Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De club uit Rustoord (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De club uit Rustoord
Afbeelding van De club uit RustoordToon afbeelding van titelpagina van De club uit Rustoord

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (5.71 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Adri Alindo



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De club uit Rustoord

(1931)–B. van Huët–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

Hoofdstuk XIII.
Een goede inval van Cor.

Toen de jongens weer buiten stonden en de groote zware deur van het kasteel achter hen was gesloten, slaakten zij onwillekeurig een zucht van verlichting.

Waarom?

Ze wisten het zelf niet recht.

Cor keek Wim eens aan en Bertus bestudeerde de gelaatstrekken van Piet.

‘Jij zucht,’ zei Bertus.

‘Ja,’ zei Piet, ‘en jij óók!’

‘Waarom?’ informeerde Bertus verder.

‘Omdat we 't allemaal deden.’

‘Zoo!’ zei Bertus op langgerekten toon.

‘Ik denk,’ filosofeerde Piet, ‘omdat wij het er zoo goed hebben afgebracht.’

‘Juist, dat zal het zijn,’ knikte Bertus tevreden.

Na dit korte gesprek wandelden de jongens het hek uit en nu stonden zij op den Boschweg.

Hier kreeg Cor zijn oude vroolijkheid terug. ‘Wij zijn vier dappere helden,’ zei hij gewichtig. ‘Onze overwinning is groot, de vijand is verslagen en op den loop gegaan!’

‘Wat?’ vroeg Wim verbaasd, terwijl hij zijn vriend met open mond aangaapte. ‘En de roovers moeten zelfs nog komen!’

‘Ja,’ gaf Cor ten antwoord, terwijl hij poogde zijn ernst te bewaren, ‘ik bedoel niet de roovers, maar den boschwachter. Jongens,’ zei hij, eensklaps in een schaterend gelach uitbrekend, ‘wat zal-ie geloopen hebben, dat had ik weleens willen zien!’

‘En geschreeuwd zal-ie ook wel hebben!’ gierde Piet.

‘En òf!’ fantaseerde Wim; ‘hij is natuurlijk zóó geschrokken, dat-ie, luidkeels om z'n moeder roepend, aan den haal is gegaan.’

Bertus vond het geval zóó vermakelijk, dat hij niet kon nalaten, de huppelpassen van den boschwachter na te doen en daarbij in alle toonaarden om zijn moeder te roepen.

[pagina 85]
[p. 85]

Het voorbeeld van Bertus werkte aanstekelijk en, hoewel het absoluut niet te prijzen is, om iemand na te doen of belachelijk te maken, konden de jongens het toch niet nalaten, het voorbeeld van Bertus te volgen en te vertoonen, hoe volgens hun idee de boschwachter het hazenpad had gekozen.

Zoo aanschouwde de verlaten Boschweg het zeldzame schouwspel van vier vroolijke jongens, die met breed misbaar van armen en beenen, luid schreeuwend om hun moeder jammerden en elke krijtende jammerklacht vergezeld lieten gaan van een uitbundig gelach.

Zoo joelend en pret makend, schoten de jongens toch vlug op en waren zij al spoedig de groote beek genaderd ter hoogte waarop de hut zich ongeveer bevond.

‘Moeten we eerst niet naar de hut?’ vroeg Bertus.

‘Neen,’ zei Wim, ‘dan wordt het misschien te laat; we zullen maar ineens naar het dorp gaan, de jongens zullen daar al wel zijn.’

‘Zeg,’ riep Piet opeens uit, ‘de boschwachter is in de hut geweest en heeft de jongens niet gezien. Hij zei, dat de roovers hem hadden laten vallen, maar dat is natuurlijk onzin!’

‘Hij zal uitgegleden zijn en in den kuil gevallen,’ zei Cor.

‘Juist, dat denk ik ook; en de jongens waren misschien weggekropen, omdat zij hem hadden gezien.’

‘Zóó zal het gebeurd zijn,’ knikte Wim.

Nu verdiepte ons viertal zich in beschouwingen, wat de jongens wel hadden uitgevoerd, maar een oplossing konden zij niet vinden.

Zoo pratend en gevolgtrekkingen makend, waren zij het dorp genaderd.

Bij het begin van den Boschweg stonden, tot hun groote voldoening, alle leden van de club op hen te wachten.

Een driewerf hoera klonk, toen ons viertal naderde.

‘Daar zijn ze; daar komen ze; jullie hebt een hoop gemist!’ klonk het.

Alle jongens begonnen tegelijk te praten, te lachen en te schreeuwen en een van hen toonde Cor een briefje, dat hij gevonden had.

Onmiddellijk snapte Cor dat dit het bewuste briefje was waarvan de boschwachter gesproken had.

Hij begreep, dat, indien hij niet spoedig partij trok van deze vondst, het geheele dorp spoedig zou weten, dat de bosch-

[pagina 86]
[p. 86]

wachter zijn eigen overlijdingsakte had geschreven, en dit zou natuurlijk hoogst onaangenaam voor den man zijn.

Hij kreeg één van zijn goede invallen, misschien wel de beste, dien hij ooit heeft gehad.

‘Jongens!’ schreeuwde, of liever, brulde hij boven het gejoel uit, ‘ik heb een gewichtige mededeeling te doen, zwijgen jullie eens even.’

Onmiddellijk trad een diepe stilte in en staarden de jongens vol verwachting naar hun bestuurslid.

‘Ik heb een inval,’ begon Cor zijn rede.

‘Hoera!’ brulden alle leden.

‘'t Betreft dat briefje,’ kondigde Cor verder aan.

‘Hoera!’ brulden de opgewonden jongens weer.

‘We moeten het bewaren!’ schreeuwde Cor.

‘Goed, goed, goed!’ klonk het in koor.

‘En dan,’ Cor liet zijn stem dalen, ‘moeten wij niemand in 't dorp iets van dit briefje vertellen; want als wij weer eens naar de bosschen gaan en we ontmoeten boschwachter Akkers, dan toonen wij hem dit papiertje en dan zal hij ons waarschijnlijk niet bekeuren, als we het hem teruggeven. Zóó moeten we doen, vinden jullie óók niet?’ eindigde Cor zijn toespraak.

Een ‘hoera!’ bevestigde alweer, dat de jongens het volkomen met den spreker ééns waren, en allen beloofden plechtig, een diep stilzwijgen te bewaren.

Piet kreeg het gewichtig document te bewaren, wat hij met groot genoegen deed; want hij begreep, dat Cor er aan dacht dat de rooversgeschiedenis spoedig in het dorp bekend zou worden. Dit zotte briefje zou maken dat boschwachter Akkers overal uitgelachen zou worden, als het in handen van den al te mededeelzamen vinder bleef.

Daar het al vrij laat was geworden, besloten de jongens naar huis te gaan, wat zij dan ook onmiddellijk deden.

Dien nacht droomden zij haast allen van hardloopende boschwachters.

Alleen vier waren er, die den slaap maar niet konden vatten, hoe zij zich ook keerden en wendden.

Zij woelden en woelden en toen zij, door vermoeienis overmand, indommelden, droomden zij van nachtelijke gevechten met inbrekers en roovers.

Die vier waren Wim, Cor, Bertus en Piet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken