Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Bataafs driemanschap (ca. 1943 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Bataafs driemanschap
Afbeelding van Een Bataafs driemanschap   Toon afbeelding van titelpagina van Een Bataafs driemanschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (72.18 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Eduard Veterman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Bataafs driemanschap

(ca. 1943 )–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

XIII. Bernulf vertelt een verhaal

Bernulf vond de volgende morgen een terneergeslagen Winfried, die somber voor zich uit lag te kijken, en niet veel oren had voor de troostwoorden, waarmee zijn vriend Odo hem trachtte op te vrolijken. De priester verzorgde het zieke been. Hij deed maar net of hij niet zag, hoe lelijk het weer gezwollen was. Er moest iets gebeurd zijn. Maar als Winfried het hem niet uit zichzelf vertelde, wou hij het niet door een ondervraging te weten komen. Het was duidelijk, dat de jongen van de rustbank gegaan was en rondgelopen had. Hij kon nu alleen maar proberen het kwaad weer te herstellen. Bernulf was een goedhartig en wijs man. Met verwijten kon hij niets winnen. Hij begreep, hoe wanhopig Winfried zich voelen moest. En zieken, die in zo'n stemming zijn, genezen veel langzamer, dan wanneer ze opgewekt hun kwaal dragen en de genezing afwachten. Daarom wou Bernulf zijn patiënt afleiding geven. Hij bleef wat zitten praten en Odo vond het prettig, dat hij niet alleen behoefde te blijven met Winfried, die maar nors voor zich keek en nergens om lachen kon. Om Bernulf nog langer vast te houden, vroeg hij:

‘Bernulf, vertel ons eens een verhaal?’

Winfried keek op. Dat wou hij eigenlijk ook wel! Bernulf kon zo prachtig vertellen. Wat die allemaal voor verhalen wist! En verlangend ondersteunde hij Odo's verzoek:

‘Hè, ja, Bernulf... toe... vertel ons wat! Ik verveel me zo!’

Bernulf glimlachte. Even dacht hij na.

‘Kennen jullie de geschiedenis van Balder en Loki?’ vroeg hij dan.

De jongens kenden de namen en wisten ook wel vaag iets van de goden, die zo genoemd werden. Maar hun geschiedenis kenden zij niet.

‘Luister dan goed,’ zei Bernulf, ‘ik zal jullie vertellen, wat er lang geleden onder de goden gebeurd is. Het is een

[pagina 66]
[p. 66]

droevig verhaal, maar je kunt er veel uit leren...

‘Jullie weten, dat Wodan de oppergod is, nietwaar. Zijn vrouw heet Freya. Zij hadden een zoon, die Balder genoemd was. Balder was de lieveling van alle goden en mensen. Mooier wezen dan hij bestond er niet. Alles aan hem was mooi en liefelijk. Hij had de prachtigste gestalte, het mooiste blonde, golvende haar, de mooiste blauwe ogen, die iemand ooit gezien heeft. Wie hem aankeek, werd vrolijk, al was hij een ogenblik tevoren nog bedroefd geweest. Want uit zijn blauwe ogen straalde zoveel vriendelijkheid en goedheid en levenslust, dat niemand de betovering van zijn wezen kon weerstaan. Balder was dan ook de god van het licht. Waar hij kwam scheen de zon, niet alleen buiten, maar ook binnen in de mensen en de goden.

‘Maar Freya maakte zich soms ongerust. Want al leven de goden veel langer dan de mensen, helemaal onsterfelijk zijn ze niet. En in Freya was een angst gekomen: de vrees, dat Balder eens sterven mocht!... Dat zou een verschrikkelijk ongeluk zijn. Want dan zou de aarde donker worden en de vrolijkheid zou uit het leven verdwenen zijn. Deze gedachte joeg haar zo'n schrik aan, dat zij al de goden opriep tot een vergadering, en daar de vraag stelde, of iemand een middel wist om dit onheil te voorkomen. En na lang beraadslagen kwamen zij overeen, dat er maar één zeker middel was: Freya moest aan alles in het heelal een eed vragen; alles in het heelal moest zweren, dat het Balder nooit kwaad zou doen. Wanneer Freya van alle mensen, dieren, planten en dingen deze belofte zou hebben verkregen, dan zou Balder nooit meer iets kwaads kunnen overkomen, en hij zou dus ook niet kunnen sterven.

‘Dat plan beviel Freya. En zij ondernam de verre en vermoeiende reis door het ganse heelal, en vroeg alle dieren, mensen, planten en dingen of zij zweren wilden, Balder geen leed te zullen doen. En alles beloofde grif, want wie of wat zou de stralende Balder, de liefelijke god van het licht kwaad willen doen? Maar Freya zag één onnozele

[pagina 67]
[p. 67]

plant over het hoofd: de maretak, die in de kruinen van sommige bomen groeit. De maretak kwam haar zo onschuldig voor, zo zacht en ongevaarlijk, dat zij die maar oversloeg: wat zou een maretak Balder nu voor kwaad kunnen doen?... Maar al het overige, alles wat leefde, en alle dingen daarbij, hadden haar de gevraagde belofte gegeven. Verheugd kwam zij terug in het verblijf der goden, en vertelde, dat niemand nu ooit nog angst behoefde te hebben voor Balders leven. Hij was veilig voor altijd, want niets in het heelal zou hem ooit nog kwaad doen.

De vreugde over de goede uitslag van haar reis was algemeen. En de goden besloten, deze gelukkige afloop te vieren met een groot en vrolijk feest.

‘En zo geschiedde. De geweldige feestzaal werd versierd met slingers van bloemen en groen. Een grote maaltijd werd aangericht, en de beker ging lustig rond. En na tafel, toen men overging tot vermakelijke spelen, werd er besloten de onkwetsbaarheid van Balder te bewijzen. De goden wapenden zich, schoten hun pijlen af op Balder, die lachend in het midden stond. Zij wierpen naar hem met speren en strijdhamers, zij sloegen op hem in met hun scherpe zwaarden... Maar niemand kon Balder treffen... Pijlen en speren vielen slap voor zijn voeten neer, de zwaarden kwamen niet aan zijn huid. Balder was volkomen onkwetsbaar geworden, en de vreugde was algemeen en steeg steeds hoger.

Maar onder de aanwezigen was ook Loki, de listige en boosaardige. De slimme Loki, slecht van aard, en die er pleizier in had, kwaad te stichten onder goden en mensen, overal waar hij maar kon. Het deed hem leed, dat hij den algemeen geliefden Balder niets kwaads kon aandoen. Hij haatte al wat goed en liefelijk was. Maar met zijn vriendelijkste en vleiendste gebaar kwam hij naar Freya toe om haar geluk te wensen met het slagen van haar onderneming. En hij vroeg haar listig uit over haar wedervaren, en of het haar moeite gekost had om alles in het heelal over te ha-

[pagina 68]
[p. 68]

len, Balder geen kwaad te doen? En de argeloze Freya. in haar vreugde, vertelde hem alles van haar verre tocht... ook, dat zij de onschuldige maretak had overgeslagen, omdat die immers haar zoon toch geen kwaad zou kunnen doen. Loki lachte en gaf haar gelijk... Maar hij had meteen gezien, dat hij hier een prachtige kans had om kwaad te doen... verschrikkelijk groot kwaad...

Hij ging naar buiten en zocht naar een maretak. Zodra hij die gevonden had, sneed hij er een twijg af, en gaf die de vorm van een pijl. Daarop ging hij terug naar de feestzaal, waar de vrolijkheid nog steeds rumoerde en de goden nog altijd bezig waren met alle wapens, die zij maar verzinnen konden, vergeefse aanvallen op den onkwetsbaren Balder te doen.

In de kring der goden stond ook Höder, die een broer van Balder was. Maar hij schoot en sloeg en wierp niet mee, want Höder was blind. Loki ging naar hem toe en vroeg met gehuichelde vriendelijkheid:

Waarom doet mijn vriend Höder niet mee aan het vrolijke spel? Waarom schiet hij ook niet een pijl af op den gelukkigen Balder, die onkwetsbaar geworden is door de vriendschap van alles in het heelal? Is Höder niet verheugd om het geluk van zijn broer?’

‘En Höder antwoordde:

Ik zou gaarne meedoen, Loki, maar je weet, dat ik blind ben. Ik zou vrezen iemand te treffen, die nìet onkwetsbaar was, wanneer ook ik een pijl op hem afschoot.’

‘Dat is waar’, zei de listige Loki. ‘Maar toch is het jammer, dat je zo helemaal niet kunt meedoen. Wacht, ik weet wat... Ik zal je helpen... Hier, houd die boog vast... Leg deze pijl er op... zo... nu zal ik je hand richten, en je kunt ook een pijl op Balder afschieten.’

‘Lachend liet de argeloze Höder den verraderlijken valsaard begaan. Hoe kon hij er kwaad in zien? Hij wist niet, dat Loki de pijl gesneden had uit een maretak. Hij wist niet, dat Freya de maretak bij haar rondreis door het heelal had

[pagina 69]
[p. 69]

overgeslagen. En lachend liet hij de pijl wegsnorren. En toen de dunne twijg de pees van Höders boog verliet, veranderde hij in een harde, scherpe pijl, en in plaats van weerloos neer te vallen zoals alle andere, vloog hij door en doorboorde Balders hart. Tot ontzetting van allen, die het zagen, zakte de jonge, stralende god ineen en was gestorven eer iemand bij hem had kunnen komen. Sprakeloos van schrik stonden zij om het lijk. De feestzaal der goden was een heilige plaats, waar men aangericht kwaad niet wreken mocht. Freya jammerde, dat de aarde ervan sidderde. Maar er was niets aan te doen. Balder was gestorven. Droefheid en duisternis heersten in alle harten. Nanna, Balders vrouw, stierf van smart en volgde haar man naar het schimmenrijk, waar de godin Hel heerst.

Wodan riep zijn vertrouwde, den god Hermod, bij zich, en beval hem, de reis te ondernemen naar de woning van de godin Hel. Hij moest haar het verzoek der goden overbrengen: Balder te laten terugkeren naar de aarde, opdat het licht weer mocht heersen. Want alles weende en rouwde om de dood van Balder. Hermod ging op weg, en ondertussen bereidden de goden de plechtige begrafenis voor van Balder en zijn vrouw.

Op Balders schip Hringhorni, werd de brandstapel opgericht. Het lichaam van Nanna werd naast dat van Balder op die brandstapel gelegd. Ook zijn paard werd op het schip gebracht en eveneens de toverring Draupnir, Balders kostbaarste bezit.

Toen wijdde Donar met zijn hamer het dodenschip. Met fakkels werd de brandstapel aangestoken, en daarna stiet men het schip in zee, terwijl goden, reuzen en mensen droeve tranen schreiden...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken