Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Bataafs driemanschap (ca. 1943 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Bataafs driemanschap
Afbeelding van Een Bataafs driemanschap   Toon afbeelding van titelpagina van Een Bataafs driemanschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (72.18 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Eduard Veterman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Bataafs driemanschap

(ca. 1943 )–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

IV. Odo's medicijn

Maar de volgende morgen wachtte Winfried tevergeefs op zijn vriend. Odo kwam niet opdagen. Onrustig liep de jongen rond het huis, keek telkens in de richting vanwaar Odo komen moest en wist niet, wat hij ervan denken moest. Hij was wonderlijk stil en behulpzaam. Hij hielp zijn moeder met het malen van broodkoren tussen de zware geribde stenen. Hij speelde met de kleinere kinderen, maakte een nieuwe boog voor zijn jongeren broer en leerde hem, hoe hij van hennepvezels een taaie pees moest draaien, waardoor de wegschietende pijl meer vaart kreeg en daardoor beter gericht bleef. Hij wreef zijn vaders paard af, tot het blonk als een spiegel en reed het af in een kalm drafje, in grote kringen om het huis. En aldoor zwierven zijn blikken weer de richting van Odo's huis uit. Maar Odo kwam niet. Toen de zon over haar hoogtepunt heen was, hield hij het niet langer uit. Er moest iets gebeurd zijn. Want enkel uit wrok en koppigheid zou Odo zeker niet wegblijven!... Hij liet alles in de steek en rende weg.

Langs een smal pad tussen de velden, waar de gerst al tot zijn knieën reikte, kwam hij binnen een kwartier aan de hoeve, waar Odo woonde. Het was een stevig huis van ruw bewerkte boomstammen samengesteld. De vloer lag een beetje lager dan de grond buiten en bestond uit vastgestampte klei. In het midden was de vuurplaats, waar nu enkel as in lag, omdat het bijna zomer was en alles al gereed gemaakt werd op het erf boven een vuur tussen opgestapelde stenen. Winfried keek rond in de schemerige ruimte, die alleen licht kreeg door de deuropening en een gat in het dak, waardoor de rook moest ontwijken als het vuur brandde. Toen zijn ogen aan het halfduister gewend waren, zag hij Odo liggen op de brede houten rustbank tegen de zijwand, half toegedekt met een ruige wolfsvacht. Snel trad hij op hem toe.

Odo lag op zijn rug en keek met sterk schitterende ogen

[pagina 21]
[p. 21]

recht voor zich uit. Zijn lippen bewogen en Winfried hoorde een halfluid geprevel, maar de woorden bleven onverstaanbaar. Hij boog zich over zijn vriend neer, en het leek alsof deze hem met zijn strakke ogen recht aankeek. Maar hij bleef doorprevelen en gaf geen enkel teken, dat hij zijn bezoeker herkend had.

Verschrikt ging Winfried op de rand van de rustbank zitten. Even legde hij zijn hand op Odo's voorhoofd, maar trok haar gauw weer terug: het leek zo droog en brandend heet... Maar toch scheen Odo de korte aanraking gevoeld te hebben. Het geprevel hield op, en de blik van de ogen werd minder star. Zachtjes zei Winfried:

‘Odo... Odo...’

Langzaam ontspande zich het strakke gezicht van den liggenden jongen. Er kwam een glimlachje om zijn mond en met het puntje van zijn tong bevochtigde hij zijn droge lippen. Hij wendde langzaam het hoofd naar hem toe en keek hem aan.

‘Winfried!’ fluisterde hij; het klonk verrast en blij.

‘Ben je ziek?’ vroeg Winfried.

‘Een beetje.’

De stem klonk mat en schor.

Winfried keek ongerust naar het gloeiende gezicht.

‘Drinken!’ zei Odo zacht.

Zijn vriend keek rond. Bij het hoofdeinde van het bed stond een beker koele melk. Hij nam die op, bracht zijn hand achter Odo's hoofd en hield de beker aan zijn lippen. De zieke dronk met kleine teugen tot hij genoeg had. Dan rekte hij het hoofd achteruit en fluisterde:

‘Dank je.’

Winfried zette de beker neer. Odo hijgde licht. Verlegen zei de ander:

‘Je moet gauw beter worden, Odo... Over tien dagen zijn de wedkampen... daar moet je bij zijn!’

Er kwam een treurige uitdrukking in Odo's ogen en hij keerde met een trage beweging zijn hoofd naar de muur.

[pagina 22]
[p. 22]

Met een lichte zucht antwoordde hij:

‘Daar hoef ik niet beter voor te worden... Wat moet ik bij de wedkampen doen?... Zo'n kreupele zwakkeling? Ging ik maar dood!’

Een groot verdriet kroop in Winfrieds borst omhoog. Schaamte om zijn woorden van de vorige dag joeg hem het bloed naar de wangen. Ook zìjn stem klonk schor, toen hij antwoordde:

‘Dat mag je niet zeggen, Odo!... Ik wil niet, dat je dood gaat!... We houden allemaal van je... Al ben je niet zo sterk als wij, je bent veel verstandiger... En vader zegt, dat verstand dikwijls veel meer waard is dan kracht.’

Langzaam keerde het gezicht van Odo zich weer naar zijn vriend. Er was een verlangende glans in zijn grote blauwe ogen.

‘Zegt je vader dat echt?’

‘Natuurlijk!... En hij zegt ook, dat jij de verstandigste bent van al de jongens... en dat hij heel wat van je verwacht... Luister es, Odo... als jij niet beter bent op de dag van de wedkampen, dan doe ik niet mee... aan niks!’

Odo glimlachte.

‘Dat is onzin,’ zei hij. ‘Je mòet meedoen... Volgende lente moet je schild en zwaard verdienen... je plaats onder de vrije mannen... vergeet dat niet!’

‘Als jij niet beter bent, doe ik niet mee,’ hield Winfried koppig vol. ‘Ik loop zo diep de bossen in, dat niemand me vinden kan. Als je dat maar weet!’

Odo kwam op zijn ellebogen half overeind. Hij lachte zachtjes.

‘Goed,’ stemde hij toe. ‘Ik zal beter zijn. Ik voel me nu weer al veel sterker... Laat me maar, Winfried... ik moet rusten, dan komt het vanzelf in orde... Ik beloof je, dat ik bij de wedkampen zal zijn om te juichen, als jij wint...’

Even kwam er nog een treurige trek om zijn mond bij de gedachte, dat hij alleen zou komen om de overwinnaars

[pagina 23]
[p. 23]

toe te juichen... niet om zelf mee te dingen... Maar dadelijk lachte hij weer. De berouwvolle vriendschap, die Winfried hem toonde, maakte hem zo blij en gelukkig. En de woorden van Winfrieds vader over de waarde van een goed verstand, gaven hem het gevoel, dat hij toch ook best iets betekenen kon, al schoot hij tekort in lichaamskracht. Hij drukte Winfried de hand en wenkte, dat deze nu maar gaan zou. Tevreden liet hij zich dan achterover zakken op de rustbank en sloot de ogen. Zachtjes ging Winfried naar buiten.

Op het erf kwam hij Hilde tegen, Odo's zuster. Zij was bijna net zo groot als Winfried, lang blond haar viel in golven om haar blank gezicht. Winfried werd altijd een beetje verlegen, als zij met haar heldere, trotse ogen recht in de zijne keek; en toch was zij een jaar jonger dan hij, en voor een meisje hoefde je toch zeker niet verlegen te zijn! Hij vond haar mooi, maar vreemd, anders dan andere meisjes, en wist nooit goed, hoe hij met haar om moest gaan. Op bezorgde toon vroeg Hilde:

‘Was je bij Odo?’

‘Ja.’

Hilde schudde het hoofd.

‘'t Is helemaal niet goed met 'em... Hij was gisteravond zo verdrietig en zo opgewonden. Zeker hebben de kwajongens het hem weer lastig gemaakt. Maar daar wil hij nooit iets van zeggen. Weet jij er soms wat van, Winfried?’

Winfried kreeg een kleur. Hij wendde het hoofd half af, alsof hij naar een kalfje keek, dat in een hoek van het erf allerlei malle sprongen maakte. Ontwijkend antwoordde hij:

‘Hij is al veel beter... Ik kom gauw weer es naar hem kijken, hoor!... Dag, Hilde!’

Meteen draaide hij zich om en liep hard weg.

Hilde riep hem na:

‘Winfried!’

[pagina 24]
[p. 24]

Maar hij scheen haar niet te horen, want hij rende nog harder. Weer schudde zij het hoofd. Die jongens deden altijd onverwachte dingen. Langzaam ging zij naar binnen om te zien, hoe het met haar broer was. Zij vond hem liggen met de armen wijduit en een lachend gezicht. Verwonderd ging zij bij hem op de bank zitten.

‘Je lijkt helemaal beter,’ zei ze.

Odo lachte.

‘Ben ik ook,’ antwoordde hij. ‘Winfried is hier geweest en die heeft me beter gemaakt.’

‘Heeft ie je kruiden of zo gegeven?’ vroeg Hilde nieuwsgierig en een beetje ongerust.

‘Nee’, lachte Odo, ‘hij heeft 'et met woorden gedaan... toverwoorden, snap je?’

Maar Hilde snapte het niet en zat met half open mond van verbazing naar hem te kijken. Hij trok haar aan de haren en zei plagend:

‘Ach, daar begrijpen meisjes toch niks van... Maar 't is zo, en dat zie je... Ik sta op!’

Hilde lei haar hand op zijn voorhoofd. Het voelde nog droog en heet aan. Hij wou overeind komen, maar zijn zuster hield hem zachtjes neergedrukt.

‘Je blijft liggen,’ zei ze met vaste stem. ‘Je hebt nog koorts, en je staat niet op... Morgen misschien!’

Odo verzette zich, maar dat duurde niet lang. Hij voelde zijn hoofd duizelen en liet zich zuchtend weer achterover glijden. Spoedig vielen zijn ogen dicht en hij sliep in. Toen ging Hilde tevreden op haar tenen naar buiten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken