Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 209]
[p. 209]

Achter een smal raam

Een dezer dagen zag ik ergens een aardige uitgave van The Natural History of Selborne staan, maar de prijs die ervoor gevraagd werd, was me te hoog. Ik liet het boek dus waar het was en liep naar huis en bedacht onderweg, hoe vreemd het eigenlijk is, dat je van een werk dat je allang bezit, nog een tweede exemplaar wilt hebben. De hebzucht kent vele vormen, en dit is er een van: deze gevoeligheid voor een aardig bandje, een bepaald lettertype en een reeks prenten die duidelijk uit de tijd zijn. Maar berust overigens het hele boekenlezen niet op een drang tot bezit? Men eigent, gedreven door een honger naar weten, zich uit de vreemde gedachtenvoorraad die ons ten dienste staat, iets toe, denkt voor het moment verzadigd te zijn, maar ontdekt al vrij spoedig, dat die bevrediging maar schijnbaar was en dat men met lezen eindeloos zou kunnen doorgaan. Het is goed, dat de werkelijkheid hier paal en perk aan stelt, en nog beter, dat zij ons van tijd tot tijd dwingt het gelezene ook weer af te scheiden. Schrijven heet: meedoen aan, maar ook lezen moet dit zijn. Buiten de beurs zijn binnenvetters niet al te sympathiek.

Intussen is er lezen en lezen - wat trouwens het bestaan van het in de aanvang genoemde boek reeds kan bewijzen. Het is duidelijk, dat een ornitholoog of een natuurliefhebber het boek van Gilbert White met andere ogen zal lezen dan iemand wie het om iets anders dan de stof, om woorden, is te doen. De laatste richt zich voornamelijk op de ‘dulcedo verborum’ en neemt de zaak waarover zij handelen op de koop toe; de eerste echter zoekt allereerst die zaak en komt, dank zij de woorden waarin die zaak gekleed is, nog tot iets anders - namelijk tot zichzelf. Er is een aardige geschiedenis van de historicus Dahlmann, die ruim honderd jaar geleden door zijn geboortestreek Sleeswijk-Holstein trok. Een boer die zijn bagage vervoerde, hield in de ene hand de teugels en in de andere een boek. ‘Wat lees je daar?’ vroeg de geleerde. ‘Homerus,’ luidde het antwoord, ‘dat is echt een boek voor ons.’ Voor ons - dat wil zeggen: voor de boer, voor de man die

[pagina 210]
[p. 210]

dicht bij de aarde is gebleven; en men kan zich voorstellen, dat hij in die verhalen over agrarische koningen en hun kudden runderen en schapen iets anders las dan de geletterden en humanisten, wier aandacht zich veelal tot de formele zijde van hun lectuur zal blijken te bepalen.

Is daarmee het een veroordeeld, en zou alleen het andere - het lezen om de inhoud ‘tout court,’ dat immers neerkomt op het zoeken naar een bevestiging van zichzelf, naar een rangschikking van de eigen gedachten, een ordening of verzameling van hetgeen men eigenlijk al weet - de naam van ‘lezen’ mogen verdienen? De erudiet voelt zich in zijn kamer vol boeken soms vreselijk benauwd: in plaats van het ene substantiële brok dat hem voor lange tijd een gevoel van verzadiging zou kunnen geven, vindt hij niets dan lekkere beetjes binnen zijn bereik, waarvan de geur en smaak hem telkens niet langer dan een kort ogenblik kunnen bekoren. Bijna zou hij ertoe kunnen komen, de eenvoudige lezer, die man uit één stuk, die in alle tevredenheid steeds weer dezelfde maaltijd ter tafel ziet verschijnen, om zijn stoerheid te benijden. Maar dan bedenkt hij, dat het leven zovele vormen kent en dat de nervositeit die met het reageren op die veelvormigheid gepaard gaat, eer een teken van onverflauwdheid en gezondheid is dan van slijtage en ontaarding. Klinkt dit als een ‘oratio pro domo’? Het wordt slechts bij wijze van zelfrechtvaardiging gezegd.

Het is één ding, heimwee naar het ene, ongedeelde en ongebroken leven te hebben; het is een ander ding, te weten waar men staat. Men is stedeling, men leeft op een snijpunt van culturen, het erfgenaamschap van vele eeuwen draagt men met zich om, een nieuwe wereld die aan het ontstaan is, verlokt, verschrikt, en maakt onzeker. Kan men die pluraliteit met het simpele gebaar van de Homeruslezende boer tegemoet treden? Kan men, als White, het komen en gaan van een bepaald vogeltje bespieden, of dagenlang op de loer liggen naar de gedragingen van insekten? Het is een retorische vraag, die hier wordt gesteld, maar dat zij gesteld wordt, is toch wel nuttig. Niemand is namelijk zozeer een kind van zijn tijd, dat hij nooit eens wensen zou, de hele boel, cultuur,

[pagina 211]
[p. 211]

kunst, luxe en wat ‘intellectueel comfort’ heet, in de steek te laten en uit het reservaat der geletterden te verdwijnen - terug naar de open vlakte, terug naar de natuur. Hoe vrij is men daar! Hoe verbluffend eenvoudig kan men daar leven, hoe authentiek is het slag mensen dat men daar ontmoet! Helaas, het zal niet lang duren, of men bemerkt, dat de weg die van het eenvoudige naar het meervoudige leidt, die weg die zich steeds meer vertakt en traject van traject afsplitst, niet in zijn volle lengte terugkeerbaar is, ja, dat men nauwelijks een achterwaartse beweging zal kunnen maken. Men ontkomt niet aan zijn fatum: een moderne gehersende te zijn. Men blijft, ondanks zijn heimwee, wat men is.

Niet voor niets staat het boek van White aan het uitgangspunt van deze beschouwing. Zo ergens eenvoud en ongedeeldheid heersen, dan is het wel in die wereld van de naturalisten. Het jaar gaat er zijn majestueuze gang. De lente komt met haar vogels. De zomer heerst met zijn insekten. De vruchten vallen in het najaar. En januari kristalliseert. De stadsmens die, in zijn warme kamer achter een smal raam gezeten, met een verdroten oog de stapel nieuwe boeken - voedsel voor velerlei gedachten - op zijn schrijftafel taxeert, doet er goed aan, zich op zo'n moment naar dat land te wenden, dat, naar het woord van Ramuz, ‘aan gene zijde van alle landen ligt: dat land dat verloren en dan teruggevonden is, en dan weer verloren en opnieuw voor korte tijd teruggevonden’. In de herinnering aan die ongedeeldheid staat de man met de vele boeken naast de man achter de ploeg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken