Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Bataafs driemanschap (ca. 1943 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Bataafs driemanschap
Afbeelding van Een Bataafs driemanschap   Toon afbeelding van titelpagina van Een Bataafs driemanschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (72.18 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Eduard Veterman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Bataafs driemanschap

(ca. 1943 )–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 192]
[p. 192]

XXXVIII. Gunstige voortekenen

En eindelijk was dan de langverwachte dag aangebroken: de Dingdag, De dag, waarop recht gesproken zou worden over alles, wat tot geschillen aanleiding gegeven had, en over alle dingen, die als misdragingen of erger beschouwd werden, en waarover klachten waren ingekomen.

In heel de gouw was de zenuwachtige spanning ten top gestegen.

De laatste week was er vrijwel nergens anders meer over gesproken. Want hoe meer de dag naderde, hoe feller de verschillende meningen op elkaar botsten. En nu zou dan moeten blijken, wat er aan was van die twee onbewezen, maar ernstige verdenkingen tegen twee jongens, die waarlijk niet de eersten de besten waren.

Langzamerhand had ieder voor zich een eigen mening gekregen, die nu voor hem vast stond als de enige en zuivere waarheid.

Sommigen hidden Winfried voor onschuldig, maar geloofden wel, dat Wolfert de aanslag met de werpspies gepleegd had. Anderen meenden, dat Wolfert met de moordaanslag niets te maken had, maar dat Winfried zonder twijfel de wreedheid tegenover Vuur-oog begaan had. Weer anderen geloofden vast, dat de jongens allebei schuldig waren; dat ze in dolle drift hun woede hadden gekoeld door daden, die niet te verdedigen vielen, al kon je ze verklaren. En dan waren er ook nog, die helemaal niets wilden geloven van de schuld der jongens. Zij meenden, dat er iets anders achter moest zitten, iets geheimzinnigs. Maar wat dat zijn moest, wisten zij niet duidelijk te maken. En de mensen willen immers graag duidelijkheid!... De anderen zagen allemaal precies voor zich, hoe alles gegaan was en waarom, en zij waren tevreden met hun opvatting en verwachtten vast, dat op de Dingdag alles hun in het gelijk zou stellen. En als er iemand lachte, omdat al die duidelijke zekerheden dwars tegen elkaar in gingen, en beweerde, dat

[pagina 193]
[p. 193]

er toch iemand ongelijk moest hebben, werden zij kwaad. En ieder hield vol, dat zíjn mening de enig juiste was, en dat je wel zien zou, hoe alle anderen ongelijk hadden gehad!...

Zo hielden de zekerheden van iedereen de hele gouw in de onzekerheid, en de opwinding steeg met de dag. Het was te voorzien, dat er nog zelden zo'n drukke Dingdag geweest zou zijn, want letterlijk iedereen maakte, dat hij er heen kon gaan om getuige te zijn van de oplossing der raadselachtige gebeurtenissen der laatste tijden.

In de vroege morgen was Bernulf in het Heilige Woud samengekomen met Ermanarik en de waardige mannen, die recht moesten spreken. Op het stenen altaar der goden had de priester een bokje geofferd en uit de figuren, die het weglopende bloed schreef op het altaar en op de grond ervoor, had hij gunstige tekenen gezien voor de op handen zijnde dag. Onder het uitspreken van toverformules had hij toen de wichelstokjes in de lucht gegooid en daarna zorgvuldig bestudeerd, hoe zij neergekomen waren, welke tekens boven lagen en wat er uit dat alles voor een geleerd wichelaar viel op te maken. Onder het gespannen zwijgen van de rond hem staande mannen had hij gestudeerd en nagedacht, en eindelijk verklaarde hij:

‘Nog nooit heb ik zo gunstige voortekenen gezien. Het schijnt, dat de goden ons buitengewoon goed gezind zijn. Wanneer de tekenen niet bedriegen, zullen wij vandaag zeker goed recht kunnen spreken. Ik heb deze dag met angst en vrezen tegemoet gezien, vrienden, dat moet ik eerlijk bekennen. Want er zijn vreemde en vreselijke dingen gebeurd, die onder ons volk gelukkig maar zelden voorkomen. En het zag er naar uit, alsof het moeilijk, en misschien onmogelijk zijn zou, waarlijk rècht te spreken. Misschien hebben de goden het zo beschikt, dat wij toch in staat zullen zijn, de raadselachtige feiten te doorzien en recht te doen, dat waarlijk recht is... Laten wij nu gaan, en plaats nemen achter de richt-tafel onder de heilige eik, en alle dingen zorg-

[pagina 194]
[p. 194]

vuldig onderzoeken, en daarop recht spreken naar eer en geweten, zoals onze plicht is!’

De rechters liepen achter hem aan. Zij waren verheugd over de gunstige voortekenen, en hoopten, dat deze niet gelogen zouden hebben. Allen verlangden vurig, dat er opheldering zou komen, want heel de gouw raakte in de war door de onverklaarbare gebeurtenissen, die ruimte lieten voor allerlei gissingen en opvattingen, waardoor de eensgezindheid van het volk danig werd aangetast... De laatste week hadden er ernstige vechtpartijen plaats gevonden onder de grotere jongens tussen de voor- en tegenstanders van Winfried en Wolfert. Als er vandaag geen dingen gebeurden, die eindelijk de volle waarheid aan het licht brachten, zou er steeds meer onenigheid ontstaan.

Ermanarik had met spanning op de uitspraak van Bernulf gewacht. Hij voelde zich verlicht, nu de voortekenen zo gunstig uitgevallen waren. De laatste dagen had hij wel wat meer hoop gekregen door het veranderde gedrag van Winfried, die vrolijk zijn gang ging, en rond liep, alsof hij door geen enkel gevaar bedreigd werd. Odo scheen hem op een of andere wijze de hoop op uitredding gegeven te hebben. Maar als Ermanarik er over nadacht, zag hij nergens een straaltje licht. Nog niemand was gekomen om iets te vertellen, waaruit je zou durven opmaken, dat de dader ontdekt zou kunnen worden. En de dader mòest ontdekt worden, de dader van de verminking zowel als de dader van de moordaanslag. Volgens de overtuiging van den vorst waren beide jongens onschuldig. Maar als het bewijs van hun onschuld niet geleverd werd... als de werkelijke daders niet gevonden werden... dan zouden zij geen van beiden in hun eer volledig hersteld zijn: er zouden altijd kwaaddenkende mensen blijven, die twijfelden aan hun onschuld; die zouden met een diepzinnig gezicht zeggen: ‘nou ja... ze hebben het wel niet kunnen bewijzen, maar zijn ze nou wel zuiver op de graat?... ze zeggen toch niet voor niks: een koe wordt niet bont genoemd of er is

[pagina 195]
[p. 195]

wel een vlekje aan?’... En iemand, wiens eer niet boven alle verdenking staat, heeft niet het ware pleizier in het leven. Als hij tenminste het trotse eergevoel heeft, dat den Germaansen man ingeboren is. En zulken waren Winfried en Wolfert allebei, welke fouten zij misschien ook mochten hebben... Om al deze dingen voelde Ermanarik zijn hart bezwaard... De uitkomst van Bernulf's wichelarij stemde hem wat hoopvoller, maar toch bleef hij de dingen donker inzien.

Bernulf keek naar zijn bezorgd gezicht en de rimpels in zijn voorhoofd. Bemoedigend zei hij:

‘Kom, Ermanarik, vertrouw op de goden. De tekenen zijn werkelijk zó gunstig geweest, als ik ze zelden heb gezien. Wie weet, wat er vandaag aan het licht komt... Ik heb er een voorgevoel van, dat alles nog goed terecht zal komen.’

Plotseling bleef hij staan en wees in de lucht.

‘Kijk!’ riep hij.

Ermanarik en de andere mannen keken naar boven. Daar vloog statig een reiger met rustige wiekslag van West naar Oost.

‘Nog een gunstig voorteken!’ verklaarde Bernulf. ‘De reiger vliegt de zon tegemoet! Al die dingen moeten je moed geven, Ermanarik!... Ik zeg je, dat wij vreemde dingen zullen zien eer het avond geworden is... Vreemde en verheugende dingen... Hou goede moed, scherp je verstand en geef het overige in de hand der goden!’

Ermanarik glimlachte. Hij kreeg werkelijk enige hoop, al begreep hij nog niet, waar de blijde oplossing vandaan moest komen. Maar het was, zoals Bernulf zei: een mens moest ten slotte maar op de goden vertrouwen, als hij geen uitkomst meer zag. Hij nam den priester en rechters mee naar zijn hoeve, waar zij een stevig ontbijt gereed vonden. Zij strekten zich voor de moeilijke taak, die hun wachtte en togen toen naar de rechtplaats, waar de rechtzitting gehouden werd.

Alles, wat zich bewegen kon, was naar de richtplaats

[pagina 196]
[p. 196]

gestroomd. Er was nog nooit een Dingdag geweest, waar men zo veel volk bij elkaar gezien had. Letterlijk iedereen die lopen kon, was gekomen om getuige te zijn van de dingen, die geschieden gingen. In dichte menigte stonden en zaten zij op de weide, aan welks rand de eeuwenoude reusachtige eik stond, waaronder de stenen richttafel was opgericht met de hoge zetels van de rechters. er achter. Die van Ermanarik was de hoogste van alle, en Bernulf zat vlak naast hem in zijn lang, wijd, helder wit priestergewaad. Zijn brede zilveren baard gaf hem een waardig uiterlijk. Toen de rechters aankwamen, was het stil geworden in de gonzende troep. Iedereen was opgestaan en blijven staan, tot het gerecht plaats genomen had achter de stenen tafel. Vóór de plaats waar Ermanarik zat, lag op de steen een groot, breed zwaard, ten teken, dat deze man het zwaard der gerechtigheid voerde, en de hoogste rechter was, bekleed met grote macht. Zo'n zwaard was ook een waarschuwing voor den rechter zelve, want het betekende meteen, dat wie dit zwaard niet in gerechtigheid voerde, door ditzelfde zwaard kon vergaan.

Een Dingdag was steeds een gewichtige dag voor de vele mensen, die er zelf iets te berechten hadden. Ook kwamen er altijd velen, die getuigen moesten, of die nieuwsgierig waren naar de kwesties en de manier, waarop zij werden berecht. Het hing er vanaf, wat er op zo'n dag behandeld zou worden, of er meer of minder volk opkwam. Maar zo veel als vandaag had niemand ooit rond de stenen tafel bij elkaar gezien. En iedereen begreep, waarom dat was. De dingen, die de gouw in beroering hadden gebracht, hadden ook de mensen naar hier gedreven. Het scheen wel, dat niemand vandaag iets te doen had. Ook de vrouwen waren meegekomen en hadden hun kleine kinderen meegebracht. En dat de grote jongens van de stam allen aanwezig waren, spreekt vanzelf: niemand was vuriger nieuwsgierig dan zij!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken