Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Bataafs driemanschap (ca. 1943 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Bataafs driemanschap
Afbeelding van Een Bataafs driemanschap   Toon afbeelding van titelpagina van Een Bataafs driemanschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (72.18 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Eduard Veterman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Bataafs driemanschap

(ca. 1943 )–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 121]
[p. 121]

XXIV. De jachtstoet wordt gevormd

Toen Odo zag, dat al zijn goede raad niet hielp, zei hij vastbesloten:

‘Goed... als je dan met alle geweld die stomme streek uithalen wilt... dan ga ik ook mee.’

Winfried keek hem verbaasd aan.

‘Jij?’ riep hij onthutst. ‘Wou jij mee op de berenjacht gaan’

‘Ja, ik,’ antwoordde Odo met een strak gezicht. ‘Ik... die kromme niksnut... ik ga mee!’

‘Zo bedoelde ik het niet, Odo,’ zei Winfried zacht, en hij kreeg een kleur, want hij moest denken aan wat er voorgevallen was in het bos, enige weken geleden.

‘Dat weet ik wel,’ gaf Odo toe. ‘Maar de anderen zullen wel zoiets zeggen of tenminste denken... En jij denkt ook, dat ik te zwak ben om bij een berenjacht van nut te kunnen zijn... En toch wil ik mee. Niet om de beer te vellen. Maar ik wil bij je zijn, omdat je in gevaar verkeert. Ik laat een vriend niet alleen in het gevaar gaan, al ben ik dan niet zo sterk als jullie. Begrijp je?’

Verlegen keek Winfried op hem neer. Met Odo stond je altijd voor onverwachte dingen... Die zijn gedachten gingen heel snel en altijd een mooie richting uit. Hij legde zijn hand op Odo's schouder, en zei zacht:

‘Je bent een fijne kerel, Odo!... Ik ben er trots op, dat je mijn vriend wilt zijn. En natuurlijk ga je mee... We zullen je raad onderweg best kunnen gebruiken... En als je te moe wordt, vinden we er wel wat op.’

‘Ik word zo gauw niet moe,’ bromde Odo.

‘Nee, maar we zouden die beer wel eens lang kunnen moeten zoeken en hem dan nog lang besluipen vóór we hem te pakken kunnen nemen. En het bos, waar die rover woont, is ver weg, en erg dicht begroeid, dat weet ik uit het verhaal van Bruno. Het wordt voor allemaal een vermoeiend werkje. Maar dat hindert niet. Dat komt best terecht.’

[pagina 122]
[p. 122]

‘Ik hou 'et wel uit,’ verzekerde Odo, ‘wees maar niet bang... Wie wou je zoal vragen om mee te gaan?’

Winfried noemde de namen achtereen op. Odo luisterde aandachtig. Toen zijn vriend ze allemaal genoemd had, zei Odo:

‘Je wou toch, dat de onderneming geheim bleef, nietwaar?’

‘Natuurlijk, dat moet. Als de groten ervan hoorden, zou er vast niets van komen. Waarom vraag je dat?’

‘Dan moet je Erman en Waldemar niet meevragen. Die twee kunnen geen dag zwijgen... Ze zijn flink genoeg, maar ze zouden hun mond vast niet dicht kunnen houden. En dan was heel de zaak verraden.’

Winfried lachte.

‘Jij denkt ook aan alles!’ zei hij. ‘Maar je hebt gelijk. 't Is beter, dat ik die er buiten hou.’

‘Ik wou, dat je de hele zaak opgaf,’ zei Odo zuchtend. ‘Het staat me niks aan, Winfried, eerlijk niet... Het is veel te gevaarlijk voor jongens onder elkaar. Ervaren jagers gaan altijd nog met grote voorzichtigheid op de beren af.’

‘Dat doen wij ook, wees maar gerust. Ik weet best, dat die beren geen eekhorentjes zijn. We zullen em' fijn besluipen en hem omsingelen, en dan krijgen we 'm wel te pakken... Ik lach me ziek, als ik aan het gezicht van Bruno denk, wanneer wij met de beer binnen komen, waar hij op gerekend heeft... Maar hìj krijgt de huid. Dan mag ie nog blij zijn, dat we hem al die moeite bespaard hebben.’

‘Ze zeggen altijd, dat je de huid van de beer niet verkopen moet vóór 'et beest geveld is,’ merkte Odo spottend op. ‘Je doet net of je dat lieve diertje al in je zak hebt!’

‘O, die krijgen we wel!’ zei Winfried luchtig. ‘Als ie in dat bos zit, halen we 'm d'r uit ook. Dat zal je zien!’

‘Ik help 'et je hopen,’ antwoordde Odo. ‘Maar ik moet 'et eerst nog zien!’

Winfried lachte vrolijk. Hij dacht geen ogenblik aan de

[pagina 123]
[p. 123]

mogelijkheid van een mislukking. Als ze met z'n tienen tegen één beer optrokken, zouden ze hem heus wel krijgen, al was ie nog tienmaal zo sterk! En hij ging weg om de andere jongens op te zoeken en af te spreken, wanneer de tocht plaats zou hebben. Odo keek hem hoofdschuddend na. Die Winfried was toch een onbesuisde wildebras! Zou hij nou heus niet begrijpen, dat de onderneming gevaarlijk was?... Hij deed maar net of de jacht op zo'n groten, wilden beer een kleinigheid was, en of je erop af kon gaan als naar een wedstrijd in het boogschieten. Daar kon hij nog wel eens spijt van krijgen...

Winfried liep de hoeven af en zocht achtereenvolgens de jongens op, die hij had uitverkoren om van de partij te zijn bij dat aardigheidje met den beer. En overal vond hij een gewillig oor. Het waren wilde knapen, tuk op avontuur en nergens bang voor. Juist het soort, dat Winfried nodig had. Zij wreven zich in hun handen en schreeuwden van pleizier. Dat zou een mooie jacht worden!... En een grap tegenover Bruno!

Tegen de avond kwamen zij allen bij elkaar op een afgesproken plek in het bos. Daar hielden zij krijgsraad. Winfried was natuurlijk de aanvoerder van de jacht, en zij beloofden hem allemaal strikte gehoorzaamheid.

‘Luister, jongens,’ zei Winfried. ‘Ieder moet een grote jachtspies meebrengen en een kleine. En daarbij pijl en boog en een goed mes. En je zorgt, dat alles fijn geslepen is, want een beer is geen diertje om mee te spotten. Als je 'm raakt, moet je 'm goed raken, want dan wordt ie pas gevaarlijk. Ieder moet ook zorgen, dat hij voedsel genoeg meeneemt voor de hele dag. Wij gaan vroeg weg, kort na het opgaan van de zon. Wanneer we terugkomen, weet ik nog niet precies.’

‘Ik wel,’ zei Walter met een onnozel gezicht.

‘Wanneer dan?’ vroeg Winfried verbaasd.

‘Als we de beer hebben,’ vertelde Walter. ‘Geen ogenblik vroeger of later.’

[pagina 124]
[p. 124]

Allen schoten in een lach. Walter was een grappenmaker. Hij kon een gezicht trekken of hij de domste jongen was, die je je maar voor kon stellen, maar hij was zo slim als een vos, en zat vol dwaze streken. Daarbij behoorde hij tot de snelste lopers en de beste worstelaars, en niemand had hem ooit bang gezien of zenuwachtig. Zij mochten hem graag lijden en er werd geen streek uitgehaald, of Walter was haantje de voorste.

‘Hoe wou jij eigenlijk die beer vangen?’ vroeg Odo, die het helemaal geen onderneming vond om er grapjes mee te maken. ‘Je denkt toch zeker niet, dat je op de konijnenjacht gaat?’

‘O, dat is heel eenvoudig,’ meende Walter. ‘Kijk, ik ga vlak voor hem staan, en dan hou ik een kommetje in mijn hand. En ik vertel hem, dat daar honing in zit. Daar zijn ze dol op. En dan zeg ik: doe nou je ogen dicht, hou je kop omhoog en doe je bek open, dan giet ik je de honing op je tong. En als ie dan z'n ogen dicht doet, gooi ik m'n speer dwars door 'em heen, en dan is ie dood en dan valt ie om, en dan hebben we 'm!’

De jongens schaterden. Doch Odo bleef ernstig, en zei:

‘En als de beer nou z'n ogen eens niet dicht doet, maar je met open ogen en open bek aanvalt, Walter, wat doe je dan?’

‘Nou, dat zou niet aardig van die beer zijn,’ vond Walter. ‘Als ik 'et hem toch vriendelijk vraag!... Maar als ie doen zou, wat jij zegt, dan is 'et een smiecht van een beer. En dan word ik kwaad, en dan gooi ik 'em m'n speer tòch dwars door z'n dikke bast. En dan is ie even goed dood. Afgelopen.’

‘Ja... of hij slaat jou met zijn ene klauw zo even zachtjes op je krullebol... en dan is 'et ook afgelopen!’ zei Odo, die toch half lachen moest om de dwaasheden van Walter.

‘Moet ie es durven!’ riep deze verontwaardigd. ‘Dacht je, dat ik m'n haar in de war liet maken door zo'n stomme beer?... Dan krijgt ie eerst nog een pak voor z'n billen,

[pagina 125]
[p. 125]

éér ik hem de genadeslag geef!... Ik heb óók m'n eergevoel!’

Nu lachte Odo hardop mee. Met die kwibus van een Walter kon je nooit ernstig praten. Die maakte overal een grapje van. Maar Winfried riep ze tot de orde. Er moest verder afgesproken worden.

Toen werd er overeengekomen, dat ze thuis vertellen zouden, dat ze met Winfried naar het bos aan de overkant van de rivier gingen om te oefenen in allerlei dingen. Als ze vertelden, dat Odo mee ging om toe te zien en aanwijzingen te geven, zouden alle vaders en moeders het verhaal geloven, want het was bekend, dat hij daar een hele baas in was. En wie zou durven denken, dat ze Odo mee zouden nemen op een berenjacht?... Trouwens, aan een berenjacht zou niemand denken, want niemand wist immers, dat er zo'n beest in dat bos verbleef?... Behalve dan Ermanarik, Bruno en zij. Dat kwam dus best in orde.

‘Wie een goede scherpe bijl te pakken kan krijgen, brengt hem mee,’ beval Winfried. ‘Die zullen we misschien nodig hebben om takken weg te kappen op plaatsen, waar het hout te dicht groeit. En denk er nou goed om, jongens: geen woord over ons geheim, tegen niemand. Want als er één vader of moeder de lucht van krijgt, komt er van het hele feest niks... Nou gaan we langs verschillende wegen naar huis, en we gaan vroeg slapen. Want ik moet jagers hebben, die goed uitgerust zijn en op voile kracht. Tot morgen vroeg, jongens, na het opgaan van de zon, aan de rivier bij de drie populieren!’

De berenjagers juichten en gingen uiteen. Odo en Winfried liepen samen op. Odo zei niets, maar Winfried zag aan zijn gezicht, dat hij het nog steeds niet eens was met het schone plan...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken