Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De club uit Rustoord (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De club uit Rustoord
Afbeelding van De club uit RustoordToon afbeelding van titelpagina van De club uit Rustoord

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (5.71 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Adri Alindo



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De club uit Rustoord

(1931)–B. van Huët–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

Hoofdstuk XV.
Coenraad verschijnt in de klasse van meester Reynders.

't Was doodstil in de klasse van meester Reynders.

De leerlingen spanden hun uiterste krachten in, om de moeilijke sommen te begrijpen.

Men hoorde niets anders dan het krassen der pennen over het papier en tallooze diepe zuchten.

Ze waren dan ook lastig, die vervelende taaie breuken.

Bertus deed ook zijn best, om er ten minste iets van te begrijpen.

Het lukte hem echter niet al te best, want telkens dwaalden zijn gedachten af en peinsde hij er over, of de inbrekers al gevangen waren.

‘Straks komt de Baron ons misschien halen,’ dacht hij en tersluiks keek hij naar de deur. alsot de verwachte opeens binnen zou komen stappen.

‘Bertus,’ klonk 's meesters stem, ‘opletten!’

‘Ja, éh, inbre.... meester.’

Weer werd het stil in de klasse.

De jongens zaten in zichzelf te mopperen over die lastige rekenkunst en de dikke Piet. die anders alles nog al gauw begreep, wist nu ook geen weg met de breuken-historie, zooals hij het uitdrukte.

Daar vernam men het getoeter van een auto, die het schoolplein opreed.

‘Daar is-ie!’ riep Bertus opeens vrij luid.

‘Bertus, voor de tweede maal, opgelet!’

‘Ja, meester.’

Nogmaals keerde de rust in het schoolvertrek terug, doch het was niet van langen duur, want weldra schalde de stem van Bertus: ‘Meester!’

‘Wat is er toch, jongen?’ vroeg de man, vrij ontstemd.

‘Er wordt geklopt!’

‘O, zoo. Binnen!’

De deur ging open en daar stapte Coenraad, in het volle besef van zijn waardigheid, het lokaal binnen.

[pagina 93]
[p. 93]

‘Goeden morgen, meester!’ brouwde hij deftig.

Met groote oogen keek de meester naar den mooi uitgedosten knecht.

‘Goeden morgen, wat verschaft mij de eer u....’ begon meester.

‘Dat zal ik u zeggen,’ viel Coenraad hem nu niet bepaald heel beleefd in de rede. ‘Ik kom namens den heer Baron eens een ernstig woordje met u praten!’

Ah! flitste het opeens door 's meesters brein, zeker heeft weer één van de jongens iets uitgehaald. Daar zal ik nu toch eens voor goed een eind aan 'trachten te maken.

Meester was heusch geen kwaad man en in waarheid de vriend van zijn leerlingen en hun vertrouwde raadsman; maar hij hield van orde, regel en netheid, waaraan het den kinderen zoo dikwijls ontbrak en hij kon absoluut niet verdragen, dat er klachten kwamen over zijn leerlingen en dit gebeurde, helaas, maar al te vaak.

De zaakjes, waarin zijn leerlingen zich niet hadden gedragen zooals het behoort, bracht hij maar 't liefst dadelijk in 't reine en dus vroeg hij, terwijl hij den knecht zijn eigen stoel aanbood: ‘Wie van jullie?’

Coenraad, die niet besefte, dat hij den meester in den waan had gebracht dat er iets onbehoorlijks was gebeurd, behoefde geen woord te zeggen, want oogenblikkelijk stonden Wim, Cor, Bertus en Piet bij 's meesters vraag op en als juichkreet klonk het: ‘Wij, meester!’

Verbaasd keek de onderwijzer den knecht aan.

Toen beging Coenraad een groote onhandigheid. In plaats van den meester nu precies te zeggen wat er voorgevallen was, versterkte hij hem nog meer in de meening dat er werkelijk strafbare, feiten waren gepleegd.

‘Zoo, zoo, dat had ik van jullie niet gedacht,’ zei de meester. ‘Ik meende dat jullie beter oppasten en wat meer over de gevolgen van jullie streken zouden nadenken.’

‘Ja, ja, meester, zeg dat wel,’ zei die malle Coenraad weer.

‘Komt eens hier!’ zei de meester ernstig.

Met triomfantelijke gezichten stapte ons viertal naar voren. Meester heeft er zeker al van gehoord, dachten zij, en nu roept hij ons voor de klas om ons te prijzen. De jongens voelden zich als helden en keken den meester vrijmoedig aan.

Toen gebeurde er iets, wat Coenraad allerminst verwacht had.

[pagina 94]
[p. 94]

Onze knecht meende zijn grap, om bij den meester de gedachte op te wekken, dat het wel heel treurig gesteld was met zijn leerlingen, zóó ver te kunnen drijven, dat meester zich zou laten verleiden den jongens een flink portie strafwerk te geven, zoodat hij dan met een verheugd gezicht als een soort redder zou kunnen optreden, om de jongens weer van dat strafwerk af te helpen, door eindelijk te vertellen, wat er nu eigenlijk was geschied.

Het liep echter heel anders.

‘Jongens,’ zei meester met ernstige stem, ‘ik zal jullie eens iets vertellen wat je tot heden nog geen van allen goed begrepen hebt. Het gebeurt te veel dat jullie dingen doet die niet mogen, ja dikwijls zelfs slecht genoemd kunnen worden. Dat komt omdat jullie je geen rekenschap geeft van de gevolgen van je daden. Nu zal ik je eens iets zeggen wat je allemaal denkt en toch niet openlijk durft zeggen.

Jullie denkt dat het noodig is de groote menschen te plagen als je een grap wilt uithalen, of pret wilt maken. Daardoor ga je de groote menschen zoo'n beetje als je vijanden beschouwen. Kunnen jullie dan geen grappen verzinnen zonder de groote menschen last te berokkenen en vinden jullie het zoo prettig om in angst te moeten zitten, omdat je iets vernield of beschadigd hebt?

Het is laf, dat jullie altijd iemand overlast moet aandoen, als je pleizier wilt hebben en heelemaal geen bewijs van flinkheid. Wanneer jullie grappen wilt uithalen, zorgt dan dat je daarbij niemand beleedigt of schade berokkent.

Dat doen flinke Hollandsche jongens niet, maar ze deinzen niet terug voor gevaar en helpen daar, waar hulp noodig is. Wanneer je zoo handelt zal je zien dat je veel meer pleizier hebt, dan wanneer je je gedraagt als een laffe, geniepige jongen, die, om een beetje pret te hebben, anderen moet sarren en plagen.

Jongens, ik zou het treurig vinden, wanneer jullie van die laffe jongens werden, waar geen fut in zit en die, uit angst voor de gevolgen, er maar op los gaan liegen, of brutaal worden.’

Meester zweeg en keek de jongens strak aan.

Coenraad sprong op van zijn stoel en riep uit: ‘Kolossaal, dat noem ik nu eens een flinke, kranige afstraffing. Meester, laat ik u de hand drukken en erbij zeggen, dat het mij nu niet meer verwondert, dat deze vier jongens in staat zijn geweest, zoo'n heldendaad te verrichten!’

[pagina 95]
[p. 95]

‘Heldendaad?’ vroeg meester Reynders, ten hoogste verwonderd.

‘Ja, meester, de jongens hebben zich als helden gedragen. Ik heb u in den waan gebracht, dat ze kwaad hadden gedaan, wat ik nu, goed beschouwd, niet heel erg mooi vind.’

‘Maar.... maar vertel u dan eens nauwkeurig, wat er dan eigenlijk gebeurd is.’

Coenraad gaf nu een uitvoerig verslag van wat er den vorigen dag had plaats gehad.

De meester keek al even verbaasd als de leerlingen.

‘Jongens,’ zei hij tot het viertal, ‘wat je gedaan hebt was jullie plicht; maar voor één ding moet ik je prijzen en dit is de manier, waarop jullie je zoo moedig hebt gekweten van je taak.’

‘Maar,’ merkte Bertus op, ‘ik heb wat in angst gezeten, dat beloof ik u!’

Allen schoten in den lach over deze openhartige opmerking.

‘Dit geeft niets,’ zei meester. ‘'t Is een bewijs te meer, dat je voelde iets te moeten doen, dat je plicht was.’

‘Mag ik de jongens nu meenemen, want mijnheer de Baron wenschte nog 't een en ander met hen te bespreken,’ vroeg Coenraad.

‘Met het grootste genoegen,’ zei meester en, zich tot de jongens wendend, vervolgde hij: ‘Gaan jullie maar gauw mee en als je vanmiddag niet op tijd terug kunt zijn, mag je vandaag verder vacantie nemen.’

‘Ja, meester, graag!’ riep ons viertal verheugd uit.

‘Ik zal jullie wat breuksommen meegeven om onderweg uit te rekenen,’ zei meester met een effen gezicht.

Wim zag de oolijke tinteling in 's meesters oogen en begon te lachen.

‘Maar Wim, moet je daarom lachen? Weet je dan al zoo goed wat een breuk is?’ vroeg meester.

‘Ja, meester,’ riep de voorzitter van de ‘Rustoordsche vrienden’ ondeugend uit, ‘dat lampeglas!’, op een der lampen in het schoollokaal wijzende.

Allen keken in de aangeduide richting. Toen brulde de heele klas het uit.

Ook Coenraad en de meester schaterlachten.

Het lampeglas vertoonde namelijk twee groote barsten.

En juichende verliet ons viertal de klas, gevolgd door Coen-

[pagina 96]
[p. 96]

raad, die den meester had moeten beloven goed op de vroolijke rakkers te zullen passen.

Even later vernam men in de klas het getoeter van den auto.

‘Die gaan fijn uit rijden,’ bromde een der jongens. ‘en wij wij moeten breuken maken!’

‘Wat een pech!’ zuchtte één der leden van de club hardop.

Alle jongens waren het roerend met hem ééns.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken