Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozemarijntje en Rooie Pier (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozemarijntje en Rooie Pier
Afbeelding van Rozemarijntje en Rooie PierToon afbeelding van titelpagina van Rozemarijntje en Rooie Pier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.27 MB)

Scans (5.78 MB)

ebook (3.75 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.G. van de Hulst jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozemarijntje en Rooie Pier

(1947)–W.G. van de Hulst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XVIII. Als de nacht komt

Moeder slaapt nog niet.

Aan haar tafel zit ze, dicht bij de kachel. Ze leunt achterover in haar stoel; over haar handen die op de tafel rusten, valt het licht van de lamp.

Buiten hoort ze de felle wind jagen.

Ze denkt aan haar man.... Altijd, als de wind jaagt, is het, of hij haar roept.

Hij zal nu wel in Stockholm in de haven liggen met zijn schip. Ze heeft hem vanavond een brief geschreven. Hij moet alles weten. Ze heeft hem geschreven van haar schrik, van haar blijdschap en dankbaarheid, - ook van haar stille zorg, hoe het nu verder gaan zal met Rozemarijntje.... Rozemarijntje.... Hè, ze zou nu nog wel eens, in stilte, héél even om een hoekje van de grote bedsteê willen kijken gaan!.... Zou Rozemarijntje slapen? En vrouw Kraak in haar stoel? En die brave Pier met zijn grote slaapmuts op?... En wéér ziet moeder, in haar verbeelding, haar meisje in het halfdonker aan de boot tussen de ijsschollen hangen.... O, verschrikkelijk! als ze toch eens had lòsgelaten, als ze eens was weggegleden in 't donkere water, als ze eens niet was gered.... En als ze dàt, dat verschrikkelijke nu aan haar man had moeten schrijven. Vreselijk!.... Een huivering rilt langs haar rug....

Maar neen, neen, dat màg niet. Dááraan màg ze nu niet denken meer. Haar hemelse Vader heeft Rozemarijntje bewaard. Dankbaarheid, blijde dankbaarheid alléén mag er nu zijn in haar hart.

Weer vouwt ze haar handen.... ‘O, mijn God,’ bidt ze zacht, ‘ik dànk U! Gij hebt ons kind gered; Gij hebt Rooie

[pagina 83]
[p. 83]

Pier gezonden en hem sterk gemaakt....

O, wij zondige mensen vergeten U zo dikwijls. Gij vergeet ons nóóit. Leer ons toch meer en meer U liefhebben, in alles, àlles op U vertrouwen; ook als onze zonde, onze schuld ons bang maakt.

Wij verdienen Uw goedheid niet: onze schuld is zo groot. Maar Gij hebt ons Uw eigen Kind, Uw Zoon gegeven, - Jezus, onze Heiland. Hij heeft onze schuld op zich genomen; de straf, die wij verdienen, heeft Hij gedragen; tot de dood toe.... O, Vader, en daarom mogen wij tòch Uw kinderen weer zijn. Maak ons dankbaar, toch àl meer dankbaar voor Uw grote liefde, Uw genade....’

Moeder bidt: Er is een grote, stille vrede in haar hart. Zij weet het, dat in deze stille kamer, in dit stille uur, haar hemelse Vader haar hoort, haar in liefde aanziet.

En moeder bidt ook voor Rozemarijntje, haar roekeloze wildzang.... ‘O, mijn Heiland, ze is zo klein nog, ze begrijpt zo weinig nog van Uw grote liefde voor de mensen. Maar eenmaal, toen Gij nog op aarde was, hebt Ge kinderen in Uw armen genomen en hen gezegend.... O, neem ook ons kind in Uw armen. Dan is zij voor eeuwig veilig. Leer haar vroeg U lief te hebben; door vreugde en verdriet heen, - altijd!.... Want dàn alleen zal ze waarlijk gelukkig zijn.’

Moeder bidt ook voor Rooie Pier.... ‘O, Vader, bewaar hem èn Rozemarijntje, bewaar hen beiden voor zware ziekte: het koude water was zo gevaarlijk.... En de beide goede, oude mensen, die ons kindje zo trouw verzorgden, - zegen hen....’

Buiten jaagt de wind. Moeders hoofd, voorovergebogen, zakt langzaam op haar gevouwen handen.... Ze hoort de wind wel, ze hoort wel roepen. Een blijde stem.... Ja, ja, ze komt. Ze ziet haar man; hij heeft Rozemarijntje in zijn armen. Vreemd! Rozemarijntje klemt haar armen stevig om zijn hals, en ze lachen, en ze roepen, àllebeî....

Moeder droomt. Moeder is in slaap gevallen.

[pagina 84]
[p. 84]

Rooie Pier slaapt nog niet.

Hij ligt maar stil te wachten tot de goede slaap komen zal, - en te denken. Ja, ja, zo'n koud bad is gevaarlijk. Wat zal er nu van hem worden? De dood misschien?.... Ja, dat kàn. Hij is niet zo jong en zo sterk meer. Maar om Piers mond blijft de stille, vriendelijke glimlach: hij weet zich in Gods Vadertrouw geborgen; - hij geeft zich in vol vertrouwen over aan God.

Hij ziet, in gedachten, weer dat deerntje hangen aan de boot. Zijn gezicht verstrakt. Het denken dááraan doet hem pijn.... O, en hij voelt het: als Rozemarijntje wéér te water raakte, - hij zou wéér duiken.... Diepe dankbaarheid, dat hij haar heeft mogen redden, leeft in zijn oude hart. Ja, is 't eigenlijk niet een beetje dom van hem geweest, het kind, in zijn haast, hierheen te dragen? Hij had haar toch beter naar haar moeder kunnen brengen: die woont maar een klein eindje verder van de haven dan hij; en dan lag ze nu veilig in haar eigen bedje.... Och, maar hij was vanavond zo angstig geweest, zo in de war. Hij had maar gedacht aan één ding: die verschrikkelijke kou uit, de goede warmte in!.... Ja, en die moeder zou toch ook wel erg geschròkken zijn, als zij Rozemarijntje zo ineens gezien had: zo nat, zo bleek, zo bibberend van kou.... Och ja, nou maar niet piekeren meer. Hier, bij zijn beste vrouw, had het kind 't óók goed.

Als ze nu maar niet ziek wordt.... Hij kijkt eens naar haar. Ze slaapt heerlijk. Er brandt op de tafel in het voorkamertje, waar zijn vrouw zit te dommelen in haar stoel, een klein nachtlampje, heel laag gedraaid.... Hij kan van Rozemarijntje alleen maar wat verwarde krullen zien en een glimmend puntje van haar neus.... ‘Zo'n deerntje toch!’ Pier ligt weer te denken aan zijn eigen dwaze vertelsels van zwarte Japik en van Oom Joris en van de ratten.... en aan háár vrolijkheid, háár pret.... ‘Zo'n deerntje!’ Langzaam aan dommelt ook Rooie Pier in slaap.

[pagina 85]
[p. 85]

Vrouw Kraak slaapt nog niet.

Ze wil eigenlijk niet slapen. Ze wil voor Rozemarijntje en Pier blijven zorgen, ook in de nacht. Als ze eens wat nodig hebben, als ze dorst krijgen.... Och; maar vrouw Kraak heeft het zo druk gehad, vrouw Kraak is zo moe: als ze weggedoken in haar deken, de warmte van de stoof onder haar voeten, haar hoofd maar even rusten laat tegen de hoge leuning van Piers stoel, maar even haar ogen sluit om wat na te denken - och, dan zakt ze vanzelf in slaap.

 

Rozemarijntje slaapt wèl. Maar ze wil drinken gaan aan het lekkere pompje. Dan komt ineens baas Tate de griezelige kelder van de Overste uitkruipen, door de tralies heen. Hij heeft de grote witte slaapmuts van Rooie Pier in zijn hand, de pluim naar beneden. En hij lacht maar.... En hij doet de grote muts open. O, en dan komen er allemaal grote, zwarte ratten uitspringen, en die hollen allemaal naar haar toe, - o, bah! o!.... En die griezelige beesten springen zo maar tegen haar op, en ze heeft nog wel haar mooie mantel van de Noordpool aan; en ze trekken en rukken er aan. Ze willen haar samen

illustratie

een donker, warm hol in slepen. En ze zijn zo stèrk!.... Ja, maar Rozemarijntje is óók sterk. Ze slaat, en ze wringt, en ze rukt, en ze trapt.... O, het is daar zo warm, zo vreselijk warm in dat hol! Ze moet er uit, er uit!.... Ah! daar schiet ze los, daar schiet ze zo maar uit haar mooie mantel: en ze kan haar armen weer uitslaan,.... poeh, die warmte, die vrese-
[pagina 86]
[p. 86]

lijke warmte gaat weg.... Rozemarijntje wringt haar armen onder het dikke dek uit, en haar hoofd.... Rozemarijntje schrikt wakker. En géén ratten, en géén verloren mantel, en géén baas Tate.... O, gelukkig!

Rooie Pier slaapt; - hij snòrkt. Vrouw Kraak slaapt ook; - met diepe zuchten. En dat aardige lampje geeft zulke mooie schaduwen. Het hoofd van vrouw Kraak met haar mooie, witte plooimuts op met banden, ligt als een donkere vlek tegen de zoldering van de bedsteê: net een olifant zonder poten. Aardig is dat!....

Stil eens!.... Dáár! Wat is dàt?

Op de brede beddeplank, die aan het voeteneinde, dwars over het bed, tegen de wand is getimmerd, staat iets; - iets donkers. Wat is dat?.... Rozemarijntje tuurt; maar dat kleine lampje geeft zo weinig licht....

Opeens lachen haar ogen.... O, dat?.... dat is misschien de toverij van vrouw Kraak. Ja, vrouw Kraak heeft gisteravond nog gezegd: ‘Ga jij nou maar lekker slapen, hoor! En dan zal ik toveren vannacht. En dan staat er morgenochtend iets heel lekkers op de beddeplank, hoor. Voor jou....’

Zou het dàt zijn?

Ja, Rozemarijntje wil toch even kijken! Voorzichtig wringt ze zich nog verder onder de dikke dekens uit; ze gaat op haar knieën zitten; ze tuurt: wat is dat toch?.... Ze kruipt op haar knieën een eindje dichter naar de beddeplank toe.... O, ze ziet het, ze ziet het! Het is chocolade, een grote letter van chocolade, een R.... Lekker!

Hè, ze zou er zo wel in willen bijten: ze heeft zo'n hònger. Gisteravond heeft ze niets gegeten; wel lekker gedronken. Alles heel warm: melk, en koffie, en citroen.... Hè, ze zou zo graag een stukje lusten; maar dat màg niet. Morgenochtend, dàn mag het wel. 't Is vast een mooie chocoladeletter uit het eigen winkeltje van vrouw Kraak.

Even die mooie letter in je hand pakken, even ruiken, - ja, dàt mag wel; en even met je tong aan zo'n puntje likken.... Rozemarijntje heeft de letter al gepakt.... Zal ze hem

[pagina 87]
[p. 87]

meenemen naar haar warme holletje, even maar?

Hè ja, dàt is lekker! Nu ligt ze weer warmpjes weggedoken; en nu kan ze die lekkere chocolâ vlak bij haar neus houden, een hele poos. Heerlijk ruikt dat, als je zo'n honger hebt. En de olifant aan de zoldering knikt zachtjes.... En dan met je tong even langs zo'n puntje likken, en langs zo'n ànder puntje ook nog.... Maar ze zal de letter zo dadelijk weer wegbrengen gaan. Een goeie, beste vrouw Kraak, hoor! En Rozemarijntje ligt zo lekker, en 't ruikt zo lekker!.... Ze doet haar ogen toe: zó lekker is 't. Zo vlak bij je neus, zo vlak bij je mond.... En 't is zo stil in de kamers, en ze slapen allemaal,.... al.... le.... maal!... Zo warm!... Rozemarijntje dommelt ook weer in.

De letter, in beî haar warme handen, zakt rustig neer, bovenop haar neus.... Zo lèkker!

 

Buiten jaagt eenzaam de ijskoude wind.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken