Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met een kwartje de wereld rond (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met een kwartje de wereld rond
Afbeelding van Met een kwartje de wereld rondToon afbeelding van titelpagina van Met een kwartje de wereld rond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.21 MB)

Scans (26.46 MB)

ebook (6.05 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Illustrator

Lucien Métivet

Vertaler

Louise Victorine Nagel



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

reisverhalen
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met een kwartje de wereld rond

(1919)–Henri Chabrillat, Paul d' Ivoi–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XVIII.
Aurett in doodelijken angst.

‘Wat zou dat voor een gebouw zijn?’ had Aurett beklemd gevraagd, toen zij Armand achter de vreemd geschilderde deur had zien verdwijnen.

‘Waarschijnlijk de gevangenis,’ zei haar vader met zijn gewone leukheid.

Het jonge meisje stampvoette van ergernis.

‘De gevangenis! En dat zegt u zoo kalm, Papa! Maar dat gaat toch niet aan, de Chineezen mogen toch een burger van een vrij land niet opsluiten in een gevangenis, die voor misdadigers is bestemd. Als dat toegelaten wordt, dan doen ze het ons morgen ook.’

‘Neen,’ zei de heer Murlyton, ‘ons zal dat niet overkomen, omdat wij reizen zooals het behoort.’

Een verontwaardigde blik van zijne dochter belette hem voort te gaan.

‘U zult toch Lavarède geen verwijt maken, Papa, van.... van.... het ongewone van zijn doen? want het is uw schuld, dat hij daartoe genoodzaakt wordt.’

‘Mijn schuld?’

‘Zeker Papa, als u die belachelijke bepaling van dat onzinnige testament niet aanvaard hadt, dan had hij immers die reis niet behoeven te doen. Ik vind, dat het niet meer dan billijk zou zijn, als u....’

‘Als ik wat?’ vroeg haar vader, getroffen door haar verwijt.

‘Als u Lavarède's invrijheidstelling zocht te bewerken.’

‘Maar kindlief, hoe zou ik dat kunnen? Ik ken niemand in dit verwenschte land en kan mij niet verstaanbaar maken.’

‘O, omdat u niet wilt.’

‘Wat zegt ge daar? Praat ik geen Chineesch, omdat ik niet wil? Ik kan het immers niet.’

Aurett hoorde wel aan zijn toon, dat hij eigenlijk zeer bereid was, om wat voor Lavarède te doen. Zij wist, dat zij nu met eene liefkoozing gedaan zou krijgen, wat zij van hem wenschte.

‘Luister nu eens vadertje, zoo meen ik het immers niet,’ ging zij op veel zachter toon voort, ‘maar waar is de Engelsche consul voor? Vindt u nu niet, dat wij recht hebben diens tusschenkomst in te roepen?’

‘Als het voor een landgenoot was, zeker; maar Lavarède is geen Engelschman.’

‘Hij is onze vriend, dat is nog beter dan landgenoot. Minstens tienmaal heeft hij mij beschermd en mijn leven gered.’

‘Nu goed, kind, laten we maar naar den consul gaan.’

In den grond van zijn hart dacht de heer Murlyton over Lavarède even gunstig als zijne dochter. Hij had eene warme vriendschap opgevat voor den jongen man.

De consul liet zich door den Engelschman op de hoogte van de feiten brengen, beloofde moeite te zullen doen, om den Franschen journalist de vrijheid te bezorgen, en verzocht zijne bezoekers den volgenden morgen te willen terugkomen.

Een uur te vroeg kwamen ze den volgenden dag op het consulaat, om den uitslag te hooren. Aurett had niet gerust, voor zij er heengingen, maar haar groote haast werd niet beloond, want ze moesten verschrikkelijk lang wachten, eer zij bij den consul werden toegelaten.

‘Ik heb moeite gedaan voor uw Franschen

[pagina t.o. 72]
[p. t.o. 72]


illustratie
De anders zoo vroolijke Lavarède had nu de somberste gedachten. (blz. 71)


[pagina 73]
[p. 73]

vriend,’ zeide hij tot Sir Murlyton, ‘maar dat is eene leelijke zaak. De directeur van de Amerikaansche Stoomboot-maatschappij heeft mij alles nog eens goed verteld en toen ben ik naar den Gouverneur gegaan. Daar hoorde ik, dat de lijkroover van morgen reeds onthoofd zou zijn, als hij niet tot zijn geluk lid was van de universeele Loge.’

Op een wenk van Aurett deelde de heer Murlyton nu mede, hoe het bewuste stuk in Lavarède's bezit was geraakt en dat de Chineezen, die te Honoloeloe aan boord waren gekomen, den lijkroof hadden gepleegd.

De consul liet hem niet uitspreken.

‘Als ik u een goeden raad mag geven, Sir Murlyton,’ zeide hij, ‘vertel dan vooral niet, dat Chineezen den roof pleegden en laat de menschen in den waan, dat uw vriend een lid van de geheime vereeniging is, dat is misschien nog het eenige middel tot zijn behoud. Alle ambtenaren zijn bang voor de Tien-Taï, zelfs de gouverneur heeft de verantwoordelijkheid van de terechtstelling niet op zich durven nemen, uit vrees voor hare wraak. Hij heeft naar Peking gezonden om van hooger hand order daarvoor te ontvangen. Als de familie Pali-Ma maar niet zoo rijk en machtig was, ach, dan was uw vriend al lang vrij. Maar nu zit de gouverneur tusschen twee vuren en laat daarom de beslissing over aan den ministerraad.’

‘Maar,’ vroeg Aurett, ‘wat moeten we nu doen?’

‘Wachten, Juffrouw.’

‘Lang?’

‘Drie of vier weken misschien.’

Bij die mededeeling keek het jonge meisje zoo wanhopig, dat de consul het noodig vond haar bemoedigend toe te spreken: ‘Ik denk, Juffrouw Murlyton,’ zeide hij vriendelijk, ‘dat de Franschman wel op vrije voeten zal komen. Als men de doodstraf niet dadelijk toepast, dan is hier meestal kans op invrijheidstelling. Ik heb er met den Franschen consul over gesproken en die denkt er ook zoo over. Ik beloof u, dat ik zal informeeren en u op de hoogte zal houden.’

Met deze vage belofte moesten zij voor lief nemen. Treurig keerden zij naar hun hotel terug en bemerkten niet dadelijk, dat zij werden nageloopen door een troepje jonge Chineezen, die met stokken waren gewapend en dreigende gebaren maakten. Toen de Engelschen een smalle straat insloegen, zwaaide er een zijn stok en liet dien op den schouder van Sir Murlyton neerkomen. Dat was het sein voor geschreeuw en gejoel, de heele troep scheen van plan hen aan te vallen.

‘O, Papa, wat willen die menschen?’ riep Aurett angstig.

‘Zij bewijzen ons de Chineesche gastvrijheid,’ was het antwoord, dat op de gewone bedaarde manier gegeven werd. ‘Dood aan de vreemdelingen’ is hier het wachtwoord.’

Terwijl hij dit zeide, had hij zijn revolver voor den dag gehaald en keerde zijn gezicht naar zijne aanvallers. Het was een ongelijke strijd ondanks zijn vuurwapen, want de vervolgers waren minstens tweehonderd in aantal. Sir Murlyton was op het punt om te schieten, maar Aurett hield er hem van terug. Pijlsnel was haar door het hoofd gegaan, wat de Chinees Han gezegd had, toen hij haar de lotusbloem had toegeworpen: ‘Met dit teeken zult gij overal in China vrienden vinden.’ Zij droeg de bloem bij zich. Haastig nam zij haar uit de plooien van hare japon en hield haar in de hoogte. Nauwelijks hadden de Chineezen de lotusbloem in hare hand gezien, of het geschreeuw verstomde en alle opgeheven stokken werden, als op een geheim commando, neer gelaten. Eer dat de verbaasde Sir Murlyton recht begreep, wat er gebeurde, was de straat vrij en geen aanvaller meer te ontdekken. Aurett had schik in zijne verbazing. Zij vertelde nu haar avontuur. Nu dit zulk een gunstig einde had genomen, zou een veel strenger vader dan de heer Murlyton was, vergiffenis geschonken hebben. Auretts vader bromde alleen maar binnensmonds:

‘Dit land bevalt mij niet; veel te veel geheimzinnigheden!’

En dat mocht hij wel zeggen, want de geheime vereenigingen zijn de kanker van het Rijk van het Midden. Zij brengen eene voortdurende opwinding te weeg, en de moedige zendelingen, die door den invloed van den Christelijken godsdienst westersche beschaving in China zoeken te brengen, zien hunne pogingen verlamd door eene verborgen macht. Zij mogen nog van geluk spreken, wanneer zij en hunne volgelingen niet door Chineesche dwepers worden gedood.

Van dien dag af aan konden onze Engelschen zich ongehinderd vertoonen en de stad doorkruisen. Maar zij hadden het gevoel, alsof hunne gangen bewaakt werden. En dat dit zoo was, bleek, toen zij eens verdwaalden. Heel verlegen keken zij rond, niet wetende, welken weg zij moesten inslaan. Daar schoot er een Chinees op hen af, verzocht met gebaren, dat ze hem zouden volgen en bracht hen daarop bij hun hotel. Het geldstuk, dat Sir Murlyton hem voor zijne moeite aanbood, weigerde hij.

Auretts gedachten hielden zich voortdurend bezig met de vraag, wat toch het lot zou worden van Lavarède, ‘van Armand’ zei ze eigenlijk, want zoo noemde zij hem altijd bij zich zelve. Zij verborg nu niet langer dat zij veel van hem hield; in het doodsgevaar, waarin hij verkeerde, durfde zij het vrij bekennen, dat haar hart hem toebehoorde. Nadat er acht dagen verloopen waren, zonder dat zij iets gehoord hadden, wilde zij met haar vader Armand een bezoek gaan brengen. Hare lotusbloem, die de woede der menigte had bezworen, zou misschien ook wel bij de beambten van kracht zijn.

Zij begaven zich naar de gevangenis, maar hoe Aurett ook praatte, en wat Sir Murlyton ook beproefde, Chun-Tze weigerde hun verzoek. Hij verschool zich achter de bevelen van Ti-Tou; hij mocht hen niet bij den gevangene toelaten, maar als zij wilden schrijven, dan zou hij den brief laten afgeven en op het antwoord laten wachten.

Diamba bracht aan Lavarède het schrijven van Sir Murlyton over; zij had ook nu weer dienst gedaan als tolk en met bijzondere oplettendheid de jonge dame opgenomen. Toen zij Armand den brief bracht, fluisterde zij met hare zachte stem: ‘Uwe verloofde is mooi en zij heeft u zeer lief.’

[pagina 74]
[p. 74]

Armand trilde van aandoening, toen hij dit hoorde uit den mond van het eenvoudige kind. Haastig schreef hij een paar hartelijke woorden aan zijne vrienden en stelde ze aan Diamba ter hand. Miss Aurett nam ze met blijdschap in ontvangst. De heer Murlyton scheen zeer teleurgesteld, dat hij niet met Lavarède had mogen spreken.

Toen zij langs de kade van de Peï-Ho naar de stad terugkeerden, ontmoetten zij Bouvreuil. Deze scheen eerst verlegen, maar herstelde zich, groette beleefd en vroeg met veel belangstelling: ‘U hebt zeker den gevangene bezocht?’

Onze vrienden maakten een omweg, om geen last van hem te hebben, zij deden, alsof zij zijne vraag niet hadden gehoord. Maar zoo bedoelde Bouvreuil het niet. Hij draaide zich op zijne hielen om en haalde de wandelaars in.

‘U oordeelt misschien te hard over wat ik deed. Ik kon dit einde niet voorzien, mijn doel was alleen het reisplan van den heer Lavarède te doen mislukken met het oog op het huwelijksplan van mijne dochter Penelope.’

Alsof een adder haar gebeten had, zoo voelde Aurett zich beleedigd door dien gehaten naam.

‘Mademoiselle Penelope zal nooit de vrouw worden van den heer Lavarède,’ zeide zij met ingehouden verontwaardiging.

De toon waarop zij dit zeide, deed Bouvreuil ontstellen.

‘Geen eerlijk man geeft zijn naam aan de dochter van een verklikker,’ ging Aurett voort, die driftig werd en zich opwond, zoodat zij alles durfde zeggen, wat zij dacht. Mijnheer Lavarède veracht u en Papa en ik doen dat ook.’

Bouvreuil kreeg het benauwd, hij wilde zich verdedigen, maar de Engelschman liet er hem den tijd niet toe:

‘Mijne dochter heeft de waarheid gezegd, Mijnheer, met iemand, zooals u, hebben wij liever niet te doen. Ga nu, als 't u belieft, uw eigen weg zonder ons verder met vragen lastig te vallen, want weet dit wel: niet met mijn mond zal ik u antwoord geven, maar met mijn gesloten vuist.’ En bij die woorden maakte hij als een geoefend bokser, eene zoo dreigende beweging, dat Bouvreuil twee pas achteruitweek. Hij vond het geraden, menschen, met wie zoo slecht te praten was, niet langer op te houden.

Na deze ontmoeting was Bouvreuil in het geheel niet op zijn gemak. Niet dat hij gewetensbezwaren had, want zijn geweten was onder allerlei niet strikt eerlijke praktijken afgestompt, maar hij begon te vreezen, dat er van het huwelijk van zijne dochter met Lavarède werkelijk niets komen zou, en het lastige humeur van Penelope, dat wist hij vooruit, zou er niet beter op worden, als hij zijn ‘schoonzoon’ niet meebracht.

Die Chineezen hadden hem zoo leelijk in de wielen gereden! Het was hem zoo tegengevallen, dat het plan, waarover hij op de ‘Heavenway’ zoo dikwijls in stilte zijne handen gewreven had van genoegen, door hun toedoen verijdeld was. Hij had al verscheidene middelen aangewend om Lavarède weer uit hunne handen los te krijgen, maar zijne groote fooien hadden niets gebaat. De ambtenaren, aan wie hij zijne ‘douceurs’ gegeven had, hadden het geld opgestreken, zonder voor de bevrijding van den gevangene eene poging in het werk te stellen. Teleurgesteld door dit nutteloos geldverlies - wat had die vervolging van Lavarède hem al veel gekost! - was hij naar het Fransche Consulaat gegaan, en daar had hij zulke vreemde dingen hooren vertellen, dat hij er geen touw aan kon vastknoopen: Lavarède, zoo zei men, was een samenzweerder, een Chineesche vrijmetselaar, een lid van het algemeen Verbond van Hemel, Aarde en Menschen.

Toen had hij onderzoek gedaan naar de geheime vereenigingen, maar hij kon er niet achter komen, hoe de Chineesche binnenlandsche politiek met Lavarède's gevangenneming samenhing. Uit pure wanhoop, om toch eindelijk iets aangaande het lot van den gevangene te vernemen, had hij diens Engelsche vrienden aangesproken en nu was hij zóo behandeld! De bedreiging van Sir Murlyton maakte hem zoo woedend, dat de gramschap van de Grieksche helden, waarvan Homerus verhaalt, bij zijn toorn vergeleken, niet meer was dan eene beweging van ongeduld.

De zenuwen van geen enkel mensch kunnen voortdurend gespannen blijven, zoo werd Bouvreuil ook langzamerhand weer bedaard en besloot bij zich zelven, af te wachten, wat er gebeuren zou. Maar daar hij vermoedde, dat het bezoek in de gevangenis misschien eene poging van juffrouw Aurett was geweest om haar vriend te doen ontsnappen, zoo nam hij zich voor, de gangen van deze jonge dame na te gaan, opdat hij zijn ‘schoonzoon’ verder zou kunnen vervolgen, als het dezen met juffrouw Murlytons hulp gelukte aan de gevangenbewaarders van Takeoe te ontkomen.

Twee weken verliepen, zonder dat hij iets ontdekte, dat aan het plan van eene vlucht kon doen denken. Juffrouw Murlyton ging dagelijks met haar vader wandelen, maar van dag tot dag werd zij bleeker en haar lief gezicht had eene bedroefde uitdrukking. Driemaal waren zij in de gevangenis geweest, maar telkens treuriger teruggekeerd.

‘Drommels!’ zei Bouvreuil, ‘het schijnt niet op te schieten; waarop zou er gewacht worden?’

De maand October begon. Tot aan den 13den gingen de dagen pijnlijk eentonig voorbij, maar op den avond van genoemden dag kwam er vreeselijke tijding.

De Engelsche consul bracht die aan den heer Murlyton, terwijl deze met zijne dochter in het Pacific-hotel zat thee te drinken.

Toen zij hem zag binnenkomen, liep Aurett hem te gemoet met ongeduldig verlangende oogen, waarin duidelijk te lezen stond, hoeveel belang zij stelde in de tijding, die hij haar kwam brengen.

‘De beslissing van den Keizer is aan den Ti-Tou aangezegd.’

‘O!’ was alles, wat Aurett kon uitbrengen.

‘En hoe luidt de beslissing?’ vroeg Sir Murlyton, die was opgestaan, om zijn bezoeker te ontvangen.

De consul boog het hoofd. ‘De Franschman moet naar Peking gebracht worden met het schandbord om en wordt onthoofd op de gewone plaats der terechtstelling bij de Tranenbrug.’

[pagina 75]
[p. 75]

Aurett sloot hare oogen. Zij kon zich bijna niet staande houden, zoo trof haar deze verpletterende tijding. Haar vriend zou het schandbord moeten dragen! wat een wreede marteling! Het is een soort houten dwangbuis van planken, die drie tot vier centimeter dik zijn en met leeren riemen aan elkaar gehouden worden. Er zijn gaten in voor den hals en voor de handen van den misdadiger. De ongelukkige moet met dat zware ding aan loopen en wordt er door in zijne beweging belemmerd, zoodat zijn hals en zijne polsen vreeselijk geschaafd worden door de wrijving tegen de harde houten randen.

Aurett zag in hare verbeelding den armen Armand dat zware schandblok langs de stoffige wegen van Petchi-Li torsen. Gedurende vijf dagen zou hij dat moeten uithouden, eer hij te Peking zou aankomen. En wat wachtte hem daar? Onthoofding. Zijne mooie regelmatige trekken en die oogen zoo vol uitdrukking zou zij nooit meer zien! Zij kon er hare gedachten niet aftrekken, en dat wilde zij ook niet. Eensklaps hief zij het hoofd op en haar blik zocht dien van haar vader. De consul was bescheiden heengegaan, hij begreep, dat zij liever alleen wilden zijn, nu hij hun zulk eene bedroevende tijding had gebracht.

‘Papa!’ klonk het zacht uit Auretts mond.

‘Moed, kindlief!’ was het hartelijk antwoord.

‘Ik ben moedig, Papa, maar ik wilde u iets vragen.’

Zij zag haar vader trouwhartig aan met hare mooie blauwe, nu vochtige oogen.

‘Als ik van geluk droomde Papa, dan hoopte ik Armands vrouw te worden. Ik weet sedert lang, dat ik hem zeer, zeer lief heb. Ik kon er niet eerder met u over spreken, want het lot moest eerst beslist hebben over de weddenschap, die u met hem hadt aangegaan. Maar nu heeft het lot al beslist, helaas! Ik wil bij hem zijn, Papa, als zij hem ter dood brengen, ik wil hem troosten, als het publiek hem beschimpt, ik wil zorgen, dat hij eerlijk begraven wordt, en dan..’

Zij wierp zich snikkend in de armen van haar vader. Hij liefkoosde haar teeder en trachtte haar te bemoedigen. Lavarède zou misschien onderweg nog wel kunnen vluchten. In de gevangenis werd hij zoo streng bewaakt, daar was het onmogelijk, maar op den openbaren weg kon van alles voorkomen, waarmee een zoo wakker man als Lavarède zijn voordeel kon doen. Hij zou met haar naar Peking gaan, omdat zij dit wenschte.

De toebereidselen tot de reis daarheen gaven Aurett de beste afleiding in haar groot verdriet. Zij ging met haar vader de stad in, om een vervoermiddel te huren. Rijtuigen waren er weinig en die weinige waren gehuurd door ambtenaren of rijke kooplieden. Een bestuurbare ballon - de menschen daar zeiden: een luchtschip - zou in Peking opstijgen. Het bericht van dit wonder had de nieuwsgierigheid geprikkeld, nergens was een wagen of jonk te huur.

Eindelijk na lang zoeken vonden onze Engelschen een koeli, uit Korea afkomstig, die voor een goudstuk per dag hen er heen wilde rijden in zijn zoogenaamd zeilwagentje. Dat is een handwagentje, dat éen wiel heeft als een kruiwagen en waar aan iedere zijde een zitplaats is. Vooraan is een dunne mast opgezet met een zeiltje, dat als de wind gunstig is, gebruikt wordt. Op zulk een wagentje zijn de reizigers voortdurend in gevaar van omvallen; maar de Murlytons moesten nemen, wat zij krijgen konden.

Zij huurden dien koelie tegen den volgenden dag. Hij zou hen om acht uur komen afhalen. De heer Murlyton gaf hem eenig kopergeld, opdat hij de afspraak niet zou vergeten en ging toen met zijne dochter voor de laatste maal naar het Pacific-hotel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken