Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Bataafs driemanschap (ca. 1943 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Bataafs driemanschap
Afbeelding van Een Bataafs driemanschap   Toon afbeelding van titelpagina van Een Bataafs driemanschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (72.18 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Eduard Veterman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Bataafs driemanschap

(ca. 1943 )–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

XIX. De misdaad in de nacht

Ermanarik zat buiten op de bank onder de lindeboom, en luisterde naar de stilte van de nacht. Zijn vrouw en kinderen lagen allang te slapen, maar hij zat buiten voor het huis, en wachtte: Winfried was nog niet thuisgekomen... De vorst begreep, dat hij zijn zoon een wrede teleurstelling bereid had. Het deed hem zelf ook leed, maar ten slotte had de jongen het aan zichzelf te wijten. Wanneer hij naar goede raad geluisterd had, zou het paard nog bij hen zijn, en Winfried had het bij een volgende gelegenheid kunnen winnen.

Nadenkend schudde Ermanarik het hoofd. Hij voelde zich bedroefd en ongerust. Er waren dingen in het karakter van zijn zoon, die hem niet bevielen. Winfried was veel te veel van zichzelf vervuld, te heerszuchtig, te trots, te vast overtuigd van zijn eigen voortreffelijkheid. Allemaal dingen, die misschien een goede kern hadden, maar die tot lelijke eigenschappen werden door overdrijving. De jongen zou er nog een massa last mee kunnen krijgen... en een màn kon er geheel door mislukken en ongelukkig worden. Winfried moest die dingen in zichzelf leren overwinnen. Vandaag had hij een harde les gehad. Hij zou het zich ook wel erg aangetrokken hebben, anders was hij al wel thuis geweest. Hij schaamde zich natuurlijk en was het bos in gelopen om zich verborgen te houden... Hij had de les dubbel en dwars verdiend; de klap was stevig aangekomen, maar.. zou Winfried begrepen hebben, wat de les voor hem betekende? Zou hij er een beetje wijzer door geworden zijn? Zou hij voortaan wat minder eigengereid handelen, en niet meer denken, dat hij alles alleen wist en het beter kon dan ieder ander?... Zou hij misschien niet vol wrok zitten en de schuld aan een ander geven? Dat deden zoveel mensen, als het hun door eigen schuld tegen liep...

Het was zeker al tegen middernacht, toen Ermanarik eindelijk onzekere schreden hoorde en in het vage licht van

[pagina 96]
[p. 96]

de sterren zijn zoon, steunend op een dikke stok, het erf zag op strompelen. Hij hield zich stil in de schaduw, en Winfried ging naar binnen zonder hem te zien. Even hoorde zijn vader hem nog stommelen; toen kraakte de rustbank, en het werd stil. Glimlachend bleef de vorst nog een poosje zitten, Hij was verheugder dan hij zichzelf eigenlijk wel bekennen wilde, nu Win fried veilig thuis was... Je kon nooit weten, wat zo'n wilde knaap in zijn teleurstelling en woede voor gekke streken uithaalde... Gelukkig, dat hij binnen was! Morgenochtend zou hij wel eens met hem praten... Als hij hem maar eerst kon doen inzien, dat hij alle narigheid aan zijn eigen schuld te danken had, dan was dit alles tenminste nog ergens goed voor geweest!...

Ermanarik stond op, rekte zich eens uit, en ging toen naar binnen om te slapen. Hij voelde nog de eerste regendruppels vallen. En op zijn bank liggend, hoorde hij de bui ruisen over het dak en de bomen buiten. Hij bedacht nog, hoe gelukkig het was, dat de wedkampen voorbij waren, en dus niet op een doorgeweekte weide gehouden moesten worden of afgelast. Dan sliep hij in...

 

De volgende morgen ging er groot misbaar langs de hoeven en hutten van de stam. Er was een verschrikkelijke misdaad gepleegd: iemand had in de nacht Vuur-oog, den prachtigen zwarten hengst, die Wolfert bij de wedkampen gewonnen had, de hielpezen doorgehakt...

Wolfert was vroeg opgestaan. Zijn eerste gedachte was aan Vuur-oog geweest. Hij wou hem dadelijk halen, poetsen en voeren. Vlug had hij het hoofdstel genomen en was naar de weide gegaan. Daar zag hij het paard liggen in het natte gras. Dat vond hij al dadelijk vreemd, want paarden houden er niet van in een natgeregende wei te gaan liggen. Haastig was hij op hem toegelopen, denkend, dat het dier misschien ziek was. En met ontzetting had hij toen bloed gezien bij de achterbenen en ontdekt, welke vreselijke verwonding het paard was toegebracht. Het arme dier kon

[pagina 97]
[p. 97]

zich niet bewegen; het lag verlamd op zijn zijde en kreunde van pijn. Moeilijk had het de kop opgericht en Wolfert met zijn verschrikte ogen aangekeken, alsof het om hulp smeekte.

De jongen had een schreeuw van ontzetting niet kunnen inhoudend. Huilend was hij naar huis gehold en zijn verhaal had zijn huisgenoten met schrik en ontstentenis vervuld. Ulfert was dadelijk naar de weide gesneld en had het verminkte dier, dat niet meer te redden was, de genadeslag gegeven om het uit zijn lijden te verlossen. Toen hij weer binnen kwam, vond hij zijn zoon met de handen onder het hoofd op de bank zitten, doodsbleek en met een gezicht, dat van woede en smart vertrokken was. Geen traan liep over zijn strakke wangen, en zijn donkerblauwe ogen flikkerden van een gevaarlijke wildheid.

Ulfert lei zijn zware hand op de schouder van zijn zoon.

‘Hoofd op, Wolfert,’ zei hij bemoedigend. ‘Er is iemand, die veel ongelukkiger is dan jij op het ogenblik.’

Lusteloos sloeg de jongen de ogen naar hem op. Iemand, die nog ongelukkiger was dan hij?

‘Wie dan?’ vroeg hij ongelovig.

‘Degene, die dit vreselijke gedaan heeft,’ antwoordde zijn vader. ‘De arme Vuur-oog is dood, en van alle lijden verlost. Jij hebt je pas gewonnen paard verloren, maar je hebt een zuiver geweten bij al je leed. Maar hij, die zo laaghartig geweest is om deze laffe daad te bedrijven, is veel beklagenswaardiger, jongen... Je kunt beter dood zijn of beroofd van het liefste wat je hebt, dan dat je zo diep gezonken bent om te kunnen doen, wat hij gedaan heeft.’

‘Ik weet wel, wie het gedaan heeft,’ gromde Wolfert dof. ‘En ik zal hem wel krijgen ook... wacht maar... hij zal het lelijk moeten bezuren...’

Ulferts greep om de schouder van zijn zoon werd zwaarder. Op ernstige toon zei hij:

‘Ik begrijp wat je denkt, Wolfert, en ik begrijp ook, dat je op wraak zint. Luister naar mijn raad: laat je niet ver-

[pagina 98]
[p. 98]

blinden door je woede van het ogenblik... Je weet niets met zekerheid. Je hebt geen enkel bewijs voor je begrijpelijk vermoeden... En het is beter, niet je eigen rechter te zijn. Op de Dingdag kunnen wij onze klacht inbrengen en vergelding vragen voor den dader...’

‘Ermanarik zit op de Dingdag als voornaamste rechter...’

Ulfert nam zijn hand weg van Wolferts schouder. Even zweeg hij. Daarna zei hij ontevreden:

‘Luister goed naar me, Wolfert, en zeg zoiets nooit tegen een ander. Je mag niet twijfelen aan de rechtvaardigheid van Ermanarik. Zelden was een vorst zó waardig om zijn volk aan te voeren. Hij is een groot en goed man... Je hebt daar gisteren zelf het bewijs van gezien... Zou je nou durven denken, dat Ermanarik oneerlijk zou zijn, als hij recht moet spreken? Dat past je niet, jongen!’

Wolfert boog het hoofd.

‘Ik weet het niet,’ zei hij moedeloos. ‘Het is zo vreselijk, vader!... Die arme Vuur-oog... het is zo gemeen... zo laag... zo min en laf!... Een onschuldig dier te verminken!’

Ulfert knikte.

‘Dat is zo,’ gaf hij toe. ‘Het is zo laag en laf, dat ik ervan huiver... Jij denkt, dat Winfried het gedaan heeft uit nijd en afgunst, uit woede, omdat hij het paard aan jou verloren heeft. Ik weet, dat jullie gevochten hebben. Ik weet, dat hij gedreigd heeft zich op jou te wreken. Jij kent Winfried beter dan ik... Ik heb veel goeds van hem gehoord. Ik heb ook gehoord, dat hij zich wel eens door zijn drift en trots laat meeslepen... Denk jij, dat hij in staat is tot zo'n verschrikkelijke en laffe wraakneming?’

‘Wolfert dacht een poosje na. Toen haalde hij de schouders op en antwoordde met een zucht:

‘Ik weet het niet, vader... misschien niet...’

Maar dan stoof hij weer op:

‘En wie zou het anders gedaan moeten hebben?... Wie

[pagina 99]
[p. 99]

heeft er belang bij?... Wie kan mij dat paard zo erg misgunnen, dat hij het liever verminkt, dan mij erop te zien rijden?... Hij mòet het gedaan hebben!... Oh!... als ik hem tussen mijn vingers krijg!’

Zijn stem beefde van razernij en zijn vuisten balden zich onder zijn kin. Ongerust en ontevreden stond Ulfert naar hem te kijken. Na een poosje zei hij:

‘Toom je drift in, Wolfert. Woede is een slechte raadgever. Doe geen dingen, waar je later spijt van hebben zou. Dit moet onderzocht worden. Wees ervan overtuigd, dat de lafaard, die het gedaan heeft, zijn straf niet zal ontlopen... wie het ook geweest is. Vertrouw op je vader, en vertrouw op Ermanarik... Ik zal naar hem toe gaan en met hem spreken, en een klacht indienen, die onderzocht moet worden. Maar jij moet mij beloven, dat je niets tegen Winfried zult ondernemen. Je moet afwachten, wat het onderzoek zal opleveren, en tot zolang Winfried met rust laten.’

Wolfert keek zijn vader strak aan. Hij voerde een moeilijke strijd met zichzelf. Toen schudde hij het hoofd en zei:

‘Nee, vader, dat kan ik niet beloven. Ik zou mijn belofte toch niet kunnen houden.’

‘Een goed man houdt altijd zijn beloften, Wolfert.’

‘Dat weet ik, vader... En daarom wil ik die belofte niet geven... Ik weet zeker, dat Winfried het gedaan heeft... en als ik hem zie... dan zal ik hem verantwoording vragen ...dat zàl ik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken