Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met een kwartje de wereld rond (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met een kwartje de wereld rond
Afbeelding van Met een kwartje de wereld rondToon afbeelding van titelpagina van Met een kwartje de wereld rond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.21 MB)

Scans (26.46 MB)

ebook (6.05 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Illustrator

Lucien Métivet

Vertaler

Louise Victorine Nagel



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

reisverhalen
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met een kwartje de wereld rond

(1919)–Henri Chabrillat, Paul d' Ivoi–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XV.
De Chineesche Vrijmetselaars.

‘Wie is toch die onnoozele rijmelaar, die gezegd heeft, dat de eeuwige rust een geluk was voor jonge menschenkinderen?’ vroeg Lavarède, terwijl hij zijne leden uitrekte, die door een te lang verblijf in de kist van Kin-Tchang akelig stijf waren geworden. Heerlijke rust! - aanbiddelijke vrede! - aan welke van de twee zou ik het begin van rhumatiek te danken hebben, dat ik in mijne leden voel?’

Den heelen dag was hij gedwongen geweest stil te blijven liggen, want hij vreesde voor ontdekking. Hij had de matrozen, die voor de deur op post hadden gestaan, gehoord, en wel begrijpende, waarom ze daar stonden, had hij onbewegelijk gelegen. Maar al was zijne kist mooi gecapitonneerd, een gemakkelijk bed was dit niet, daartoe had hij te weinig ruimte. Tegen den avond, toen hij het veilig dacht te kunnen doen, was hij naast de kist gaan zitten en probeerde juist met zijn mes een blikje open te maken, toen hij voetstappen in de gang hoorde.

‘Het lijkt wel, of de passagiers allen tegelijk naar hunne hutten gaan, zouden ze bang voor mij zijn geworden?’

‘Hij hield zich doodstil. De voetstappen kwamen naderbij. Lavarède had nog juist den tijd om in zijne kist terug te springen. De deur ging open en er scheen licht in het vertrek.’

‘Daar heb je 't al, een ronde!’ dacht Lavarède, ‘nu wordt ik gesnapt.’

‘Dank u wel, kapitein,’ hoorde hij eene lieve stem zeggen, ‘dank u, die reisdeken zal mij warm houden en met die kaarsen en boeken bij mij zal ik mij niet vervelen. Ik geloof niet aan spoken, ik ben dus vast overtuigd, dat mij niets bovennatuurlijks overkomen zal en ik wil mijne weddenschap geheel winnen.’

‘Maar een matroos op post in de gang, dat zou....’

‘Neen, heusch, dank u Mijnheer Mathew, er is volstrekt geen gevaar. Als u mij maar even zeggen wilt, hoe de deur open en toe gaat, o dank u, ik zie het al, duwen. Goeden nacht, Mijnheer Mathew, heb u over mij maar geen zorg.’

Er werd voor de deur nog een fluisterend gesprek gevoerd en toen verwijderden zich de voetstappen. Lavarède waagde behoedzaam een blik naar buiten, terwijl hij met zijne hand het deksel van de kist een weinig oplichtte, en daar zag hij tot zijne verbazing Aurett, die met eene kaars

[pagina 59]
[p. 59]

langs alle kisten ging, niet zonder huivering, dat merkte hij wel. Zij las de nommers op de koperen plaatjes. ‘No. 49,’ zei ze half luid, ‘waar is No. 49?’

Lavarède antwoordde zachtjes: ‘No. 49 is hier.’

En uit de kist springende, zei hij met den grootsten ernst: ‘Aan welk gelukkig toeval heb ik uw bezoek te danken?’

Zulk eene deftige vraag klonk in die omgeving al heel komiek. Miss Aurett moest lachen en daarmee was haar schroom overwonnen. Zij vertelde vroolijk de geschiedenis van de geestverschijning en met meer terughouding die van hare ongerustheid over hem en de list, die zij bedacht had, om alleen in ‘de gele kamer’, zooals men zijn verblijf noemde, te kunnen komen, ten einde hem te proviandeeren. En nu haalde zij een zak onder haren reisdeken te voorschijn, waaruit zij chocolade, beschuitjes, portwijn en een prachtig stuk kouden roastbeef haalde, alles netjes in vloeipapier gepakt.

‘Als ik de menschen overtuig, dat er geen reden is tot angst, dan komen ze hier niet meer om de wacht te houden en dan zal ik u nu en dan nieuwen voorraad kunnen brengen.’

Lavarède was getroffen door de eenvoudige wijze, waarop ze over hare moedige daad sprak en hij dankte haar hartelijk voor hare trouwe vriendschap.

‘Wat is uw Papa toch edelmoedig jegens mij, zoo in het geheel niet klein. Want u doet dit toch met zijn goedvinden, niet waar?’

‘Papa heeft het goedgevonden, zonder dat hij mij eigenlijk zijn toestemming gegeven heeft,... hij had mij vrij spel gelaten, daar heb ik gebruik van gemaakt.’

‘Maar hij weet toch, dat....’

‘Dat ik hier ben? O zeker dat weet hij; maar hij wist niet, dat ik daar plan op had, toen hij mij vrijheid gaf u te helpen’.... ‘Ik moet er zelfs bijvoegen,’ ging zij na eenigen tijd voort, ‘dat hij een beetje boos op mij was, toen ik aan dek gezegd had, dat ik den nacht hier wilde gaan doorbrengen. Hij vroeg, wat de menschen wel van mij zouden denken, als zij hoorden, dat ik alleen hier bij u geweest was, maar ik had daar volstrekt niet over gedacht, ik vond het zoo natuurlijk, dat ik u trachtte te helpen en dàt vond Papa ook heel goed.’

Lavarède's stem beefde van ontroering, terwijl hij haar nog eens zijn dank betuigde.

Zij spraken nu over de middelen en wegen om weer naar Europa terug te komen, als zij de kust van China zouden bereikt hebben. Lavarède had plan om naar Shangaï te gaan en daar op eene Engelsche stoomboot dienst te nemen als matroos. Dat zou wel lukken, dacht hij, want meestal bleven er van de equipage der Europeesche schepen eenige zeelieden in China achter. Aurett vond dat een uitstekend plan, omdat het zoo gemakkelijk uitvoerbaar was. ‘Het zou niet te doen zijn,’ zei Lavarède, ‘over land terug te keeren naar Europa. Zeven duizend Kilometers af te leggen in onbekende streken, bewoond door eene ons vijandige bevolking, dat zou ik liever niet wagen.’

Onder het praten bemerkte Lavarède, dat Aurett vermoeid was en hare oogen bijna niet open kon houden. Zij was zoo vroeg opgeweest en de spanning, waarin zij den geheelen dag verkeerd had, had veel van hare krachten gevergd. ‘Slaap, zusje, slaap,’ zong Lavarède schertsend met zachte stem. En Aurett wikkelde zich dichter in hare reisdeken en sliep onder dit wiegeliedje weldra een gerusten slaap, zich veilig voelende onder de hoede van haar trouwen reisgenoot en vriend.

Zij sliep door tot een hard kloppen haar deed opspringen. Haar vader kwam haar halen. Zij zag, dat Lavarède goed en wel in de kist lag en riep toen: ‘duwen, Papa, de deur gaat van beide kanten open.’

Terwijl zij dit zeide, was zij al bij de deur, waar haar vader met den heer Craighton stond te praten.

‘Hoe laat is het, Papa?’

‘Zes uur, het is klaarlichte dag, ik begon ongerust over je te worden, kind.’

‘Heb ik zoo lang geslapen?’

Craighton was ten hoogste verbaasd.

‘Hebt u geslapen, juffrouw?’ kon hij niet nalaten te vragen.

‘Zeker, en wat heerlijk!’ En terwijl zij met hare heldere oogen haar vader open aanzag, voegde zij er lachend bij: ‘Ik heb zelf gedroomd, dat de ‘geest, die aan boord rondspookt’, mij in slaap zong met ‘Slaap, zusje, slaap!’

Sir Murlyton bracht zijne dochter naar hare hut; hij scheen trotsch op haar te zijn. In de oogen der equipage was zij eene heldin, en nooit kwam zij voortaan aan dek, of men bewees haar den diepsten eerbied.

Geen wonder, dat zij in haar schik was. Zij had bereikt, wat zij wilde: de ‘gele kamer’ werd niet meer bewaakt, er was dus geen gevaar meer, dat Lavarède van honger zou omkomen. In hare goede luim vergat zij zelfs hare verontwaardiging over Bouvreuil, en antwoordde beleefd, als hij de eene of andere opmerking maakte. Zoo vriendelijk zou zij niet geweest zijn, als zij geweten had, dat hij 's nachts uit zijne kooi was gekropen en met zijn oor tegen den grond geluisterd had. En als zij had kunnen zien, hoe hij zich na dat luisteren in de handen wreef van genoegen, dan zou haar tegenzin zeker opnieuw zijn opgewekt.

Het leven aan boord ging weer den ouden eentonigen gang. En de natuur was ook eentonig, het weder bood niet de minste afwisseling; geen wolkje aan den hemel, geen rimpel op het water. De pasagiers werden moede van het schelle licht; overal, waar maar schaduw viel aan dok, zag men ze in schommelstoelen zitten slapen, en zoo leek de ‘Heavenway’ te midden van die eindelooze stilte veel op het geheimzinnige schip van de legende, dat den oceaan klieft met eene bemanning, die niet meer onder de levenden behoort.

Als Lavarède zich dus verveelde en last had van de warmte, zoo kon hij zich troosten, want hij was niet de eenige, die naar het eind van de reis verlangde. De kapitein zag tot zijn spijt, dat ook juffrouw Aurett zich verveelde. Gelukkig bracht de 15de Augustus eenige afleiding. Er vertoonden zich haaien in de nabijheid van

[pagina 60]
[p. 60]

het schip. Het scheepsvolk beproefde natuurlijk dadelijk er een te vangen. Het zou zoo aardig zijn voor de jonge dame, dat eens te te zien.

Na een half uur vergeefsche moeite, trokken ze eindelijk een van die zeemonsters op het dek. Het was een zoogenaamde hamervisch. Hij was bijna zeven meter lang en zijn vreeselijk groote bek met de twee rijen scherpe, driehoekige tanden zag er uit om bang voor te worden.

Als er door matrozen een haai gevangen wordt brengt het gebruik mee, dat ze dadelijk gaan onderzoeken of het gulzige dier niet iets anders heeft ingeslikt dan zijn voedsel. In de haai op de ‘Heavenway’ werd een hermetisch gesloten blikken bus gevonden. Een der matrozen bracht die aan den kapitein.

‘Een laatste woord zeker van arme drommels, die hun schip niet konden redden,’ zei de heer Mathew meewarig. De passagiers gingen allen om hem heen staan, om te zien wat er uit de bus zou komen. De kapitein haalde er, nadat hij de gutta-percha stop er af had laten springen, een papier uit, waarop allerlei vreemde teekens stonden.

‘'t Is Chineesch,’ bromde de kapitein teleurgesteld, ‘dat kan ik niet lezen.’

‘Mag ik het eens zien?’ vroeg de heer Murlyton beleefd.

Hij bekeek de letters en teekens nauwkeurig.

‘Wat deze regels inhouden, weet ik niet,’ zeide hij, ‘maar die teekens ken ik wel. Die driehoek met de drie puntjes er onder, bovenaan links in den hoek, bewijzen, dat wij hier te doen hebben met een stuk, dat afkomstig is van Chineesche vrijmetselaars.’

‘Vrijmetselaars in het Hemelsche rijk!’ riep een der passagiers ongeloovig.

‘O er zijn er,’ bevestigde Sir Murlyton. ‘Zij hebben niet alleen hetzelfde onderscheidingsteeken als de vrijmetselaars in Europa en Amerika, maar het schijnt zelfs, dat de gebruiken bij de opneming van een nieuw lid aan eene veel oudere Chineesche vereeniging ontleend zijn.’

Kapitein Mathew stelde in deze mededeeling groot belang en vroeg den Engelschman, of hij wist, hoe het bij de ‘Geeltjes’ toeging.

‘Ja, dank zij eene grondige studie, die in Engeland over dit onderwerp uitgekomen is, kan ik er wel een en ander van mededeelen:

De Vereeniging van de Tien-Taï, d.i. “Verbond van Hemel, Aarde en Menschen” bestond reeds in de tweede eeuw der Christelijke jaartelling, en al de teekens van de Vrijmetselaars zijn door haar uitgevonden. Als een nieuweling in de Tien-Taï, ook wel “Universeele Liga” genoemd, wil opgenomen worden, moet hij naar het “kamp der geloovigen” gaan en zich vertoonen bij de “Poort van het Oosten”. Daar staat de scherprechter met het ontbloote zwaard, gereed om iederen onbeschaamde te dooden, die zonder machtiging het waagt binnen de heilige grenspalen te komen. De nieuweling moet in het wit gekleed zijn, strikt genomen in een nieuw wit kleed, maar als hij te arm is, is het ook goed als hij zijn oude netjes laat wasschen. Zijn rechterschouder en zijne knieën zijn bloot en zijn haar draagt hij los, ten teeken dat hij zich verzet tegen de overheersching der Tartaren. Eer hij den heiligen drempel overschrijdt, betaalt hij zijne bijdrage, acht gulden ongeveer, en dan moet hij onder de zwaarden doorgaan, die door acht leden van de vereeniging gewelfsgewijze boven zijn hoofd worden gehouden.’

De passagiers gaven blijken van belangstelling en de heer Murlyton ging voort:

‘Met eerbiedigen schroom gaat de nieuweling verder. Eerst komt hij aan het Pavilloen der Roode Bloemen, waar de geloovigen hunne ziel rein wasschen in het water uit de heilige rivier San-Ho, aan welks oevers eens de “vijf voorvaderen” een schuilplaats vonden, toen zij door de ondankbaarheid van den Keizer en de listen en lagen van diens onwaardigen gunsteling Tan-Sing, verdreven waren. Dan treedt hij den Hemelkring binnen, vervolgens dien der Aarde en gaat over de “Brug van twee Planken”, die bewaakt wordt door “den rooden Jongeling”. Deze draagt eene lans, waarmee hij de ongewijden doorsteekt, die aan het waakzame oog van den wachter aan de Poort van het Oosten ontsnapt mochten zijn. Aan de overzijde van die gevreesde brug vindt de nieuweling de Vredemarkt, den Gelukstempel, de Wilgenstad en den Perzikentuin; daar is de zetel van den Grootmeester. Op het oogenblik, dat de plechtigheid begint, worden de zwaarden weer boven het hoofd van den nieuw-aangekomene gehouden. Dan knielt hij neder, legt eene belofte af in zes en dertig artikelen, waarbij hij al zijne bloedverwanten voor dood verklaart. In de taal der ingewijden beteekent dit, dat een lid der vereeniging geene aardsche banden meer kent. Nadat hij deze heeft afgelegd, werpt de nieuweling zich ter aarde voor den troon van den Grootmeester en dan dalen de acht zwaarden, die kruiselings boven zijn hoofd werden gehouden, op zijn bloote schouder neder. Dan wordt hem een beker arak aangeboden, waarin hij uit zijn arm eenige druppels bloed laat vloeien; hij drinkt den inhoud in één teug uit en de Tien-Taï is een lid rijker.’

‘Ik merk wel,’ zeide Aurett, ‘dat er overal in de wereld belachelijke gebruiken gevonden worden.’

‘Je moet er niet zoo lichtvaardig over oordeelen, kindlief,’ verbeterde haar vader. ‘Die vreemde vormen en plechtigheden, die zoo grooten indruk maken op eenvoudigen en onontwikkelden, zijn zinnebeelden van vreeselijke plannen tegen het Chineesch bestuur. Iedere aanhanger van de Tien-Taï verbindt zich om zich nooit te wenden tot de vertegenwoordigers van het gezag in China, zelfs nooit als getuige voor eenige rechtbank te verschijnen. Als hij recht begeert, dan moet hij zijne zaak voordragen aan den Grootmeester van zijne orde. De vonnissen, door hem geveld, worden door de leden der Vereeniging ten uitvoer gelegd, er de macht van het Verbond, dat millioenen leden telt, is zoo groot, dat het Chineesche gouvernement niet streng er tegen in durft te gaan. Je ziet wel, dat de Tien-Taï te ernstig is, om er den draak mee te steken.’

‘Ik weet u niet beter te danken voor uwe interessante mededeeling,’ zei kapitein Mathew

[pagina 61]
[p. 61]

tot den heer Murlyton, ‘dan door dit dokument aan uwe dochter te geven als eene herinnering aan hare reis met de “Heavenway”. De brief is door geen alledaagsche besteller aan boord bezorgd, dat verhoogt misschien de waarde er van.’

Aurett nam het met beleefden dank aan. Zij had, als de meeste Engelsche dames, eene manie voor reisherinneringen, en deze bijdrage, die zoo ongewoon was, stelde zij daarom zeer op prijs.

Acht uur later hoorden de passagiers met genoegen de tijding, dat land in 't gezicht was. De ‘Heavenway’ lag voor de haven van Honoloeloe, de beste ankerplaats van de Sandwich-eilanden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken