Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De club uit Rustoord (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De club uit Rustoord
Afbeelding van De club uit RustoordToon afbeelding van titelpagina van De club uit Rustoord

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (5.71 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Adri Alindo



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De club uit Rustoord

(1931)–B. van Huët–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

Hoofdstuk XIV.
Gesnapt.

Elf uur in den avond.

Op het kasteel was alles in diepe duisternis gehuld, want de Baron had zijn maatregelen genomen en wilde de inbrekers in den waan laten, dat hun komst niet was verraden.

Hoewel oogenschijnlijk alles in diepe rust verkeerde, zaten toch alle bewoners in spanning te wachten, wat er zou gaan gebeuren.

De Baron zat met zijn twee boschwachters en een knecht in een klein vertrek, dat aan de keuken grensde.

De inbrekers zouden door het keukenraampje trachten binnen te komen en moesten dus, wilden zij doordringen in de andere kamers, noodzakelijk door het vertrek waar de wachters zaten.

De val was klaar, nu wachtte men op het wild.

Bij het flauwe schijnsel van zijn sigaar keek de Baron op zijn horloge.

‘Kwartier over elven,’ zei hij.

‘Oei!’ zuchtte benauwd de boschwachter, die haast vermoord was.

Even was het stil, toen riep hij opeens vrij luid: ‘Ai! wat is dat?’ De boschwachter was van zijn stoel opgesprongen en trachtte nu, de duisternis doorborend, te zien wie of wat hem zoo deed schrikken.

‘Stil toch, kerel,’ fluisterde de Baron, ‘ze kunnen reeds dichtbij zijn!’

‘Ja, mijnheer,’ was het aarzelend gegeven antwoord, ‘ik voelde wat aan mijn beenen.’

‘O, dat zal de poes zijn,’ merkte de knecht op.

De knecht en de boschwachter bukten zich en keken onder de tafel. Twee helgroene lichtjes blikten hen tegen.

‘Miauw, miauw,’ klonk het zacht en klagend.

‘Zie je wel, 't is de poes,’ glimlachte de knecht.

De boschwachter haalde diep adem. ‘Lamme beesten,’ mompelde hij toen.

De Baron doofde zijn sigaar. ‘Nu goed geluisterd,’ zei hij.

[pagina 88]
[p. 88]

‘Eerst moeten wij hen binnen laten komen, dan maakt Coenraad - dat was de knecht - licht en wij grijpen hen tegelijk beet. Mochten zij op de vlucht willen gaan, dan zal Gerard hen den terugtocht afsnijden.’

Gerard was óók een knecht van den Baron. Hij was een flinke, stevige kerel, die niet spoedig bang was, en daarom was hij buiten op wacht gezet.

Met den Baron had hij afgesproken, dat, indien hij de inbrekers tijdig zag, hij even tegen de ruit zou tikken.

De binnenzittenden zouden zich dan onmiddellijk bukken, om van buitenaf niet gezien te kunnen worden, daar de inbrekers wel een lantaarn bij zich konden hebben, om bij dit licht in de kamer te zien of alles wel veilig was.

Nog even was het stil en luisterden allen scherp toe.

‘Ting,’ deed de klok.

Half twaalf.

Nog was de klank van dien slag niet weggestorven, of een kort en zacht getik tegen de ruiten bewees, dat Gerard op zijn post was en de aankomst meldde van de inbrekers.

Onmiddellijk lieten de wachters in de kamer zich op den grond zakken en, alsof het afgesproken was, kropen zij allen onder de tafel, waar zij veilig verborgen zaten onder een groot afhangend kleed.

Ondanks den ernst van den toestand, moest de Baron toch lachen om het dwaze van dit geval.

Als men hem dien morgen had verteld, dat hij 's avonds in angstige spanning onder de tafel zou zitten, had hij hoogstwaarschijnlijk hartelijk gelachen om zoo'n dwaze voorspelling.

Niet lang zaten zij in hun schuilplaats, toen zij zacht hoorden praten. Scherp luisterden zij toe. De inbrekers moesten zich reeds bij het keukenraampje bevinden.

‘Hier is het!’ klonk het zacht.

‘'t Is tamelijk hoog,’ was het antwoord.

Even werd het stil. Blijkbaar overlegde het tweetal, hoe zij het gemakkelijkst binnen konden komen.

Toen klonk het weer zacht: ‘Jij op mijn schouders, je bent de kleinste en de lichtste.’

‘Goed.’

Een zacht geschuifel werd vernomen.

‘Zit je?’

‘Ja.’

‘Zachtjes aan en vlug de deur openen.’

[pagina 89]
[p. 89]

Bijna onhoorbaar klom de indringer naar binnen.

 

‘Een ieder op zijn post,’ commandeerde de Baron zacht.

Coenraad nam plaats bij het knopje van het electrisch licht.

De Baron ging achter een groot scherm staan, dat dicht bij de deur was neergezet.

De twee boschwachters namen plaats achter de deur.

‘Ben je er?’ klonk het buiten.

‘Ja.’

‘De deur open!’

‘Is op slot!’

‘Zie je geen sleutel?’

‘Neen!’

‘Maak dan licht!’

‘Ja, wacht even.’

‘O,’ klonk het toen, ‘de sleutel was gevallen, ik heb 'm gevonden.’

‘Prachtig!’

Klik-klak. De sleutel werd in het slot gestoken en omgedraaid.

‘Gelukkig.’

‘Deur open laten en vooruit!’

‘Zou hier in de keuken geen zilverwerk liggen?’

‘Nee, dat wordt natuurlijk 's avonds opgeborgen!’

‘Schoenen uit!’

‘Ja, goed!’

In de aangrenzende kamer verkeerde men in spanning.

De inbrekers zaten met hun rug naar de buitendeur en trokken vlug hun schoenen uit.

Indien zij slechts even om hadden gezien, zouden zij een gezicht ontdekt hebben, dat hen medelijdend aanstaarde.

Gerard, de knecht, die buiten de wacht had gehouden, was hen op den voet gevolgd, om hun het vluchten te beletten.

‘Ben je gereed,’ vroeg de kleinste der inbrekers.

‘Ja!’

Het hoofd van Gerard verdween.

‘Nu naar binnen!’

‘Ga jij eerst, jij bent de sterkste!’

‘Vooruit, hoor, ik ben niet bang!’

De inbreker greep den knop van de deur beet en draaide deze langzaam om, daar hij wist dat vele deurknoppen een

[pagina 90]
[p. 90]

knarsend geluid doen hooren, als het slot in beweging wordt gebracht.

Krrr - krrr. De knop van de deur was omgedraaid en de inbrekers stapten naar binnen.

‘Deze deur moeten wij ook open la....’

‘Halt!’ klonk het opeens, ‘geen stap verder.’

Klik! deed het knopje van het electrisch licht.

‘Vlucht, vlucht, we zijn verra....’

‘Halt!’ klonk het ook achter hen.

‘Sla neer!’ riep één der inbrekers.

Pats! Boem! Er viel een stoel.

‘Ai, help, ze hebben me beet!’ hijgde de inbreker, die het eerst was binnengekomen.

Een dreunende slag weerklonk; de vechtenden rolden in het kamertje op den grond en wierpen in hun worsteling de stoelen omver.

Zooals het met dergelijke gebeurtenissen meestal gaat, waren drie personen op één inbreker aangevallen, terwijl de grootste en de sterkste slechts één man tegenover zich had.

Op 't oogenblik, dat de deur openging en den inbrekers het ‘halt!’ werd toegedonderd, had boschwachter Akkers zijn vrees overwonnen en was moedig één der inbrekers te lijf gegaan.

Nu rolden zij samen over den grond in de keuken, terwijl zijn collega en de Baron met den knecht den inbreker in de kamer trachtten te overmannen.

Akkers had zich geweldig opgewonden. ‘Ik heb-ie!’ schreeuwde hij. ‘Ik laat je.... au, au,.... niet los! Gemeene dief.... moordenaar, sla nog eens als je durft!’

‘Au, au-au-au!’ klonk het even later.

‘Dood, dood, dood zal je, moet je!’ Elk woord liet Akkers vergezeld gaan van een stomp.

In het woeden van het gevecht stootten de worstelenden tegen een klein tafeltje, waarop een groote waschkom stond, tot aan den rand gevuld met water.

Rrrritsss! Het tafeltje verschoof, de kom kantelde en....

Klots, klots, klots.... rikketikketik, boem!

De kom was van het tafeltje gegleden en boven op de vechtenden gevallen.

‘Oei, oei, au, au, de boel.... boel nog bre.... breken ook, dief! Ik ben nat.... nat.... nat; help, help toch, mijnheer de Baron, help!’

[pagina 91]
[p. 91]

Gelukkig schoot Gerard toe en spoedig waren de roovers nu overwonnen en gebonden.

‘Waar nu heen?’ vroeg één der boschwachters al hijgende.

‘Naar den kelder, daar kunnen zij den nacht doorbrengen. Morgen zullen zij verhoord worden!’ besliste de Baron.

De inbrekers werden weggevoerd en veilig opgeborgen, toen keerden de boschwachters en de knechten, die thans de beste maatjes waren, naar de kamer, waar de vechtpartij had plaats gehad, terug.

De Baron stond op hen te wachten.

Akkers kreeg een extra pluimpje voor zijn moedig gedrag.

Allen waren het er over eens, dat hij zich kranig had gehouden.

Maar, dit weten wij ook, menschen, die laf en angstig schijnen, zijn soms de moedigsten als het op handelen aankomt.

Telkens echter schoot de Baron in den lach, als hij dacht aan de redevoering, die Akkers onder 't vechten had gehouden.

De baron vertelde eerst nog hoe er den volgenden dag met de inbrekers zou gehandeld worden en dankte zijn moedige helpers voor hun uitstekende hulp, die hij niet onbeloond zou laten.

De twee boschwachters begaven zich naar huis.

Akkers kon echter niet nalaten, langs het keldergat te loopen, om te zien of dit wel stevig genoeg gesloten was.

De ‘schrik der bosschen’ was geweldig trotsch op zijn overwinning. En niet ten onrechte. Hij had zich inderdaad moedig gedragen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken