Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De club uit Rustoord (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De club uit Rustoord
Afbeelding van De club uit RustoordToon afbeelding van titelpagina van De club uit Rustoord

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (5.71 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Adri Alindo



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De club uit Rustoord

(1931)–B. van Huët–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 112]
[p. 112]

Hoofdstuk XIX.
Winkelier Snappers, handelaar in sportartikelen, komt tot de ontdekking, dat men zeer verdraagzaam moet zijn jegens goede klanten.

De auto was met zijn vroolijke passagiers de stad genaderd.

‘Jongens,’ zei de Baron, ‘we zullen hier uitstappen en dan gaan we te voet de stad eens door!’

De jongens vonden het opperbest en zoo zien wij het viertal met hun begeleider even later, vol bewondering over de mooie étalages, door de drukke straten der stad wandelen.

't Was werkelijk soms een toer voor den Baron, om het viertal mede te krijgen, als iets in een der mooi opgemaakte uitstalkasten hun belangstelling trok.

Telkens slaakten zij kreten van verrukking en vergaten zij alles om zich heen, om luide hun verwondering te uiten.

Na verscheidene straten te zijn doorgewandeld, bleef de Baron opeens stilstaan voor een groot magazijn in één der drukke straten en, zich tot de jongens wendend, zeide hij geheel onverwachts: ‘Komt mee, naar binnen, dan mogen jullie kiezen wat je graag zoudt willen hebben.’

De jongens kregen een kleur van pleizier en volgden hun geleider op den voet.

Dat beloofde wat te worden.

Cor had nog net gelegenheid, om te lezen wat er op de groote spiegelruit geschilderd stond:

E. Snappers, Handel in Sportartikelen.

De eigenaar van dit paradijs voor sportliefhebbers trad ons vijftal met een vriendelijken groet tegemoet.

‘Heeft u ruime keuze van artikelen?’ vroeg de Baron, nadat hij den beleefden groet had beantwoord.

‘Zeer ruim,’ antwoordde met een glimlach de winkelier.

‘Geschikte sportartikelen voor de jongelui?’ vroeg de Baron weer, op de jongens wijzend.

‘Zeer geschikt voor de jongelui,’ antwoordde de handelaar.

[pagina 113]
[p. 113]

de jongens monsterend om vast te verzinnen wat nu eigenlijk wel geschikt voor hen was.

‘Die man praat alles na,’ dacht Cor. ‘Op zoo'n manier worden we niet wijzer en staan we vannacht om twaalf uur hier nòg te kijken.’

‘Wilt u eens het een en ander laten zien, dan kunnen de jongens kiezen.’

‘Welzeker, mijnheer; ik zal u het een en ander laten zien. Dan kunnen jullie kiezen, hè, jongens?’ papegaaide de winkelier, zich tot ons viertal wendend.

Cor was bijna in den lach geschoten en Piet vroeg zich af, of het den man weleens gelukt was om uit zichzelf iets te verzinnen, dat belangrijk genoeg was om 't te vertellen.

Tot groote voldoening van onze helden, wien dit vraag- en antwoordenspel reeds lang genoeg geduurd had, toonde de winkelier hun verschillende artikelen, ‘opdat de jongens konden kiezen.’

Na lang zoeken, - er was zooveel begeerenswaard, - bepaalde Wim zijn keus op een echt lederen voetbal. Om te zien of de bal veerkrachtig genoeg was, liet Wim hem stuiten. Tot zijn schrik bleek de bal echter veerkrachtiger dan hij had vermoed, zoodat, nog vóór Wim hem in zijn vaart kon stuiten, de bal te hoog terugsprong en met een sierlijken zwaai op des winkeliers weelderigen haardos terecht kwam.

De eerzame handelaar in sportartikelen stond juist Bertus aan 't verstand te brengen, dat een goede veldflesch onontbeerlijk is voor een ieder, die veel in de vrije natuur verkeert, toen de bal met zijn enorme kuif in aanraking kwam.

‘Goede genade!’ riep de man, die niet anders dacht, of hij kreeg een fikschen klap op zijn hoofd. ‘Wat is dat?’

‘O, pardon!’ stotterde Wim, ‘die bal stuitte zoo hoog.’

‘Ach,’ grinnikte de winkelier, alsof hij er medelijden mee had en 't toch ook bijzonder aardig vond. ‘Ja, die bal stuit zoo hoog.’

Bertus was door dit voorval gelukkig overtuigd van de practische waarde van een veldflesch.

De Baron stond al dien tijd lachend toe te zien.

‘Ik wist niet,’ dacht hij, ‘dat men in zijn jongensjaren al zooveel pleizier kan hebben.’

Hij, de schatrijke Baron, had in zijn jeugd nooit vriendjes gehad, waarmede hij kon spelen en ravotten.

Deftig, ja, te stijf opgevoed was de eenige persoon, waarmee

[pagina 114]
[p. 114]


illustratie

[pagina 115]
[p. 115]

hij zijn vrije uren moest doorbrengen, een oude gouverneur geweest, die met hem, na de lesuren, ging wandelen als ontspanning, doch onder het wandelen kreeg hij nog les, hoe hij zich gedragen moest, op straat of in gezelschap, en liepen zij op een landweg, of in de bosschen, dan kreeg hij nog onderricht in plantkunde, waarvan hij niets onthield, zoo dor en droog werd hem dit onderwijs gegeven.

De Baron herinnerde zich nog goed, dat hard loopen en draven en het luidruchtige spelen door dien stijven, afgemeten man hoogst onbetamelijk werd genoemd.

Is het wonder, dat hij haast nog meer schik had dan de jongens?

Nooit had hij pret kunnen maken zooals hij wilde, zonder berispt te worden.

Ja, de Baron amuseerde zich nu zóó best, dat hij in stilte wenschte, dat Cor en Piet niet zoo gauw hun keus zouden kunnen bepalen als Wim en Bertus.

Doch aan alles komt een eind, en zoo had Cor, na lang aarzelen, ook zijn keus bepaald.

Vele malen had hij rondgekeken, doch eensklaps wendde hij zich tot Wim en vroeg: ‘Mag ik altijd meê voetballen, Wim?’

‘Ja, natuurlijk,’ gaf deze ten antwoord, ‘de bal is voor de club!’

‘Dan zou ik graag een paar voetbalschoenen willen hebben,’ zei Cor, tot groote vroolijkheid van den Baron.

Cor kreeg zijn voetbalschoenen.

Nu bleef Piet nog over.

‘Wel, Piet,’ vroeg de Baron op gemoedelijken toon, ‘heb je al iets van je gading gevonden?’

‘Ja...., neen, mijnheer, ik zou willen vragen, of ik in het bosch touwen aan de boomen mag binden?’

‘Touwen aan de boomen! Waar is dat goed voor?’

‘Ja...., ziet u,’ aarzelde Piet, ‘dan zou ik graag een hangmat willen hebben!’

‘Accoord,’ lachte de Baron, ‘jij krijgt een hangmat.’

Geen twee minuten later werd de luie Piet, tot groot vermaak van de toeschouwers, door Cor en Bertus in een hangmat den winkel rondgezeuld.

‘Ziezoo,’ zei de Baron, ‘nu hebben jullie allemaal wat en is het mijn beurt om wat te kiezen!’

Piet vond, dat de Baron ook maar een hangmat moest

[pagina 116]
[p. 116]

nemen, doch Bertus was van oordeel, dat een veldflesch veel geschikter was, die kon je in den auto meenemen, dan had je altijd wat te drinken onderweg.

Wim daarentegen was van meening, dat een voetbal den Baron niet te onpas zou komen, daar werd een mensch lenig en sterk van. De Baron kon desnoods met Coenraad en de boschwachters gaan voetballen; doch Cor riep daartusschendoor, dat dit een dure liefhebberij zou worden, want dan moesten ze allen ook nog voetbalschoenen hebben.

‘Neen,’ zei de Baron, ‘jullie weten het niet, ik kies heel iets anders,’ en hij fluisterde den winkelier iets in 't oor.

Deze boog opeens als een knipmes.

‘Wel zeker, mijnheer,’ zei hij verheugd; ‘wat mooie, ijzersterk en waterdicht.’

‘Zoo,’ dacht Cor, ‘de Baron moet een regenjas hebben. Wat heb je daar nu aan? Als 't regent, ga je toch niet voor je pleizier wandelen en moet je er noodzakelijk uit, wel, dan stap je in den auto en je blijft droog!’

‘Zoudt u mij even willen volgen?’ vroeg de winkelier.

‘Wel zeker,’ zei de Baron en, zich tot de jongens wendend, vroeg hij: ‘Gaan jullie óók mee?’

Natuurlijk had ons viertal niet het minste bezwaar, om bij de keuze van de regenjas aanwezig te zijn, dus volgden allen den winkelier, die hen voorging naar het magazijn, dat achter den winkel was gelegen.

‘Kijk u eens,’ zei hij, toen allen daar waren aangekomen, ‘hier staan ze, in alle maten en prijzen.’

‘Lieve hemel,’ liet Piet zich opeens ontvallen, ‘dat had ik eerder moeten weten!’

De winkelier schoot in den lach. ‘Ja,’ zei hij, ‘dat is wat anders dan een hangmat!’

Met verbaasde oogen keken de jongens het magazijn rond.

Overal in 't rond stonden de prachtigste kampeertenten, die men zich maar denken kon.

‘Wat een prachttenten, beter dan een hut!’ liet Wim zich ontvallen.

De Baron antwoordde hier niet op.

Met kennersblikken monsterde hij de tenten, voelde of het linnen wel stevig was, en of de stokken buigzaam waren.

Eindelijk scheen één der grootste tenten hem wel te bevallen.

[pagina 117]
[p. 117]

‘Voor hoeveel personen is deze?’ vroeg hij.

‘Ruim genoeg voor vijf personen van uw lengte,’ antwoordde de winkelier.

‘Prachtig, dan moet ik twee zulke tenten hebben,’ besliste de Baron. ‘Heeft u soms nog een knecht bij de hand, die ons behulpzaam kan zijn bij het dragen?’

‘Een knecht, mijnheer?’ vroeg de winkelier verbaasd. ‘Eén flinke, stevige jongen draagt beide tenten met gemak!’

‘O,’ zei de Baron, ‘dan kunnen de jongens mij wel helpen.’

‘Ja, de jongens kunnen u wel helpen,’ echode de handelaar in sportartikelen.

De man riep één der winkelbedienden, die juist bezig was een nieuwe zending artikelen uit te pakken en na te zien, en samen deden zij toen voor, hoe de tenten opgevouwen moesten worden.

't Ging nogal gemakkelijk, zoodat ons viertal in staat was tent No. 2 precies eender te vouwen.

Elke tent werd nu in een stevigen rugzak gestopt, eveneens van waterdicht linnen vervaardigd, terwijl de stokken, die voorzien waren van kokers, evenals bij vischhengels, met een riempje saâmgebonden werden.

Natuurlijk boden de jongens zich als om strijd aan een tent te dragen, dus schikte de Baron het zóó, dat Wim en Cor ieder een rugzak werd omgehangen en Piet en Bertus beiden een stel stokken te dragen kregen.

‘Nu gaan we vlug terug, jongens; we zijn al over tijd,’ zei de Baron.

‘Mijnheer,’ sprak hij tot den winkelier, ‘u wilt mij de rekening zeker wel thuis sturen, hier is mijn kaartje.’

De winkelier, die nu eerst op 't kaartje las, welke deftige klanten hij had, boog opeens als een knipmes. ‘Wel zeker, mijnheer de Baron, ‘met graagte!’ Met overhaaste bewegingen snelde hij naar de deur, om die voor zijn klanten te openen.

Gelukkig, zijn buurman, de banketbakker, stond uit verveling bij hem voor de étalage te kijken. Dien man kon hij niet uitstaan, omdat hij er altijd op pochte, bestellingen te krijgen van voorname menschen.

‘Fijn,’ dacht de eerzame handelaar, ‘een Baron heeft hij toch nog nooit tot klant gehad!’

Met een ruk de deur openend, riep hij zóó luid, dat het buiten duidelijk verstaanbaar was: ‘Goeden middag, mijnheer de Baron; dag jonkheeren!’

[pagina 118]
[p. 118]

De jonkheeren groetten ook ernstig en deftig, zij waren wat in hun schik met hun nieuwen titel.

De banketbakker draaide zich wrevelig om. ‘Wat een opschepper!’ bromde hij. ‘Poeh, ik heb wel klanten, die misschien veel voornamer zijn dan zijn Baron en zijn jonkheeren.’

Op 'n drafje liepen de jongens, door den Baron gevolgd, naar den wachtenden auto.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken