Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 174]
[p. 174]

Overweldigd door de taal

De tijd van het grote, van het oratorische proza is voorbij. Wij mogen dat vanzelfsprekend vinden en zelfs toejuichen, maar het blijft een niet te weerspreken feit, dat mét de verdwijningvan het fenomeen ook iets anders verdwenen is: de hartstocht, dat is de kracht, nodig om dit fenomeen voort te brengen. Ongetwijfeld is er eeuwenlang te veel en te luid gesproken, en zo is het niet meer dan begrijpelijk, dat wij niet alleen genoeg van alle tiraden hebben gekregen, maar ook hoogst wantrouwig zijn geworden jegens de gevoelens die achter die woordophopingen staken. Voor ons het sobere gebaar, de kantige uitspraak, de nauwelijks aandacht trekkende nuance. Bij het horen van de naam Schiller glimlachen wij, bij de vermelding van die van Bilderdijk stoppen wij de oren toe, en alleen als de woorden ‘William Shakespeare’ vallen, worden wij wat onzeker. Maar Shakespeare, ook Shakespeare, moet voor ons gevoel wat gedempt worden en minder flamboyant worden gemaakt, evenals trouwens de oude Griekse tragici, die over moord en bloedschande en wraak handelden en zich daartoe van bovenmenselijke woorden plachten te bedienen. De moderne vertalingen zijn dan ook vol gemeenzame uitdrukkingen en grenzen soms aan het huis-, tuin- en keukenritme: zij vestigen er bovenal de aandacht op, dat hier mensen, mensen als u en ik, met eendere noden, eendere verlangens, door de eeuwen heen eender gebleven gevoelens, aan het woord zijn en dat wij, kinderen van het zakelijke tijdperk, deze naar het grandioze neigende broeders uit vroeger dagen alleen in ons eigen idioom dienen te verstaan.

Er bestaat een woord waarmee wij die machtige taalzwellingen van weleer plegen te kenschetsen: pathos. Sommige mensen willen ook wel van ‘vals pathos’ spreken, maar voor de meesten is het enkele ‘pathos’ al voldoende. Alsof de verbinding met het adjectief hier soms een pleonasme zou opleveren! Dit alles vloeit uiteraard voort uit de geest van de tijd. Aangezien de era van de persoonlijkheid voorbij is en

[pagina 175]
[p. 175]

wij ons inspannen om hetgeen gedaan moet worden, gezamenlijk te doen, is het niemand geraden uit de rij te dansen en de aandacht op zich te vestigen anders dan in naam van een collectiviteit, of dit nu een bevolkingsgroep is, een professie of een natie. Onze kleren zijn uniform, onze verbruiksartikelen zijn het, en zo ook onze denk- en gevoelswijzen, onze manieren van uitdrukken, van spreken. Het is heel moeilijk van een krantepagina waarop tien verschillende fragmenten van tien hedendaagse schrijvers zijn afgedrukt, alleen op grond van de verschillen in taalgebruik (dus los van de in de teksten voorkomende namen en situaties) af te lezen welk stuk nu specifiek bij wie hoort. Maar hierin, in deze, je kunt niet eens zeggen wil tot onderscheiding, want de grote stijl vergeet eenvoudig zichzelf: en dit nu vormt zijn zelf bezit - hierin, in dit natuurlijke anderszijn, waren die oude pathetici nu juist zo sterk. Een alinea van Multatuli is onmiddellijk herkenbaar. Men behoeft maar vijf achtereenvolgende zinnen van een Chateaubriand, een Bloy, een Belloc, een Lamb, een Faulkner, een Matthijs Vermeulen te lezen om te weten wie hier aan het woord is - aan het woord in heel zijn natuurlijke onnatuur, in heel zijn onnatuurlijke natuur.

Want de mensen die iets op het pathos tegen hebben, hebben inderdaad gelijk: pathos is typisch onnatuurlijk. Het is niet nuchter, redelijk, doodleuk. De man op straat spreekt zo niet, noch is de bureauheer gewoon in die trant zijn brieven op te stellen. En ook de journalist zou uit de toon vallen, als hij zijn berichtgeving dat kleine extra van zichzelf zou meegeven, dat een persoonlijke betrokkenheid, een emotie verried. Zakelijkheid, niet bewogenheid, is het wachtwoord, en een tijd waarin de meeste mensen die, schrijvend, van zichzelf kunnen zeggen, dat zij alom gelezen worden, zich met het vervaardigen van teksten als: ‘hebt u al geblookerd?’ bezighouden en een uitdrukking als ‘het einde!’ de gedragenste en welsprekendste lofrede vervangt - zó'n tijd handelt alleen maar uit zelfbehoud, als hij hartstochtelijkheid met overdrevenheid verwisselt en kortweg natuurlijkheid gelijkstelt met naturalisme.

Eén ding moeten wij echter niet vergeten: dat ook in het

[pagina 176]
[p. 176]

oude pathos reeds naturalisme (of realisme) aanwezig was, zij het dan in verwerkte of geabsorbeerde toestand. De koningen en helden die de verschrikkelijkste kreten slaakten, de lofredenaars wier golvende volzinnen nauwelijks hun verwondering over zo'n ding als menselijke grootheid wisten te verbergen, de woedenden, de bedroefden, de verontwaardigden, die hun toevlucht tot woorden namen, omdat er niets anders overbleef, zij allen werden niet alleen beheerst en overweldigd door hun taal, maar ook door hun ziel - iets wat opsprong en reageerde op feiten en gebeurtenissen, variënd van een muilpeer tot een troonsbestijging. Was die muilpeer niet reëel? En de woede die zij opwekte, niet natuurlijk? Maar let nu op de woorden waarin deze woede uitbarstte: groot, vonkend, vlammend: verschrikkelijk als een roffelende wolkontlading op een onweersdag. Verschrikkelijk, en als zodanig voor het bedaarde gevoel van de moderne nuchterling die alleen in dagvaardingen en boetes gelooft en woorden slechts dan vertrouwt, wanneer ze op gezegeld papier staan, onnatuurlijk. Het zij zo. Toch zullen wij er goed aan doen ons te herinneren, dat er altijd mensen zullen blijven bestaan, voor wie het, zoals Hello zegt, ‘een behoefte is, dat het woord, omgeven van heerlijkheid, op hen toekomt’. Want de mens leeft niet van brood alleen, hij leeft van het woord. Van het woord dat, aangezien brood hier zoveel als ‘natuur’ betekent, dank zij deze tegenstelling als ‘onnatuur’ aangemerkt dient te worden. En zoals Karl Kraus al eens heeft opgemerkt: juist wanneer de natuur ophoudt, vangt de natuurlijkheid pas aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken