Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Bataafs driemanschap (ca. 1943 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Bataafs driemanschap
Afbeelding van Een Bataafs driemanschap   Toon afbeelding van titelpagina van Een Bataafs driemanschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (72.18 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Eduard Veterman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Bataafs driemanschap

(ca. 1943 )–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 90]
[p. 90]

XVIII. Wolfert wint Vuur-oog

Er was gejuich geweest, toen Ermanarik even zweeg na zijn hartelijke en ernstige woorden. Hij wenkte om stilte, en toen het geroep en handgeklap weggestorven waren, vervolgde hij:

‘Vrienden, ik heb besloten, voor de wedkampen van vandaag een bijzondere prijs ter beschikking te stellen. Daarvoor heb ik de driejarige zwarte hengst Vuur-oog bestemd, die uit de stallen van Ulrik komt, en die misschien het mooiste en beste paard is, dat onder ons te vinden is. Ik wil jullie niet verzwijgen, dat ik gehoopt had, deze grote prijs gewonnen te zien door mijn eigen oudste zoon Winfried. Maar het ongeluk heeft gewild, dat hij bij het tweede nummer al is uitgevallen, waardoor hij zijn kans op het paard heeft verspeeld. Wolfert, de zoon van Ulfert, heeft zich vandaag de beste onder de besten getoond. Kamprechter, tooi den overwinnaar met de krans van eikenblaren!...’

Onder algemeen gejuich drukte de kamprechter Wolfert de eikenkrans, het teken van de overwinning, op de lokken.

‘Wolfert,’ ging Ermanarik voort, ‘ik heb je al geluk gewenst met de eervolle plaats, die je bevochten hebt. Ik wens je nu nog eens geluk met de prijs, die je zo ten volle verdiend hebt. Vuur-oog is van dit ogenblik af jouw paard!’

Hij wenkte en daar kwam een slaaf door de dichte menigte dringen met Vuur-oog aan de hand. Het dier trappelde en danste en brieste van ongeduld en schuwheid voor al die mensen. Iedereen week terzijde en daar stond het prachtige beest naast Wolfert, rukte aan de teugel en probeerde te steigeren. De sterke man had de handen vol om het te houden.

Verbluft en sprakeloos van verbazing en vreugde stond Wolfert naar het edele dier te kijken. Hij had een kleur als bloed. Een geweldig gejuich brak los. Alles wuifde naar Ermanarik en naar Wolfert, den gelukkigen winnaar. Vuur-

[pagina 91]
[p. 91]

oog verdubbelde zijn pogingen om los te komen, dol van angst om het razende tumult. Met van vreugde schitterende ogen volgde Wolfert alle bewegingen van het driftige dier. Maar hij kon zich nog niet voorstellen, dat dit werkelijkheid was, en dat dit zeldzaam schone paard nu zijn eigendom was geworden. Hij had er Winfried op zien rijden, en niet kunnen verhinderen, dat hij jaloezie voelde om het bezit van zo'n edel ros... En nu... nu zou dat paard van hem zijn?... Dat was toch niet mogelijk!... Maar de slaaf drukte hem de teugel in de hand en zei lachend:

‘Hier, jongeman, neem 'em maar gauw over, want ik ben dood-af. Veel geluk met dat vurige presentje!’

Nog even stond Wolfert verbouwereerd rond te kijken en verbaasd te lachen. Toen, ineens, begreep hij, dat dit alles echt waar gebeurde, dat hij niet droomde, dat hij werkelijk Vuur-oog gekregen had!... Hij slaakte een luide juichkreet, greep met de rechterhand het paard in de manen en slingerde zich met een vlugge beweging op de rug. Vuur-oog verhief zich dadelijk op de achterpoten, sloeg wild met de voorbenen in de lucht, brieste van woede en probeerde den vreemden berijder af te werpen. Maar Wolfert zat stevig, knelde hem krachtig tussen de knieën en dwong zijn kop met de teugel dicht tegen zijn borst. Vuur-oog bleef zich dansend en trappelend verzetten, tot hij eensklaps tussen de uiteenstuivende omstanders wegsprong en in razende vaart de weide afrende. Wolfert had hem echter spoedig weer in bedwang, en onder het vrolijke gejuich van de verrukte toeschouwers liet hij zijn paard keren en reed in gestrekte draf de weide rond, trots als een koning en zò blij, als hij in zijn hele leven nog niet geweest was...

Vlak bij Ermanarik, die glimlachend toegezien had, hield Wolfert Vuur-oog in, sprong er af, en stamelde woorden van dank voor het kostbare geschenk.

Ermanarik wuifde met de hand.

‘Geschenk?’ zei hij lachend. ‘Hoe kom je d'r bij, jongen? Dit is geen geschenk, maar een prijs, die je eerlijk ge-

[pagina 92]
[p. 92]

wonnen hebt. Ik hoop, dat je er lang pleizier van hebben zult, Wolfert. Verzorg hem goed. 't Is een edel diet, dat zich aan zijn meester hecht en dankbaar is voor een goede behandeling. Jullie zijn elkaar waard. En sta daar nou niet langer te blozen en te stotteren, maar stijg op en geef hem nog een goede beurt, vòòr je hem te rusten zet. Vooruit!’

Wolfert lachte, wipte op Vuur-oog en stoof de wei over, sprong de berm af en verdween in de richting van het grote woud, nog eens achterna gejuicht door de bezoekers van de wedkampen en zijn kameraden.

Daarop gingen de mensen uiteen, ieder naar eigen huis of hoeve. En op alle wegen en paden was druk gepraat over de gebeurtenissen van de dag, over het verloop van de wedkampen en de kranige dingen, die de jongens te zien gegeven hadden. En zij kwamen niet uitgepraat over de edelmoedigheid van Ermanarik, die zonder enig teken van spijt de prijs, die hij zo graag aan zijn eigen zoon gegund had, aan Wolfert had toegewezen... O, hun vorst was een groot man, wijs en rechtvaardig!... Gelukkig de stam, die zulk een man tot aanvoerder had.

Wolfert maakte een echte triomfrit door de omtrek. Overal, waar hij de huiswaarts kerende mensen voorbij kwam, werd hij toegejuicht, bewonderd en benijd. Het paard was bokkig, ontevreden, omdat een vreemde ruiter hem bereed. Gedurig maakte het onverwachte zijsprongen. steigerde of gooide wild zijn staart in de lucht. Maar de vreemde ruiter bleef er op, maakte zich ook niet boos, lachte om de kuren van den zwarten driftkop, streelde zijn manen, klopte hem goedkeurend op de hals en sprak hem toe met zachte, liefkozende woorden. Vuur-oog legde nog wel achterdochtig zijn oren in de nek, maar Wolfert was ervan overtuigd, dat ze gauw goede vrienden zouden worden. Vuur-oog had zich natuurlijk al een beetje aan Winfried gewend, maar die had hem maar kort gehad en hij zou het hart van dit heerlijke dier wel spoedig gewonnen hebben...

Toen hij thuiskwam, stonden zijn vader en moeder, broer-

[pagina 93]
[p. 93]

tjes en zusters alien al te wachten. Zij riepen hem welkomstwoorden toe, en hun gezichten straalden niet minder dan dat van den gelukkigen jongen. Vuur-oog werd van alle kanten bekeken, gestreeld en beklopt, en zij waren het erover eens, dat hij het mooiste paard was, ooit door mensenogen aanschouwd. Ze waren trots op Wolfert, die het gewonnen had, en ze waren trots, omdat dit mooiste van alle paarden het eigendom van hun familielid geworden was. Zij brachten hem lekkere hapjes, die Vuur-oog wantrouwig besnuffelde en na lange aarzeling toch maar aannam, want hij had honger gekregen van de lange rit.

Wolfert gaf hem graan te eten, en poetste hem toen op, tot er geen smetje meer op heel zijn glanzende huid te bekennen viel. Vuur-oog draaide ongedurig onder zijn wrijvende handen weg, keek telkens met kwade blik naar hem om, maar de jongen trok er zich niets van aan, toonde geen angst, kommandeerde hem opzij te gaan, en bekeek het resultaat van zijn werk. Het dier blonk als een Spiegel. Geen strootje of pluisje hing meer in zijn manen of staart... Zo was het goed. Dan leidde hij het aan de hand naar het kleine wed bij de rivier, liet het zijn poten afkoelen en naar hartelust drinken.

De zon was al onder en de schemering viel over de aarde, toen hij Vuur-oog los liet in de wei, en de zware hekboom achter hem sloot. Daar kon het grazen en de nacht doorbrengen.

De hengst keek nog eens om naar den vreemden nieuwen meester, alsof hij zich afvroeg, waar de ander eigenlijk bleef en wat die onbekende snoeshaan met hem te maken had. Toen vergat hij alles in het prettige gevoel vrij te zijn en zich naar welbehagen te kunnen bewegen, zonder gehinderd te worden door teugels of knijpende knieën. Hij schudde zijn manen en begon door de wei te draven. Daarop sloeg hij in galop, maakte malle sprongen, sloeg speels achteruit naar een denkbeeldige vijand, en begon zich toen behagelijk om en om te rollen in het malse gras. Wolfert stond over het

[pagina 94]
[p. 94]

hek geleund lachend naar hem te kijken.

‘Hé, schavuit!’ riep hij. ‘Heb ik je daarvoor zo mooi opgepoetst? Je gaat er weer uitzien als een zwijn!’

Maar Vuur-oog stoorde zich niet aan zijn geroep en vermaakte zich verder precies zoals hij wou. En toen hij eindelijk uitgeraasd was, sprong hij overeind, schudde zich briesend de losse grassprietjes uit de haren, en begon smakelijk te grazen, rustig en tevreden.

‘Welterusten, Vuur-oog, mijn lekkere paardje!’ riep Wolfert. ‘Rust maar goed uit, want morgen gaan we samen een reusachtige rit maken. En dan ben je morgenavond helemaal aan me gewend!’

Vuur-oog keerde de kop naar hem toe en hinnikte. Dat vatte Wolfert op als een toestemming, Ze zouden het samen wel eens worden!

Langzaam ging hij door de vallende avond naar huis. Hij voelde zich zo licht, alsof hij zweefde. Toch was hij moe van de inspannende dag en al de opwinding, die hij had doorleefd. Heerlijk moe was hij van de heerlijke dag. Als overwinnaar uit de wedkampen gekomen! Toen die ongelofelijke prijs gekregen van Ermanarik... Het was bijna te veel geluk voor een dag... Hij keek nog eens om naar de wei, zag de vage, grazende schim van Vuur-oog. Was dat wèrkelijk zijn paard... helemaal van hem alleen?... Het was niet te geloven!... Ermanarik had het hem gegeven... Hij had bijna spijt, dat hij ruzie gemaakt had met Winfried... Voor Ermanarik zou hij door het vuur gaan... Jammer, dat zijn zoon, zo dapper en flink anders, zulke rare buien van verwaandheid en eigenzinnigheid had... Hij moest ook even met medelijden aan hem denken: het was wel een groot ongeluk, zo te vallen bij het begin van de wedstrijden, als je er zo goed voor stond!... Hij had Winfried graag zijn eerlijke kans gegund....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken