Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Bataafs driemanschap (ca. 1943 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Bataafs driemanschap
Afbeelding van Een Bataafs driemanschap   Toon afbeelding van titelpagina van Een Bataafs driemanschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (72.18 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Eduard Veterman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Bataafs driemanschap

(ca. 1943 )–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 110]
[p. 110]

XXII. Winfried onder verdenking

Winfried kwam, op een stok geleund, het huis uitstrompelen, en wees ongeduldig de aangeboden hulp van Erik af. Toen hij Ulfert onder de mannen herkende, kwam er even een onvriendelijke uitdrukking op zijn gezicht. Maar hij groette zijn vader en diens gasten met de bescheidenheid en de eerbied, die hij hun verschuldigd was. Ermanarik keek scherp naar het gezicht van zijn zoon, angstig zoekend naar een spoor van schuldgevoel. Tot zijn opluchting bleef Winfried volkomen onbewogen, hoewel hij er verstoord en verdrietig uitzag.

Op rustige toon begon de vorst zijn zoon te ondervragen:

‘Winfried, waar ben je vannacht zo laat vandaan gekomen?’

Verwonderd keek de jongen hem aan. Hij begreep niet, waarom zijn vader hem daarnaar vroeg waar die drie vreemden bij waren. Stug antwoordde hij:

‘Uit het bos, vader.’

‘Ben je daar 's middags dadelijk naar toe gegaan, toen je van de kampplaats wegsloop?’

‘Ja, vader.’

‘Wat heb je daar gedaan?’

‘Niets... In het gras gelegen onder de bomen, bij een beekje.’

Waarom ben je niet naar huis gegaan?’

‘Ik... eh... nou ja... ik kon 'et niet verdragen, dat ik uitgevallen was... Ik wou liever alleen zijn.. geen mensen zien.’

‘Juist... dat is te begrijpen... Weet je ook of iemand je daar in het bos gezien heeft? Is er iemand bij je gekomen of zo?’

‘Nee, vader... Ik heb tenminste niemand gezien.’

‘Weet je, dat Vuur-oog door Wolfert gewonnen is?’

‘Nee... ik heb toch niemand gesproken... Maar ik dacht het wel.’

[pagina 111]
[p. 111]

Hij zei het moeilijk, op een toon, die zijn verbeten woede duidelijk liet doorschemeren. Langzaam wendde hij zijn gezicht af, dat donkerrood werd. Ermanarik haalde diep adem. De andere mannen keken gespannen naar de jongen. Zij hadden nog geen spoor van schuldgevoel bij hem opgemerkt. Maar nu naderde de ondervraging het punt, waar het op aankwam, en de spanning steeg.

‘Zozo,’ zei de vorst na een kort stilzwijgen. ‘Je bent dus op dezelfde plaats in het bos blijven zitten, en vandaar recht hier naar toe gekomen?’

‘Ja, vader.’

‘En je weet niets van wat er vannacht gebeurd is in de wei van Ulfert?... Wat er gebeurd is met Vuur-oog, meen ik?’

Opmerkzaam keken de mannen naar het gezicht van den jongen om te zien of hij niet schrikken zou, niet door een of andere uitdrukking verraden, dat hij het maar al te goed wist. Zij zagen alleen verwondering op zijn gezicht en een belangstelling, die volkomen begrijpelijk was. Nieuwsgierig vroeg hij:

‘Wat is er dan gebeurd?’

‘Vuur-oog is vanmorgen met doorgekapte hielpezen in in de wei gevonden. Ulfert heeft hem moeten afmaken.’

Winfried was eensklaps doodsbleek geworden. Hij moest stevig op zijn stok steunen, want hij wankelde van schrik.

‘Wat?... Vuur-oog?... Nee toch!’

De tranen sprongen uit zijn ogen, en hij beet zich heftig op de lippen om zijn zelfbeheersching te herwinnen. Hoe vreselijk!... Die prachtige jonge hengst... die heerlijke Vuur-oog, àl leven en drift... verminkt en gedood... Met gesmoorde stem begon hij:

‘En wie heeft...’

Hij stokte.

Hij zag de ernstige, onderzoekende gezichten van de mannen. Eensklaps begreep hij, waarom hij hier stond en ondervraagd werd... Hij begreep, waarom Ulfert hier was

[pagina 112]
[p. 112]

met twee andere mannen bij hem... Getuigen!... Hij verbleekte nog dieper en sloot even de ogen, duizelig van schrik en ontzetting. Medelijdend zei zijn vader:

‘Ga daar even zitten, jongen.’

Maar Winfried spande al zijn krachten in, herstelde zich, richtte zich hoger op, keek zijn vader recht in de ogen, en zei met harde, vaste stem:

‘Ik heb het niet gedaan, vader!... Ik begrijp, dat jullie misschien gedacht hebben, dat ik het gedaan zou hebben... maar ik heb het nìet gedaan...’

Toen werden de ontsteltenis en het verdriet hem te erg. Hii zonk neer op de boomstronk achter hem, sloeg de handen voor het gezicht en begon te snikken. Hij schaamde zich voor zijn tranen, maar hij kon er niets aan doen. Die arme Vuur-oog!... En hoe konden ze denken, dat hij zoiets gemeens en lafs zou kunnen doen?... Hoe durfden ze?... Tegelijk begreep hij, dat het er lelijk voor hem uitzag. Tot heel laat was hij in het bos geweest, en hij had niemand om te bewijzen, dat hij daar zijn plaats niet verlaten had... Het was mogelijk, dat mensen, die hem niet goed kenden, op de gedachte konden komen, dat hij schuldig was... Maar als ook zijn eigen vader hem verdacht... dat zou hij niet overleven!...

Met zijn betraande ogen keek hij naar Ermanarik en riep:

‘Vader!’

Het klonk zo wanhopig en smeekend, dat de harde mannen er onwillekeurig door bewogen werden. Sussend zei de vorst:

‘Stil maar, Winfried... Ik geloof aan je onschuld.’

Winfried herademde en glimlachte even door zijn tranen heen. Maar zijn vader keerde zich naar de mannen en ging voort:

‘Ik geloof, dat Winfried de waarheid gesproken heeft, en dat hij met de laffe misdaad niets heeft uit te staan. Maar ik weet ook, dat dit niet voldoende is... Op de dag

[pagina 113]
[p. 113]

van de eerstvolgende nieuwe maan is er Dingdag, en ik neem jullie klacht daarvoor aan... Jullie, klagers, zullen moeten komen om te bewijzen, dat Winfried met recht en reden verdacht kan worden van de gepleegde misdaad.. Winfried zal moeten proberen te bewijzen, dat hij de daad niet gepleegd heeft... Er zal recht gesproken worden zonder onderscheid van personen... En dit zeg ik jullie, mannen: als Winfried moet worden vrijgesproken alleen, omdat niemand bewijzen kan, dat hij schuldig is... dus wanneer zijn ònschuld niet kan worden aangetoond... dan kan ik niet langer jullie aanvoerder zijn... Er zal een verdenking blijven, die een smet op mijn naam betekent. Dat zal mij dwingen, mijn ambt over te geven aan iemand, wiens naam ònbevlekt is... zelfs niet geschaad door de schaduw van een onterende verdenking... Gaan jullie nu, en bereidt je voor op de rechtzitting. Laten wij hopen, dat er recht gesproken kan worden, omdat wij den dader gevonden hebben en de bewijzen voor zijn schuld erbij... wie hij ook wezen moge...’

Bedrukt stonden de mannen op en gingen huns weegs. Zij wisten niet, wat zij ervan denken moesten... Na wat zij gezien hadden, moesten zij wel haast denken, dat Winfried part noch deel aan de misdaad had... Want àls hij schuldig was.,. nou, dan had hij verbazend goed comedie gespeeld... En dan zou je wel moeten veronderstellen, dat alles tevoren tussen hem en zijn vader afgesproken was!... Maar wie zou het wagen, zoiets van Ermanarik te denken?... Toch was er niemand, die met zoveel reden verdacht kon worden als juist Winfried. Ten eerste om alles, wat er vooraf gegaan was. Ten tweede, omdat hij zo laat in de nacht thuisgekomen was, zonder dat iemand hem gezien had, niet in het bos... niet op de weg... Het zag er allemaal even verdacht uit. En wie kon er belang bij hebben, Vuur-oog aan Wolfert te ontnemen, als het Winfried niet was?...

Het verhaal over de aanklacht en het verhoor van Win-

[pagina 114]
[p. 114]

fried door zijn vader ging als een lopend vuurtje door de gouw. Er werd over niets anders gepraat. De meningen waren verdeeld. Maar de verdenking, die op Winfried rustte, was zo zwaar, dat het velen moeilijk viel aan zijn onschuld te geloven. Vooral het feit, dat ze niemand anders konden bedenken, die reden had voor de schanddaad, maakte, dat er aldoor aan hem gedacht werd als aan den dader.

Op de hoeve van Ermanarik heerste een gedrukte stemming. Winfried deed zijn best een onverschillig gezicht te trekken. Hij was blij met de zekerheid van zijn vaders vertrouwen, maar hij voelde best, dat de meesten hem zouden blijven verdenken van de schandelijke daad, en hoe zou hij ooit kunnen bewijzen, dat hij onschuldig was?

Bernulf kwam zijn knie verbinden, klopte hem op de schouder en zei ernstig:

‘De moed niet verliezen, Winfried!... Zo min als je vader geloof ìk aan je schuld... Vertrouw maar op de goden... Op een of andere manier brengen ze de waarheid wel aan het licht.’

Na de middag kwam Odo bij hem binnen stappen en ging op de rand van de rustbank zitten. Onderzoekend en ongerust keek Winfried naar zijn gezicht. Heftig vroeg hij:

‘Geloof jij ook, dat ik het gedaan heb, Odo?’

Odo lachte onbevangen, gaf hem een stoot met zijn elleboog en antwoordde zonder aarzelen:

‘Ben je nou helemaal!... Natuurlijk heb je 't niet gedaan! Dat zou je niet eens kùnnen doen, net zo min als ik... Maar er zijn veel mensen, die tòch denken, dat je 't wel gedaan hebt... De schijn is lelijk tegen je, Winfried, dat voel je zelf ook wel.’

‘Wat moeten we doen?’ vroeg Winfried bedrukt.

Kalm antwoordde Odo:

‘Da's nog al duidelijk, hè?... We moeten bewijzen zoeken voor je onschuld, en de werkelijke dader moeten we zien te vinden. De Dingdag is nog ver weg... In die tijd

[pagina 115]
[p. 115]

kan er veel gebeuren, Winfried!’

Verder wou hij er niet over praten. De tijd zou het best uitwijzen en voorlopig moest Winfried maar proberen gauw beter te worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken