Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 114]
[p. 114]

Onstichtelijk en voorbeeldig

Kunnen vrouwen grappig zijn? De vraag zelf getuigt al van pedanterie - een typisch mannelijk trekje. Niet weinig mannen, onder wie ook grappige, zullen haar ontkennend willen beantwoorden. Vrouwen vertellen in den regel geen moppen, houden er niet van zichzelf in lachwekkende situaties voor te stellen, laten hun gevoel sterker spreken dan hun verstand. Zij missen ook die afgronddiepe melancholie waaruit het triestig-droge gezicht van de geestigaard komt opduiken; zij zijn te ‘ichbezogen’ om veel oog te hebben voor de betrekkelijkheid der dingen. Het is dan ook waar, dat de grote humoristische werken alle van mannen stammen. Cervantes was een man, Gogolj was een man, zo ook Dickens, Thomas Mann, Elsschot, Evelyn Waugh. Maar zodra wij niet de hoogste maatstaven aanleggen, blijken de vrouwen, in weerwil van de zojuist opgesomde bezwaren (het zijn ten slotte maar generalisaties), zich aardig naast de mannen te kunnen handhaven. Zijn bij voorbeeld de vrouwelijke stukjesschrijvers die ons land telt, vaak niet aardiger, speelser, puntiger dan hun mannelijke collega's? Onderscheidt zich het werk van iemand als Top Naeff niet door een zeer verfijnd komisch besef, en welke vrolijke lectuur heeft meer allure dan de romans en essays van Nancy Mitford? Zelfs bijzonder ernstige auteurs als George Eliot en Elizabeth Bowen lukt het, als zij iets willen beschrijven dat hun dwaas of ongerijmd voorkomt, een zodanige toon aan te slaan, dat wij, zonder nu direct van onze stoel te rollen, ons danig met de manier waarop zij zo'n incongruentie uitbeelden, kunnen vermaken. Middlemarch en The Death of the Heart bevatten in dit opzicht kostelijke scènes.

Over het algemeen plegen vrouwen echter een zekere afstand te bewaren. Men zou er lang over kunnen piekeren hoe het komt, dat wezens van wie wij aannemen dat zij, zoals het heet, dichter bij de bronnen van het leven staan, tegelijk zozeer de behoefte voelen op zichzelf te blijven en een zekere bevangenheid aan den dag leggen, zodra het erom gaat zich

[pagina 115]
[p. 115]

over wat meer persoonlijke aangelegenheden te uiten. Hoe mannen over vrouwen denken, is ons genoegzaam uit de literatuur bekend, en een groot deel van het humoristische genre heeft zijn inspiratie voornamelijk aan de ‘Fundgrube’ van het geslachtelijke te danken. Hetgeen de vrouwen hier tegenover hebben te stellen, is uiterst mager. Komt dit doordat de man eeuwenlang de norm heeft aangegeven, en het inderdaad heel moeilijk, ja, ondoenlijk is, over een norm iets briljants of origineels te zeggen? De enige uitzondering die wij zouden kunnen noemen, is Colette, maar deze Franse schrijfster, hoe subtiel en snedig ook, valt nu eenmaal niet als humoristisch aan te merken. Voor haar opvolgster in eminentie, de ‘mandarijn’ Simone de Beauvoir, geldt dit trouwens nog minder.

Naast Colette, die, zoals gezegd, eer geestrijk dan geestig was, kent de literatuur evenwel nog een naam waaraan wij, behalve onbevangenheid, ook nog een zekere humor in eroticis kunnen verbinden: de gravin Reventlow. Nu de Jugendstil weer in de mode schijnt te komen en allerwegen een oplevende belangstelling voor ‘la belle époque’ valt waar te nemen, zou het me niet verwonderen, als het werk van deze vrouw - voor velen onbekend; er is vrijwel geen literatuurgeschiedenis te vinden, die haar ook maar vermeldt - eindelijk de ruimere lezerskring zal krijgen die het verdient. In 1925, zeven jaar na haar dood (zij werd in 1871 geboren en was, toen zij stierf, dus pas zevenenveertig), verscheen haar hele oeuvre in één dundrukdeel van het Insel Verlag; acht jaar geleden heeft de Münchense firma Biederstein hier een keus uit gedaan en drie van haar vier romans herdrukt. Het is geen dik boek geworden: de tekst beslaat ternauwernood driehonderd bladzijden. Wij kunnen dan ook zeggen, dat de schrijfster niet zozeer heeft gewerkt als wel geleefd. De betiteling ‘schrijver’ wees zij met afgrijzen terug: ‘werklozen in Wenen moeten sneeuwruimen - die moet je maar eens vragen hoe zij het zouden vinden, als zij hun hele leven “aha, u bent sneeuw-ruimer” te horen kregen’. Wat zij op papier bracht, waren dus zeker geen noodzakelijke ontboezemingen; het schrijven betekende voor haar, van huis uit ‘grande dame,’ maar zon-

[pagina 116]
[p. 116]

der opleiding of een opmerkelijk ingenium, eenvoudigweg een middel om geld te verdienen - geld waaraan zij zozeer behoefte had. Waar het haar aan fantasie en inventiviteit ontbrak, kan men haar romans in de meest strikte zin autobiografisch noemen.

Voor de brave burger die de meesten van ons zijn, levert het bestaan dat Franziska Gräfin zu Reventlow, zoals haar volledige naam luidt, geleid heeft, een vreemd, verwarrend, niet geheel stichtelijk schouwspel op. Met haar familie, hoge adel uit Holstein, brak zij al spoedig. De bals verveelden haar, een poging om lerares te worden mislukte, zij geloofde een aanleg voor schilderen te bezitten en vertrok naar München. Hier wachtte haar een bont en feestelijk bedrijf, zij stortte er zich hals over kop in en werd een van de gevierdste figuren in het artistieke Schwabing. Haar huwelijk met een jurist liep op niets uit. Haar fladderende aard deugde niet voor een ‘Dauersache mit Finanzhintergrund,’ en aangezien zij een liaison van een jaar reeds als ‘Verhängnis mit einem Stich ins Ewige’ beschouwde, volgden de avonturen elkaar razendsnel op. ‘Es kann,’ schrijft zij in een van haar romans, Von Paul zu Pedro, ‘wohl manchmal Liebe und grosse Leidenschaft sein, aber ein andermal - viele, viele andere Male ist es nur Pläsier, Abenteuer, Situation, Höflichkeit’. Men begrijpt, dat dit een leven is waarvoor betaald moet worden - en betalen deed zij. Het laatste wat men wel van haar kan zeggen, is dat zij een slechte verliezer was. Bij al die stormachtigheid kwam een kind, een zoon, voor wie zij uitnemend gezorgd schijnt te hebben. In München leerde zij Ludwig Klages kennen, die haar in zijn kring van de ‘irrationelen’ (Wolfskehl, Stefan George en anderen) binnenleidde. Wat zij hier meemaakte, heeft zij in een ander boek, Herrn Dames Aufzeichnungen, neergelegd (een lezing hiervan kan ons veel van het macabere verschijnsel-Hitler doen begrijpen). Aan haar derde, en mijns inziens beste, roman, Der Geldkomplex, ligt alweer een episode uit haar eigen leven ten grondslag. Zij had, voor de vorm, een Baltische baron getrouwd, omdat diens vader hem dreigde te onterven, als hij nog langer ongehuwd bleef. De verwikkelingen die er op uitliepen,

[pagina 117]
[p. 117]

dat zij, de eeuwige debiteur, weliswaar geen geld kreeg, maar op het eind zichzelf crediteur kon noemen - namelijk van een failliete bank - worden door haar op onnavolgbare wijze beschreven. In al haar boeken overheerst de conversatietoon.

Nietzsche heeft de Grieken eens ‘oberflächlich aus Tiefe’ genoemd, en hetzelfde kan men van Fanny Reventlow zeggen. Oppervlakkig was zij, anders kun je niet minnaar op minnaar, en soms enige tegelijk, hebben. Zij was voor de ‘al te uitvoerige tweezaamheid’ die haar meer serieuze partners bedoelden, niet geschapen. Waarom was zij zo ongestadig, kwikzilverachtig, ontrouw? Best mogelijk, dat de psychologen gemakkelijk spel met haar zouden hebben, maar ik geloof, dat zijzelf de juiste grond van haar doen en laten aangeeft, als zij ergens haar ‘luiheid’ vermeldt. Een trek die overigens ook bij prostituées voorkomt, maar die bij deze gecultiveerde, edelmoedige en ook dappere vrouw met zoveel ironische bevalligheid samengaat, dat men bijna geneigd zou zijn hem dan maar als absoluut te laten gelden. Het huwelijk is onder meer een beroep, en voor een beroep, welk dan ook, voelde zij niets - maar zij hield van mannen. Wanneer de chauffeur van een van haar minnaars niet aardig tegen haar is (de man verwenst de last die de verliefdheid van zijn meester hem bezorgt), is zij daar ontdaan over: ‘ich kann es durchaus nicht vertragen, wenn ein männliches Wesen mich mit Abneigung betrachtet’. Zelden of nooit vindt men met zoveel vrolijke onbekommerdheid de reacties van een vrouw beschreven op het genus man. Er is niets bitters of zuurs in haar boeken, wel een soort galgenhumor als: ‘Frau in Geldschwierigkeiten ist immer wie ein Bild das schlecht gerahmt ist’ of: ‘het is mijn ongeluk, dat ik altijd zo gelukkig ben’. Soms is het alsof een vrouwelijke Elsschot schrijft: ‘Den ganzen Tag über habe ich das Gefühl, als ob ich mit den Vesuv spazieren ginge’ - dit over een wat al te hartstochtelijke Siciliaan. Soms ook treffen wij de gedrongenheid van de aforisticus bij haar aan: ‘Von Frauen weiss man überhaupt sehr wenig, wenn man selber eine ist.’ En wat voor een psychologische raakheid spreekt er niet uit dit zinnetje: ‘Es gibt

[pagina 118]
[p. 118]

Männer, in die man nur richtig verliebt ist, wenn noch andere dabei sind’! Al bij al kunnen wij zeggen: het was geen voorbeeldig leven dat ons hier verteld wordt, maar de vrouw die vertelt, is in menig opzicht bewonderenswaardig, en het vertellen zelf is voorbeeldig gedaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken