

Het is maar goed, dat wij onszelf niet zien zoals anderen dat doen, want waarschijnlijk zouden wij dan moeten erkennen, dat ook wij een masker dragen. Een geleend gezicht. Een gezicht waar wij naar toe streven. Een gezicht dat wij aan onszelf verplicht menen te zijn. Een gezicht dat wij op-

[pagina 76]
[p. 76]

zetten, omdat het van ons verwacht wordt. Als ons iets van het belang van de literatuur kan overtuigen, dan is het wel de verandering die zich in de romankunst heeft voorgedaan met betrekking tot de wijze waarop de schrijvers er zich op toeleggen hun figuren te verbeelden. De oude komedie kende vaste typen en de eerste romanciers gingen niet veel anders te werk: hun personages werden ons aan de buitenkant getoond, en het was aan de lezer, uit die oppervlakkige gedragingen, uit de ons gesuggereerde leeftijd, positie, kleding, stembuiging en dergelijke zijn conclusies te trekken. Thans, nu de monologue intérieure een algemeen toegepast kunstmiddel is en wij de figuren via hun eigen gedachten leren kennen, is het de gewoonste zaak van de wereld geworden, dat wij ons oordeel opschorten, tot wij zekerheid menen te hebben. En vaak genoeg komt die zekerheid nooit. Iemand, ik weet niet meer wie, heeft eens gezegd, dat het niet meer mogelijk is een huichelaar uit te beelden. Zo'n hypocriet, een man die geloof, onschuld en fraaie gevoelens voorwendde, hoort bij de oude tijd - toen men namelijk nog placht aan te nemen, dat blik en woord, gedrag en innerlijke gesteltenis samenvielen. Het is waar: de huichelaar werd dan ook altijd ontmaskerd. Hetgeen zeggen wil, dat hij klaarblijkelijk iets voor zijn gezicht hield wat men - na veel moeite weliswaar - eraf kon trekken. Maar met de moderne huichelaar zou dit inderdaad onmogelijk moeten zijn, want zijn verbergen, voorwenden, zich fraaier willen vertonen dan hij is, vormt zo'n eenheid met hemzelf, dat hij, ook in zijn diepste innerlijk, in zijn meest lucide momenten, zichzelf niet als huichelaar kan erkennen. Hij is huichelaar tot voor de spiegel toe, huichelaar op straat en thuis, huichelaar, gezeten achter zijn dagboek. Redeneren wij zo voort, dan zou zo iemand zichzelf eigenlijk op ieder moment van zijn bestaan moeten prijsgeven - zelfs als er niemand bij is. Hij was dan eenvoudig zijn masker, en maskers, tenzij de werkelijk onschuldige - een winkelmeisje dat zich als Brigitte Bardot gedraagt - nemen wij zonder een lach of een frons voor lief.

Enige tijd geleden heeft de Figaro littéraire een merkwaardige tekst van André Rouveyre gepubliceerd, die deze weinig

[pagina 77]
[p. 77]

bekende auteur - van wie wij ons ten hoogste herinneren, dat hij eens een goede vriend van Léautaud is geweest - vlak na de dood van André Gide geschreven heeft en waarvan ons nu verteld wordt, dat de redactie van nrf hem weigerde op te nemen. Het is een vrij haatdragend en onplezierig stuk dat, ofschoon in onderdelen niet onjuist, al te zeer de grimas van de jaloezie vertoont om het helemaal au sérieux te nemen. Dezer dagen heeft in hetzelfde blad Louis Martin-Chauffier op dit rekwisitoor geantwoord. Een van zijn argumenten ter rehabilitatie van Gide was, dat de auteur van Les Faux-Monnayeurs en het Journal geen primair reagerende was en bij een eerste ontmoeting niet zozeer een masker als wel een houding verkoos aan te nemen: hij ‘speelde’ een van de talrijke personages die ieder onzer in zich omdraagt. Het verschil met de werkelijke huichelaar is duidelijk. Wie zo doet als Gide, kunnen wij zeggen, doet bijna hetzelfde als een kind, is onschuldig als een kind, is min of meer roerend. Martin-Chauffier legt er de nadruk op, dat Gide gauw onder de indruk van iemand placht te komen en, met zijn secundaire aanleg, dan achteraf vaak de nodige moeite had om zich weer los te werken. Een generatie wie tot uittentreure geleerd wordt, dat zij ‘zichzelf moeten zijn’ - zie de vrije expressie die op zoveel scholen opgeld doet - moet een dergelijke houding bij iemand die voor een groot schrijver doorgaat, enigszins zonderling aandoen. Maar voor de ouderen wie, als Gide, van vroeg af aan geleerd werd hun ‘persoonlijkheid’ te onderdrukken en desondanks (of misschien juist dank zij die repressie) in het latere leven hun eigen menigvuldigheid ontdekten, is zij niet zo vreemd. Moeten wij aannemen, dat - onbewuste, en dus onopzettelijke - maskerdragers eer onder de vijftig - tot zestigjarigen gevonden worden dan onder de jonge en openlijke rebellen? Helaas, de vrije expressie schijnt in vrij veel gevallen tot conformiteit te leiden. En de conformist rest niet veel meer dan de gang naar de psychiater, om uit te maken wat er ditmaal onder zijn masker zoal zit.

Trouwens, ook de rebellie zou weleens een masker kunnen zijn, daarachter men met succes kan schuilgaan, tot men

[pagina 78]
[p. 78]

ontdekt dat het niet langer mogelijk is zich ermee te vereenzelvigen. Een bekend gezegde luidt: onder de twintig móét je links zijn; ben je het nog over de vijftig, dan is er iets met je mis. Rechts heeft al zolang de naam, een huichelaar te zijn. Maar zou men ook van links soms niet kunnen zeggen, dat het een conventioneel en wel comfortabel masker is? Huichelaars, zo zagen wij reeds, zijn tegenwoordig niet meer bestaanbaar. ‘Hij was voor ons zo'n goeie zoon,’ zeggen de ouders van de messetrekker die geweldpleging en misschien erger op zijn kerfstok heeft. ‘Een huistiran en een pestkop,’ zo oordelen de intimi van de man die op zijn eentje het publiek welzijn schijnt te belichamen. Wat is ons ware gezicht, dat van binnenskamers of dat van daarbuiten? Vermoedelijk had Lavater, de fysiognoom, gelijk, toen hij zei: ‘Geen enkel mens is helemaal eerlijk, en geen enkel helemaal oneerlijk.’ Toch is er één gezicht dat niet liegt, dat geen masker is en even naakt is als dat van een dier of een pasgeborene. Laten wij een recent voorbeeld kiezen: het is dat van de kampioen-schaatser op het einde van zijn race, vlak voor de laatste honderd meter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken