Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Afstand en verbintenis (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Afstand en verbintenis
Afbeelding van Afstand en verbintenisToon afbeelding van titelpagina van Afstand en verbintenis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.82 MB)

XML (0.95 MB)

tekstbestand






Vertaler

Riet de Jong-Goossens



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
vertaling: Afrikaans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Afstand en verbintenis

(1998)–Ena Jansen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

Voorwoord

‘Hoe het u is vergaan, lezer, weet ik niet, maar voor mij bestond er geen Zuid-Afrikaanse literatuur - niet op school, niet in de boeken en tijdschriften, niet in de wandelgangen. Een naam hoorde je wel eens, en misschien nog een naam, maar een beeld wilde er niet ontstaan.’ Zo schreef Gerrit Komrij in NRC Handelsblad van 12 februari 1998. ‘De literatuur van de Eskimo's en de Paparapaya's was je vertrouwder. Had die Zuid-Afrikaanse literatuur, als ze er al was, een geschiedenis? Wanneer was die geschiedenis dan begonnen? En wanneer was er een einde gekomen aan die literatuur?’ Volgens Komrij was die onwetendheid geen hoogmoed. ‘Het was gewoon zo dat niemand je ergens van op de hoogte kon stellen. Stilte ontstond door stilte, er was geen vraag naar Zuid-Afrikaanse literatuur omdat er geen antwoord op was. Geen aanbod.’

De redenen voor die ‘blinde vlek’ die de afgelopen decennia in de Lage Landen ten opzichte van de Zuid-Afrikaanse literatuur is ontstaan, komen in hoofdstuk 3 aan de orde; dit boek echter wil vooral de aandacht vestigen op het uitzonderlijke feit dat het Elisabeth Eybers als eenling gelukt is om te midden van onwetendheid en stilte, met haar poëzie, ín het Afrikaans, tot de Nederlandse lezers door te dringen.

 

Sinds Elisabeth Eybers (geboren in 1915) Zuid-Afrika in 1961 op 46-jarige leeftijd had verlaten om in Amsterdam te komen wonen, verschijnen haar bundels gelijktijdig in zowel Zuid-Afrika als Nederland: in twee uitgaven, maar in identiek dezelfde taalvorm - dus onvertaald naar welke kant ook. Dit betekent dat twaalf van de negentien bundels die Eybers van 1936 tot en met 1997 publiceerde, niet slechts bij wijze van spreken, maar ook concreet ‘Amsterdamse bundels’ genoemd kunnen worden.

 

In Afstand en verbintenis: Elisabeth Eybers in Amsterdam vestig ik de aandacht op bepaalde eigenschappen van deze bundels die verband houden met de twee werelden van waaruit en waarover zij schrift en de reacties van lezers daarop. De relatie tussen de levensloop en het oeuvre van Eybers komt aan de orde en ik maak duidelijk dat haar positie in de Nederlandse letterkunde een ontwikkeling is die

[pagina 14]
[p. 14]

zonder twijfel gekoppeld kan worden aan het feit dat haar werk in Nederland gepubliceerd wordt en dat zij in Amsterdam woont. Tot en met het eind van de jaren vijftig was Eybers ‘niet meer’ dan een Afrikaanse dichter, de zogenaamde ‘vrouwelijke component van Dertig’, terwijl zij vooral sinds het begin van de jaren zestig ook als Nederlands dichter erkenning krijgt. Totaal onafhankelijk van de jarenlange moeizame culturele relatie tussen Nederland en Zuid-Afrika heeft Elisabeth Eybers een aandachtig lezerspubliek voor zichzelf weten te verwerven in de Lage Landen en deze waardering werd in 1991 bevestigd toen de belangrijkste Nederlandse literatuurprijs, de P.C.Hooft-prijs, aan haar werd toegekend voor haar Afrikaanse oeuvre.

De Zuid-Afrikaanse taal heeft volgens Komrij een eigen mentaliteit: ‘een beetje droevig en een beetje spottend tegelijk’. En hiervan maakt Eybers gebruik: ‘dat kale en toch zo soepele, de kruising tussen angst en sarcasme - het lijkt een taal geschapen voor de poëzie’. Zoals elke dichter schiep ze een eigen poëtische taal en werd bovendien bekend en geliefd in een taalomgeving waar sommige Nederlandssprekenden zich nog wel ‘dat ijle, dat eenlettergrepige, dat schrijnende’ van het liedje ‘Sarie Marais’ konden herinneren, maar waarin weinig mensen nog iets met het Afrikaans te maken wilden hebben.

Het feit dat Eybers zowel in Zuid-Afrika als in Nederland als een groot dichteres beschouwd wordt en dat beide landen haar vereren met hun belangrijkste literatuurprijzen, is zo'n boeiend verschijnsel dat ik mij daar de afgelopen jaren steeds meer in heb verdiept. In Uit liefde en ironie: Liber amicorum Elisabeth Eybers (Ester & Lindenberg 1990:45-61) heb ik Eybers op grond van haar unieke positie in de Afrikaanse en Nederlandse letterkunde een ‘vreemde eend in de bijt’ genoemd. Deze karakterisering is gebaseerd op de rol van de Petrus-eend in ‘Vriesweer’ (vg 274). Hij is zo opvallend buitenstaander dat ik de eend en de dichter met elkaar vergelijk: ‘de Petrus-eend (kan) een beeld zijn van de dichter in nieuwe omstandigheden’.

Wat aanvankelijk was bedoeld als literaire analyse van een afzonderlijk gedicht bleek tijdens mijn onderzoek voor het proefschrift Elisabeth Eybers se ‘Nederlandse’ bundels 1962-1991 (Universiteit van de Witwatersrand, 1992) steeds meer op het geheel van toespassing te zijn. Ik ben van mening dat belangrijke redenen waarom Eybers door twee lezerspublieken wordt gewaardeerd haar buitenstaanderschap is, de ontwijkende helderheid van haar poëzie en de dubbelheid van haar taal en leefwereld. Omdat ik Zuid-Afrikaanse ben, maar tien jaar in Nederland heb gewoond en nog regelmatig terugkom, vind ik mezelf deel uitmaken van beide lezersgroepen. We zouden kunnen stellen dat lezers die zowel het Afrikaans als het Nederlands en ook de landen Zuid-Afrika en Nederland goed kennen, een derde lezersgroep vormen.

Elisabeth Eybers se ‘Nederlandse’ bundels 1962-1991 bevat onder meer geschiedschrijving, documentatie van de Eybers -receptie en interpretaties van afzonderlijke gedichten. In Afstand en verbintenis - dat gedeeltelijk op dit proef-

[pagina 15]
[p. 15]

schrift is gebaseerd - zijn drie uitvoerige documenterende hoofdstukken over de receptie van Eybers weggelaten en alle gegevens worden aangeboden op een manier die vooral twee doelstellingen op argumenterende wijze voor ogen heeft. Het eerste doel is een beschrijving te geven van de unieke positie die Elisabeth Eybers in zowel de Afrikaanse als de Nederlandse letterkunde inneemt. Het tweede doel is een verklaring zoeken voor de toegankelijkheid van Eybers en de waardering voor haar poëzie in de letterkunde van deze twee landen. Voor het boek dat J.L.van Schaik in 1996 heeft uitgegeven, heb ik vier nieuwe hoofdstukken geschreven, terwijl het boek met het oog op de Nederlandse vertaling werd uitgebreid om de twee nieuwe bundels die Eybers in 1996 en 1997 publiceerde erbij te betrekken.

 

Omdat ik de poëzie van Elisabeth Eybers centraal wil stellen, opent Afstand en verbintenis niet met de hoofdstukken waarin een meer algemeen historisch overzicht wordt gegeven, maar richt ik in de hoofdstukken 1 en 2 het zoeklicht op enkele van de gevolgen van haar intercontinentale verhuizing voor haar poëzie. In hoofdstuk 3 wordt erop gewezen dat het Afrikaans tegen het begin van de jaren zestig in Nederland als een vreemde taal werd beschouwd. Ook de Afrikaanse letterkunde was zo goed als onbekend. Hoofdstuk 4 focust op de rol van de uitgever G.A. van Oorschot bij het bekendmaken van Eybers' poëzie in Nederland in 1957 en de voortzetting daarvan door Em. Querido's Uitgeverij vanaf 1962. De ‘feestjaren’ 1990 en 1991 van Eybers worden besproken en gezien als een bevestiging en bewijs van haar hoge aanzien als dichter in twee landen. In hoofdstuk 5 wordt onderzocht in welke mate Eybers als schrijver in ballingschap kan worden beschouwd en welke invloed dit ballingschap-topos heeft op haar werk. In hoofdstuk 6 komt Elisabeth Eybers zelf aan het woord in een collage van interviews. De daaropvolgende twee hoofdstukken gaan over Eybers' idiolect en haar verwijzingswereld: hoofdstuk 7 geeft een uiteenzetting van opvallende taalverschijnselen waarvoor zowel Nederlandse als Afrikaanse lezers komen te staan en hoofdstuk 8 handelt over referentiële verwijzingen. In de hoofdstukken 9 en 10 worden de redenen besproken waarom de Amsterdamse poëzie van Elisabeth Eybers zich mag verheugen in zowel een Zuid-Afrikaans als een Nederlands lezerspubliek. Als belangrijkste reden voor deze waardering wordt aangevoerd dat de poëticiteit in de Eybers-bundels ‘dubbel vooropgesteld’ is. De combinatie van vertrouwde elementen en vervreemdende effecten op het talige en referentiële niveau dragen hiertoe bij. Eybers beschrijft algemeen-menselijke emoties op een vaak ‘klassiek-poëtische’ wijze, maar de ‘vreemdheid’ van de dubbele wereld in haar gedichten brengen zowel de gevestigde taal- als de denkstructuren aan het wankelen. ‘Het gedicht ontregelt, het ontvoert en ontwricht’ (Meijer 1988:11) - in Eybers' geval vooral ook omdat haar idiolect niet alleen poëtisch afwijkt van één standaardtaal (we kunnen tenslotte ieder dichtwerk zo omschrijven), maar in sommige onderdelen ook van het Nederlands. Er moet met nadruk op gewezen worden dat Eybers

[pagina 16]
[p. 16]

in het Afrikaans schrijft; dat doet zij echter op zo'n manier dat zij de enige Afrikaanse dichter is wiens werk zuiver en alleen om de poëtische kwaliteit de waardering van het Nederlandse publiek heeft verkregen.Het laatste hoofdstuk bevat een bespreking van voornamelijk de vier bundels die na de 75ste verjaardag van Elisabeth Eybers zijn gepubliceerd. Haar oeuvre-lange zoeken naar een balans tussen tegenstellingen krijgt hier een ontroerende nieuwe dimensie in de gedichten waarin ouderdom en dood centraal staan.

 

Over het algemeen hebben de verwijzingen van de Eybers-gedichten betrekking op vier bronnen. De titels van deze bundels worden als volgt afgekort:

vg: Versamelde gedigte (1995). Gedichten uit alle bundels tot en met Respyt (1993) zijn hierin opgenomen.
nl: Nuweling. De Zuid-Afrikaanse uitgave hiervan verscheen eind 1994 en de Amsterdamse uitgave in februari 1995.
tv: Tydverdryf / Pastime (1996).
vv: Verbruikersverse / Consumer's Verse (1997).

De paginering van de Nederlandse en de Zuid-Afrikaanse uitgaven van de Eybersbundels is in alle gevallen identiek.

 

Ten behoeve van de Nederlandse vertaling van mijn boek heb ik de volgende richtlijnen aangehouden:

-alle gedichten van Eybers worden uiteraard in hun originele vorm geciteerd;
-uitspraken die Eybers in het Afrikaans over haar werk maakte in onder meer dankwoorden bij de ontvangst van literaire prijzen, blijven onvertaald;
-citaten uit Eybers' recensies van andere dichters zijn in het Nederlands vertaald;
-citaten uit recensies en theoretisch werk van Afrikaanse letterkundigen zijn in het Nederlands vertaald;
-citaten uit theoretisch werk dat oorspronkelijk in het Duits of het Engels is verschenen, blijven onvertaald.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Nuweling

  • over Tydverdryf / Pastime

  • over Verbruikersverse / Consumer's verse


auteurs

  • over Elisabeth Eybers

  • over Riet de Jong-Goossens


landen

  • over Zuid-Afrika