Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Bataafs driemanschap (ca. 1943 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Bataafs driemanschap
Afbeelding van Een Bataafs driemanschap   Toon afbeelding van titelpagina van Een Bataafs driemanschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (72.18 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Eduard Veterman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Bataafs driemanschap

(ca. 1943 )–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 141]
[p. 141]

XXVIII. Hoe Wolfert in het woud kwam

Wolfert was die morgen vroeg opgestaan. Hij had gedroomd, dat hij een lange rit gemaakt had op Vuur-oog. Het was heerlijk geweest. Hij had het gevoel of hij met het paard over de aarde zweefde in een lange galop, zo snel en gelijkmatig, alsof het dier de grond niet aanraakte. Hij was ermee over de rivier gezwommen, en het bos in gereden. Als een schaduw gleed Vuur-oog tussen de bomen door, lenig als een slang. Boven zijn hoofd zongen de vogels en ruiste de wind door de kruinen. Steeds dieper galoppeerde Vuur-oog het bos in, en steeds dichter stonden de bomen op elkaar gedrongen. Eindelijk kwam hij in een dicht woud van dennen en sparren, dat er geheimzinnig en woest uitzag, donker en onheilspellend. Er was precies een smalle doorgang, en die eindigde plotseling ook. Vuur-oog moest zijn vaart stuiten en stond plotseling stil. Wolfert keerde hem om. Tot zijn verbazing zag hij, dat achter hem het bos nu ook dicht gegroeid was. Zij stonden op een kleine open plek. Rondom warrelden aan alle kanten de dooreengegroeide, neerhangende takken der sparrebomen. Er was geen doorkomen aan. En Wolfert had geen bijl bij zich om een doorgang te hakken... Hij begreep niet, hoe hij hier gekomen was!... Maar Vuur-oog lachte hinnikend, boog even door in de achterbenen en verhief zich toen met een geweldige sprong tot boven de bomen, strekte het lijf, zweefde door de lucht en kwam pas bij de rivier weer op de grond terecht. Wolfert was verrukt over de kracht van zijn paard. Hij steeg af en begon het schoon te wassen, want het zat vol naalden en blaren en mos. Maar spoedig blonk het weer als een spiegel... Tevreden waste Wolfert zijn handen in de rivier... En toen hij zich omkeerde, zag hij eensklaps Vuur-oog liggen, zoals hij hem gevonden had op die droevige morgen na de dag van de wedkampen. Met een schrik was hij wakker geschokt, en de herinnering aan die vreselijke gebeurtenis belette hem, weer in te slapen.

[pagina 142]
[p. 142]

De morgenschemering grauwde door de deuropening naar binnen. Stil was Wolfert opgestaan, had zijn jachtgereedschap bijeengezocht en was de deur uitgeslopen.

De herinnering aan zijn droom deed hem pijn aan zijn hart. Hoe was het toch mogelijk geweest, dat iemand de laffe moed gehad had, zijn prachtige Vuur-oog zo te verminken?... Al de opwinding en de bedroefdheid van die akelige dagen erna kwam weer in hem boven... Als hij toch nog maar eens ooit te weten kon komen, die het geweest was!... Winfried?... Hij geloofde allang niet meer, dat Winfried het gedaan kon hebben... Winfried was een wonderlijke trotskop soms, doch tot zo iets laags en gemeens kon hij hem toch niet in staat achten. Maar nu hij zo alleen door het ochtendbos dwaalde, kwam de gedachte of Winfried het misschien toch gedaan kon hebben, weer door zijn hoofd spoken. Het was al een beetje een bevrediging, als je tenminste een naam in je gedachten had om er je wrok op te koelen!... Al geloofde je zelf niet, dat die naam juist was...

Wolfert besefte heel goed, dat het niet eerlijk was om Winfried in gedachten te haten en te mishandelen, terwijl hij vast overtuigd was, dat die jongen onschuldig moest zijn aan de vreselijke daad. Maar hij kon het niet helpen: het troostte hem een beetje, als hij bij zichzelf zei:

‘Wacht maar, jongetje... jij hebt mijn paard vermoord... ik zal jou wel krijgen... Vandaag of morgen zul je ondervinden, dat Wolfert zich best weet te wreken... Ik zal jou...’

En dan volgden een hele reeks strafoefeningen, die hij voor den misdadiger had uitgedacht... Later vond hij zich dan weer kinderachtig, omdat hij al die gruwelen in zijn verbeelding toegepast had op een jongen, die zijn verstand voor onschuldig hield... Maar de herinnering aan de ontstellende ontdekking van het ongelukkige dier en de opwinding, die zijn droom in hem had achtergelaten, maakten hem zodanig in de war, dat hij telkens weer op diezelfde

[pagina 143]
[p. 143]

onredelijke gedachten terugkwam.

Hij was de rivier overgezwommen en het bos binnengedrongen. Spoedig kreeg hij honger. Hij had niets van huis meegenomen. Maar dat was zo erg niet. Hij schoot een konijn, hij groef wat eetbare wortels uit, hij zocht een stapeltje bos-aardbeien en maakte toen een vuurtje, waarboven hij het konijn roosterde. Het was een kostelijke maaltijd, en Wolfert kwam erdoor in een betere stemming.

Hij dacht ook aan het verhaal van zijn vader over de gevaren van onbesuisde wraaknemingen, en de gevolgen, die daaruit konden voortkomen. Hij glimlachte in zichzelf. Want hij zòu niet op onbesuisde manier wraak nemen... Hij dacht er immers niet aan om Winfried kwaad te doen!... Dat was maar zo'n spelletje van zijn opgewonden gedachten, als hij weer eens overstuur was door de herinnering aan de dood van Vuur-oog... Want het was wel heel erg kwellend, dat niemand er enig vermoeden van had, welke schurk de misdaad dan wèl begaan had!...

Een beetje opgewekter dwaalde Wolfert verder het bos in. Hij begon ernaar te verlangen een geweldig avontuur te beleven. Hij zou wel eens een stuk groot wild tegen willen komen, een gevaarlijke jacht willen ondernemen. Hij voelde zich zo sterk en ondernemend, en de innerlijke drift woelde zo hevig in hem, dat het hem verdroot, eigenlijk doelloos en als een vreedzame wandelaar het bos te doorkruisen... Dook er maar eens een wild zwijn op of een woedende hertebok, die zin had om hem aan te vallen!... Dan kon hij zich tenminste weren!...

Toen hij zijn middagmaal klaargemaakt en gegeten had, meende hij plotseling op een afstand stemmen te horen. Hij luisterde goed... Ja daar werd ergens gepraat en gelachen!... Hij moest weten, wat dat betekende. Behendig sloop hij door het struikgewas, en toen hij de stemmen dicht genoeg bij hoorde, klom hij in een boom, en zag Winfried en zijn kameraden, die op de open plek duchtig aan het eten waren. Hij was te ver weg om te kunnen verstaan,

[pagina 144]
[p. 144]

wat er gezegd werd.

Wat zouden die van plan zijn?... Ze hadden iets in de zin, want ze waren goed gewapend. Hij zag, dat ze zelfs bijlen bij zich hadden. Die moesten op een of andere onderneming uit zijn!...

Hij besloot hen te volgen zonder dat ze hem opmerkten. Dan zou hij vanzelf wel gewaarworden, wat zij in den zin hadden... Toen zij ten slotte verder trokken in verspreide orde, begreep hij, dat ze ergens naar op de jacht waren. Zij deden zo voorzichtig, alsof ze gevaarlijk wild zochten... Hadden ze misschien de sporen van een oeros of een everzwijn gevonden?... Hij moest er het zijne van hebben!... Behoedzaam sluipend bleef hij op een afstand naast hen voortsluipen, zorgend hen niet uit het oog te verliezen. Maar hij deed het zo, dat ze hem niet konden ontdekken... Af en toe maakte hij wel enig gerucht, en dat was het geluid, dat de argwaan van sommige jongens met scherpe oren gewekt had. Maar zodra de troep stilstond om opmerkzaam te luisteren en rond te spieden, lag Wolfert al onbewegelijk onder een bos struiken, en wachtte tot zij weer verder gingen.

Langzamerhand, toen het bos dichter en donkerder werd, en de sparren en dennen opdoken, herkende Wolfert met verwondering het bos uit zijn droom... Het werd even dicht en warrelig en donker. Hij was genoodzaakt, steeds dichter op het voorttrekkende troepje in te sluipen, wou hij ze niet uit het oog verliezen. Zoals zijzelf genoodzaakt waren, hun verspreide orde te verbreken en op een kluitje voorwaarts te gaan, omdat ze anders elkaar niet volgen konden. Wat zochten ze toch?...

Toen kwam de grote verrassing: de beer, die brullend voor zijn hol verscheen, nadat Winfried er een steen ingeslingerd had...

Een beer!... Wisten de jongens, dat er een beer in dit bos zat?... Hadden ze hem opzettelijk achtervolgd, of bij toeval ontdekt?... In ieder geval was het een gewaagde

[pagina *3]
[p. *3]


illustratie
Winfried berekende zijn kans.
(Blz. 140)


[pagina 145]
[p. 145]

onderneming voor onervaren jongens om een beer te gaan aanvallen... Ze beseften zeker niet aan welke gevaren zij zich blootstelden!... Wolfert zelf had ook nog nooit een berenjacht meegemaakt, maar uit wat hij ervan gehoord had, begreep hij heel goed, wat een gevaarlijke dieren die beren waren. Zo log als ze leken waren ze lenig als katten en bliksemsnel in de aanval, om van hun ongelofelijke kracht nog maar te zwijgen.

Hij stond geen tien meter bij Winfried vandaan achter een dikke den, en wachtte nieuwsgierig af, wat er verder gebeuren zou. Even ging er een rilling van schrik door hem heen, toen hij den beer in al zijn monsterachtige grootte uit de struiken tevoorschijn zag stappen. Daarop namen de gebeurtenissen een snel verloop. Hij zag alles, wat er gebeurde. Hij zag, hoe Winfried ten slotte alleen met zijn mes gewapend tegenover den reus stond. Hij begreep, dat de andere jongens hem niet meer redden konden.

Daar stond Winfried nou. Wanneer niemand hem te hulp kwam, zou de woedende beer hem vermorzelen en verscheuren... Als hij Vuur-oog verminkt had, zou Wolfert het hem graag gunnen!... Dan zou de misdaad gewroken zijn!... En wie zei, dat Winfried het niet gedaan had?... Dat bleef toch altijd mogelijk?... Razendsnel gingen deze gedachten door Wolferts hoofd. Maar nog sneller werden zij achterhaald door de zekerheid, dat Winfried. wat hij ook gedaan en gedacht mocht hebben, nooit in staat was een Iafheid, een laagheid te bedrijven. Woedend op zichzelf om zijn lelijke gedachten en nog lelijker geaarzel hief Wolfert zijn zware jachtspeer, en wierp die met alle drift en kracht naar den beer, die al vlak bij Winfried was. Het wapen suisde op een paar handbreedten langs Winfrieds hoofd en trof den aanvaller precies in de keel, zoals wij al gezien hebben...

Snel maakte Wolfert zich uit de voeten...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken