Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. Apparaat (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. Apparaat
Afbeelding van Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. ApparaatToon afbeelding van titelpagina van Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. Apparaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.71 MB)

Scans (28.59 MB)

ebook (16.11 MB)

XML (1.76 MB)

tekstbestand






Editeurs

Ton van Strien

Willemien B. de Vries



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. Apparaat

(2008)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 14]
[p. 14]

[1.5.2]
Prosopopoea. Spreeckende
Houte gebouw
Op den Burgh in 't Bosch Van Hof-wyck
Hof-stede des Heeren van Zuylechem bij Voorburgh.aant.

(comm.)

 
Dus sprack een houte kind, of een van sijnent wegen
 
Doe hij sich vond op't land om tijd-verdrijf verlegen:
 
 
 
Ick heb dat wesen niet dat ick te hebben plagh.
 
Een quaeden avond-luijm, een felle blixem-slagh,
5[regelnummer]
Die hooge berghen treft en spaert de laege heuvlen,
 
Wirp mij ter aerde neer eer hij mij dede sneuvlen,
 
So dat ick met mijn top beneden in het gras
 
Verraedlijck lagh gestort eer ick gewaerschout was.
 
Ick was, of ick geleeck, een van des werelds Wondren,
10[regelnummer]
Een van het seven-tal, eer 't blixemen en 't dondren
 
Mij door een domme kracht ter neder had geploft:
 
Ick leeck der Spitzen een daer Memphis noch op stoft,
 
Die Vorsten-beenderen en Koninclijcke lijcken
 
Verstreckten tot een graf in de beroemde Rijcken,
15[regelnummer]
Daer 't Nijle-waeter mest het kooren-rijck Egipt.
 
Ick wiert van ijder een besproocken en belipt.
 
Die timmert aen den wegh is selden buijten opspraeck.
 
Ick leeck der Spitzen een daer, eermen tot den top raeck,
 
En siese van der aerd ter wolcken uijt gebout,
20[regelnummer]
DeGa naar voetnoot* Stichter sagh verspilt ruijm hondert tonnen gout,
 
En noch eens, en noch eens, en seventigh en negen
 
Aen loock, ajuyn, en kaes, so ick het heb te degen
 
En men de reeckeningh van Steven wel verstaet.
 
Nu ben ick: Kijcker stae, segh, eer gij henen gaet,
25[regelnummer]
Wat ben ick? wie hier gaeuwst en kloext sal in de weer sijn,
 
En 't nutst en 't vrolijxt vind, die sal mijn heers Compeer sijn.
[pagina 15]
[p. 15]
 
JAN, maeck het bosch-heck op, en gij, ô Kijcker-vrind,
 
Komt naeder en bedenckt een naem voor 't houte kind.
 
Sie mij van elcke kant, van boven, van beneden,
30[regelnummer]
En wilt om wel te sien wat tijds aen mij besteden;
 
Het sien en kost hier niet. Aen een wanschaepen dier
 
Hebt gij somwijl vernoept een stuijver drie of vier;
 
Te kermis, aen een meijt, die armeloos gebooren
 
Uyt tarte met de voet de beste Naeyster-slooren
35[regelnummer]
Stak drâen door 't naelden-oogh en naeijde wacker heen,
 
En, wat daer vingers doen, dee vaerdigh met de teen:
 
Aen een die ruijm het hooft van een volkoomen man had
 
Maer borst, en buijck, en dyen, en beenen van een span had;
 
Een Reus in 't Aepen land, die in een munnicks mouw,
40[regelnummer]
Die in een Visschers hoos sijn herbergh vinden sou;
 
Een Karel onder 't volck dat in voorleden tijden
 
Twe mael ses duijmen hoogh met Kraenen plagh te strijden;
 
Een schaduw die de Son hier op de middagh geeft
 
Als hij een man beschijnt van boven uijt de Kreeft:
45[regelnummer]
Aen een gebaerde knecht, die met sijn hoofd en borst sat
 
Op sijn verdort geraemt, die veeltijds goeden dorst had,
 
En mocht sijn kroes wel uijt, en op de toon-banck sprack
 
Wat meerder als een hooft daer 't lichaem aen gebrack.
 
Oock sietmen aen dit lijf geen beenen noch geen voeten,
50[regelnummer]
Maer, so 't geoorloft was te graeven en te wroeten,
 
Men vonde dat ick die heb langh en dick en breedt,
 
Maer dat ghij 's niet en siet dat heeft oock sijn bescheedt.
 
Weet dat ickGa naar voetnoot* Roden-burg heb onder mijne soolen
 
En tree de voncken uijt van sijn verborgen koolen
55[regelnummer]
Die hij hier onder mij met groene rocken deckt,
 
En door een snoode pest uijt giftich sand verweckt,
 
Mijn buijren sterven deen. dees trapten ick het hooft in,
 
En stae tot op sijn hert daer ick het vyer verdooft vin.
 
Een koocker is mijn romp, mijn ingewand een trap,
60[regelnummer]
Waer langs ick lijde dat men tien en tienmael stap,
 
Tot datmen eijndelijck koom boven op mijn schoudren;
 
Daer laed' ick jong' en ouw', en kinderen en oudren,
[pagina 16]
[p. 16]
 
En vrind en vreemdelingh; komt vrij in groot getal,
 
En niemand sij vervaert voor ongeluck of val,
65[regelnummer]
Danck heb geen sackende maer rijsende braegoenen;
 
Die door een draeijend hoofd raeckt onvast in sijn schoenen,
 
Om dat hij sich te hoogh vind boven in de locht,
 
Die leune vrij daer op, en vreese krack noch bocht.
 
Hier sietmen 't grootst waerom des Heeren die mij boude;
70[regelnummer]
Oock isser geen geweest die dese moeyte roude,
 
Dat hij denGa naar voetnoot* hoender-trap lanx Rodenburgh beklam,
 
Tot hij door mijn gedarmt op mijne schouders quam.
 
Hier siet ghij over 't vlack der voor- en achter-weijen
 
Hoogh boven top en tack van eisen, eijck en meijen,
75[regelnummer]
En onverhindert komt den halven wereld-kloot
 
In uw verheven oogh; hoe spits, hoe steijl, hoe groot
 
Gesticht, of bosch, of boom, gij siet het al gedoocken,
 
En onder uw gesight ootmoedigh en gebroocken.
 
Sie, Kijcker, dat ghij siet en neemt wat tijds daer toe;
80[regelnummer]
Verschoont mijn schouders niet; die werden nimmer moe.
 
Verschoont alleen mijn hals, daer magh ick weinigh veelen;
 
Met halsen valt het wat gevaerelijck te speelen.
 
Gij siet hoe langh, hoe smal, dat hij nae boven gaet,
 
En wat een topswaer hooft dat aen het eijnde staet.
85[regelnummer]
Een hooft, dat nimmermeer is sonder schudde-bollen,
 
En echter even net hoe het de winden sollen,
 
En, 't zij of dagh of nacht, al even fraeij gehult;
 
Maer, soo het herssens had bij 't kostelijck vergult,
 
Wat spijtigh Reijntje kon op mijne schoonheijd smaelen?
90[regelnummer]
Waer sou het Vosje stof tot leppigh schempen haelen?
 
Wat dunct u, Kijcker-vrind, hoe staet u 't maecksel aen?
 
Een hals soo dun, so langh als tienmael van een Kraen,
 
Een hooft soo hoogh van 't lijf! Maer doch 't en is om niet niet,
 
Dat gij mijn hals so langh als enigh Indisch riet siet,
95[regelnummer]
En dat mijn hooft so ver van mijne schouders staet:
 
De reden vind gij licht so gij uw' oogen slaet
 
Op mijn vergulden kop, daer wonden en quetsuijren,
 
Die ick gekregen heb van Eijgens en van Buyren,
[pagina 17]
[p. 17]
 
U leeren, dat mijn hooft streckt tot een pijlen-doel.
100[regelnummer]
Men raecke so men kan, het heeft doch geen gevoel,
 
En ick noch arm noch hand om zeer of leed te wreecken.
 
Meer wil ick van mij selfs voor dese mael niet spreecken.
 
Gae, Kijcker, gae nu heen, en spann' uw krachten in,
 
En geef het kind een naem nae mijnes Stichters sin.
105[regelnummer]
Indien 't u wel geluckt, so sult gij deughd gevoelen;
 
Men sal op mijnen Doop de beste glaesen spoelen
 
En doen een frisschen dronck van edle Deele-wijn,
 
En Gij sult de Compeer van Hofwycks Landheer sijn.
voetnoot*
In pyramidum structuram, inquit Stephanus, quindecem millia talentorum insumpta sunt pro coepis duntaxat, allijs & caseo.
voetnoot*
Een berg van het roode sand gemaeckt dat de boomen dede uijtgaen, ende naemaels verlaeten wierd ende op een hoop gekart, ende met groene zooden bedekt.
voetnoot*
Een trap van een swaere planck gemaeckt daer dicke latten over dwersch op genagelt sijn om op de bergh te klimmen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Vitaulium. Hofwyck. Hofstede vanden Heere van Zuylichem onder Voorburgh


plaatsen

  • Voorburg