Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman
Afbeelding van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormmanToon afbeelding van titelpagina van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.58 MB)

Scans (26.24 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman

(1969)–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XXIX

Ik hou bar van onze taal. En met de dag wordt ze me dierbaarder. Ze is zo bloemig als een aardappel van vóór de distributie en rijk als Kröller; ze is zo buigzaam als de ruggen der Patrimoniumse mannen-broeders, en ze is sterk als Treub; ze is vernuftig als een kettinghandelaar en stoutmoedig als een smokkelaar; ze is wispelturig en geslepen als de eerste minister van een cabinet d'affaires en speels is ze als Posthuma.

Dit alles bedacht ik, toen ik in de trein een soldaat uit het veldleger een verhaal hoorde doen aan een korporaal, die tegenover hem zat. Ik heb die man en z'n taal bewonderd en ik heb me verbaasd bij de ontdekking, dat hij toch Hollands sprak. Dr. Van Ginneken mag z'n ‘soldatentaal’ wel spoedig opnieuw samenstellen en aanvullen en ik wou hem daarbij gaarne van dienst zijn. Dies zal ik het verhaal van de veldsoldaat zo trouw mogelijk opschrijven. Kon ik de goedig-ruwe, schor-onverschillige toon ook weergeven, mijn realisme zoude de werkelijkheid op een druppel gelijken.

‘Chod-keleira, brigges, 'k hè-me eige wild gelachen! Die overste van ons, dá's een dalver, man, die deelt ze op straat uit, onder uit de zak. Klopt-ie je met ze rijzwiepie op je mouw en vraagt: “Wat is tat?” Nou, je knojemt effe en je zegt ijskoud: “Stof overste”. “Nee”, zeit de dajakker, “da's acht nachies pelisiekamer”. En je ken ze geniete, hoor! Ze noemen 'em “de god van Walcheren”. De of'cieren knijpen 'em as de ziekte, brigges, en iedereen. Komt-ie

[pagina 386]
[p. 386]

verlede 'n jonge van onze sektie tege en houdt-ie 'em an. Dat was zo'n halve dooie, zo'n echt driemaal-overgenaaid-boereboterhammezakkie. “Wie ben ik?” vraagt ie. De jonge snapt er geen pleuris van en zeit: “Overste Die-endie”. “Nee”, blaft de sodeju, “dá bedoel 'k nie. Wie ben ik?” De jonge bout haast in ze broek. “De rezimentskommedant”. “Bedoel ik niet! Hoe noeme ze me?” De schijtlijster het 'et lef niet om d'r mee voor de draad te komme. “Dat weet ik nie, overste!” Begint me die lazerstraal te vloeke, brigges, te vloeke. Die jonge schrikt z'n eige de pokke en zeit op 't lest: “De god van Walcheren”! “Net zo”! roept die keleiralijer, “en jij heb vijf nachies, omdá je me niet dalijk antwoordt”. Is tat effe een lollige pot stront? Maar nou probeert-ie mijn ook te linke. Houdt-ie mijn gisteren an en vraagt-ie an mijn ook: “Wie ben ik?” Maar ik denk bij me eige: “Je zei met mijn de kachel niet anmake, vader, mot je vroeger van je strooizak komme”, en ik zeg met 'n stalen smoel: “De god van Walcheren, overste”. Nee, laat me die rotzak nou beginnen te lachen! “Mooi zo”, zeit-ie, “jij ben een flinke jonge! Je hebt drie dage extra-verlof”. Is-t-ie jofel? 'k Heb van morgen al vroeg de biggels genomen en ik gaan toch fijn met drie dik na me kalletje toe, wat? Ja, brigges, 't is een rare schuiver, die vrijer, en je mot voor 'm oppassen, want hij zou je altijd helpen, al was 't naar de verdommenis... Hebbe jullie goeie pottazie in Limburg?... of is 'et ook van da teringvreten?’

Is ie niet prachtig, lezer, deze monoloog? En krijg je geen respekt voor je taal, die je hier voor je ziet onder alweer een nieuw aspekt? En zo zijn d'r nog heel wat nog-meer-tekenende woorden en uitdrukkingen, die ik niet heb durven reproduceren uit vrees, je oren te kwetsen. Je wekelijke burgeroortjes...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken