Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 168]
[p. 168]

Waarzonder men al niet kan

Van tijd tot tijd doen bepaalde bezwaren de vraag bij mij rijzen, of het niet verstandiger zou zijn het roken op te geven. De gedachte wordt telkenmale ontvangen met de grootste afschuw. De argumenten pro ontwenning worden dan ook prompt met allerlei tegenargumenten gepareerd - de dokter heeft het niet verboden, ik ben ten slotte geen zware roker, inhaleren doe ik niet, en het is misschien al veertien jaar of nog langer geleden, dat ik mijn laatste sigaret heb aangeraakt - maar blijkbaar is die afweer toch nog niet voldoende. Ik moet er de oude, de gerenommeerde oude heren bij halen, die praktisch gesproken in geen zestig jaar de pijp uit de mond hebben gelegd en zich nog altijd uitstekend zeggen te voelen, om het idee van veiligheid te kunnen bewaren, zonder hetwelk ook het rookgenot maar tot de dubieuze genoegens moet worden gerekend. Zo blijft, na elke aanvechting, de toestand bij het oude. Ik kan alles opgeven, luidt mijn uiteindelijke overweging, maar laat me in 's hemelsnaam mijn pijp.

Nu rolt zo'n gezegde, ‘ik kan alles opgeven,’ gemakkelijk uit de mond, maar wanneer je eens rustig gaat zitten en de dingen die in aanmerking komen om vaarwel gezegd te worden, in de geest langs je heen laat trekken, dan zijn er verscheidene bij, die, mochten zij inderdaad aanstalten maken om uit je gezichtskring te verdwijnen, je zeker een spontaan ‘Verweile doch’ zouden ontlokken. Je zou bij voorbeeld je status van huisvader niet willen verliezen noch die van - al dan niet ‘self-styled’ - intellectueel. Ofschoon het nauwelijks pas geeft in dit verband van ‘genoegens’ te willen spreken en het woord ‘roeping’ hier eer op zijn plaats is - roeping die overwegingen van lust en onlust eenvoudig buitensluit - behoef je je er bij een inventarisatie van je leven toch niet voor te schamen, ook met die momenten van plezier rekening te houden, die hetzij bij je burgerlijke staat horen, hetzij bij je maatschappelijke functie. Het spreekt vanzelf, dat wij mensen die uit eigen beweging hun plaats in het bestel opgeven

[pagina 169]
[p. 169]

en ervan tussen gaan, veroordelen en hen zo mogelijk daarover onderhouden - maar dat mag ons niet doen vergeten, dat het betrekkelijk gemakkelijk praten is, zolang bij onszelf voor- en nadeel, plezier en offer, elkaar in evenwicht houden. Bij de meesten slaat de schaal klaarblijkelijk niet door.

Afstand doen is welbeschouwd alleen geoorloofd bij de onvermengd persoonlijke dingen: gezin en samenleving mogen er niet onder lijden, bovenpersoonlijke belangen mogen er niet door in gevaarworden gebracht. Je kunt je dus zonder bezwaar voornemen, niet meer te zullen snoepen of drinken, of al te rijkelijke spijzen te laten staan, maar daarmee houdt het eigenlijk al op. Je bent bij voorbeeld bereid om kleren van minder allooi voor lief te nemen dan je tot dusver gewend bent, maar daartegen komen je huisgenoten in opstand. Je wilt de kaarten voortaan laten liggen - maar dan beklagen zich de vrienden. Je vindt het niet langer nodig, van een periodiek verblijf in een warm klimaat te dromen - maar dan verplicht je anderen die nog niet zo onthecht zijn, in deze soberheid te delen. Je acht het langzamerhand welletjes, wat je allemaal gelezen en gezien en gehoord hebt, en je neemt het besluit de nieuwe boeken en toneelstukken maar te laten lopen - binnen een ommezien ben je echter een dood gewicht in het gesprek, of liever nog een lastpost wie men alles moet uitleggen. Over de schade die je op die manier niet alleen jezelf en je gezin, maar ook je broodheer, je klanten, je kennissen en ten overvloede je beroepsgenoten berokkent, spreken wij nu maar niet. In negenennegentig van de honderd gevallen zal het ‘opgeven,’ dat wij zo lichtvaardig aankondigden, dus op een loze kreet berusten.

De verklaring ligt voor de hand: er zijn bij zo'n besluit te veel anderen betrokken. Een kleine wijziging in onze gewoonten heeft ongedachte en vérreikende consequenties, waartegen onze ‘Umwelt’ onverwijld verzet aantekent. De enige dingen die wij voetstoots kunnen opgeven, zijn bepaalde geheime wensen die toch geen kans maken ooit werkelijkheid te worden. Heel erg rijk zijn bij voorbeeld, en een jacht bezitten benevens een villa aan het meer van Genève. Of in een park op het land wonen, dat door een stel tuinlieden in

[pagina 170]
[p. 170]

onberispelijke staat wordt gehouden. Of over zoveel vrije tijd - en uiteraard talent - beschikken, dat je een werk van waarde, een stralend teken van menselijk genie, tot stand zou kunnen brengen. Alle boeken kopen waar je zin in hebt. Je muren met die schilderijen bedekken die je hart verrukken. Je vrouw de last van het dagelijkse bakken en braden afnemen en haar in plaats van het geijkte knippatroon een halfjaarlijkse reis verschaffen naar Parijs of Rome.

Van al deze dingen die toch nooit verwezenlijkt zullen worden, kunnen wij met een licht hart afscheid nemen. Hoe verder zij, innerlijk, van ons af liggen, des te onbezwaarder het vaarwel. De prachtigste auto kan bij onze buurman voor de deur staan, zonder dat wij het gevoel krijgen, dat lopen maar behelpen is, en het heerlijkste uitzicht op het plaatje voor ons roept geen andere gedachte bij ons wakker dan dat een mens geen plant is, die zich naar willekeur laat verpotten. Wij blijven rustig thuis, wij lopen ons eindje om, wij steken onze oude vertrouwde pijp op. Maar hoe verschrikkelijk zou het zijn, wat een inbreuk op de routine van ons bestaan, als wij die springlevende zenuw die naar nicotine haakt, in onszelf trachten te doden! Alles liever dan dit! Helaas, ‘dit’ is vrijwel het enige wat wij kunnen doen, wat wij kunnen laten, waarover wij een onbeperkte zeggingsmacht bezitten; de rest ligt goeddeels buiten onze competentie. Daarom is het zo prettig, er een paar onvervulbare, mijnentwege krankzinnige wensen op na te houden, waarvan wij, als de nood aan de man komt, op even grootscheepse als onverplichtende wijze afstand kunnen doen. ‘Ik kan wel zonder,’ zeggen wij, maar dat slaat niet op het beetje dat wij hebben. Het slaat op de niet te verwezenlijken, onbereikbare, en daarom reeds bij voorbaat afgeschreven rest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken