Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tot lering en vermaak (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tot lering en vermaak
Afbeelding van Tot lering en vermaakToon afbeelding van titelpagina van Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.91 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]


illustratie

[pagina 55]
[p. 55]

7 Adriaen Brouwer
Oudenaerde 1605/06-1638 Antwerpen

De roker
Paneel, 30,5 × 21,5 cm
Amsterdam, Rijksmuseum, in bruikleen bij het Mauritshuis, Den Haag

Adriaen Brouwer, die een belangrijk deel van zijn leven in Haarlem en Amsterdam heeft doorgebracht, wordt met schilders als de gebroeders Van Ostade, Cornelis Dusart en David Teniers gerekend tot de kunstenaars die zich bezighielden met het ‘allergeringste der Konst’, zoals Gerard Lairesse het formuleerde in zijn Groot Schilderboek uit 1707. Ze ontleenden hun scènes aan het leven van de sociaal laagst geklasseerde groeperingen. Van hetgeen op dit soort schilderijen te zien valt, geeft De roker een aardig voorbeeld. In een schamel vertrek zit een eenvoudig gekleed man in ontspannen houding te roken en te drinken, terwijl een andere man met zijn hoofd op de tafel ligt te slapen. Een derde figuur, die kennelijk zojuist zijn behoefte heeft gedaan, is bezig zijn broek vast te maken.

Op Brouwers schilderijen wordt dikwijls straf gedronken en gerookt. Volgens Constantijn Huygens hingen deze gewoonten nauw met elkaar samen:Ga naar eind1

illustratie
7a Titelprent van: Petrus Scriverius, Saturnalia..., Haarlem 1630


[pagina 56]
[p. 56]
 
Roock-drinckers krijgen dorst van drincken: want die dorst
 
Komt van haer binnenste te droogen tot een' korst:
 
Die korst eischt vochticheit en moet van niews genatt zijn;
 
Soo drincken s'haer doornatt tot dat sij drinckens sat zijn:
 
Die over-vochticheit vereischt weer niewen roock.
 
Soo zyn sij stadigh aen 't gelep of aen 'tgesmoock
 
En dat rad gaet rondom; hoe soumen seggen mogen,
 
Of droogen s'om 'tgenatt, of natten s'om het droogen?

In de tijd van Brouwer was het roken nog een betrekkelijk nieuwe bezigheid waarover zeer verschillend werd geoordeeld. Men schreef aan tabak bijvoorbeeld allerlei geneeskrachtige eigenschappen toe. Roken terwille van het genot echter, zoals dat het eerst in de lagere klassen van de maatschappij in zwang kwam, werd in het algemeen afgekeurd. ‘Tabaksuigers’ werden dan ook - en feitelijk doet Huygens dat eveneens - met dronkaards over één kam geschoren.Ga naar eind2

In 1630 verscheen in Haarlem een verhandeling over ‘het gebruyk ende misbruyk vanden Taback’, een Nederlandse vertaling van een eerder in het Latijn geschreven werk van de geleerde Petrus Scriverius.Ga naar eind3 De titelprent van dit boek bevat een vignet waarin het roken in verband wordt gebracht met de dood, een verband dat nog eens bevestigd wordt door het Latijnse bijschrift (afb. 7a). We stuiten hiermee op een typisch 17de eeuws cliché. Het is niet verwonderlijk dat in deze aan beeldspraak zo rijke, en voor de dood zo gevoelige tijd, de vluchtigheid van tabaksrook vergeleken werd met de vergankelijke wereld en het broze leven.Ga naar eind4 Niemand heeft dit waarschijnlijk consequenter gedaan dan de dichter Willem Godschalck van Focquenbroch, die zijn eigen grafschrift als volgt opstelde:Ga naar eind5

 
Van Mr. F. leydt 't lichaem in dees kas;
 
Die veel van rook, en damp-tuygh heeft geschreven
 
Die steets by roock geleeck het 's menschen leeven,
 
't Geen als een roock verdwijnt, en wordt tot As.
 
Sijn Geest is oock als roock om hoogh gedreeven,
 
Gelijck sijn Rif hier is tot As gebleeven;
 
Als of het maer verbrande Toeback was.

Zeer verhelderend in dit verband zijn ook een schilderij van Brouwers leerling Joos van Craesbeeck: een slapende man, die in de ene hand een pijp en in de andere hand een schedel vasthoudt (afb. 7b), en een gravure van Hendrick Bary, een rokende man voorstellend die als type de roker van Brouwer zeker niet ver ontloopt (afb. 7c).Ga naar eind6 Deze prent draagt als onderschrift: ‘Terwijl ik ijvrig rook Verinis, kleijn gesneen,/Denk ik vast bij mij self; Soo vliegt de Weerelt heen’. Een 18de eeuwse prent naar een schilderij van Brouwer, met rokende en drinkende boeren, toont aan dat men in die tijd in zijn werk nog een soortgelijke vanitaire betekenis kon onderkennen. Abraham Delfos, de maker van deze prent, voegde er namelijk dit gedichtje aan toe:

 
Wat toont ons dit vermaak, verdweenen in de lucht?
 
Een schets, een zweemsel van ons leven, 't welk steeds vlugt,
 
En heenvaart als een damp uit klei zo bros als glas.
 
O, enkel niet! eerst rook, nu uitgerookt, maar as!

Zoals het menselijk leven met rook werd vergeleken, zo associeerde men in de 17de eeuw het menselijk lichaam ook wel met stank en mest.Ga naar eind7 Juist de combinatie van rook en mest (de man die zijn behoefte heeft gedaan) treffen we op De roker van Brouwer aan. Alles lijkt er dus op te wijzen dat hij met dit schilderij een vanitaire bedoeling heeft gehad. Brouwer heeft echter nagelaten hieromtrent meer expliciete aanwijzingen te geven, zoals bijvoorbeeld Joos van Craesbeeck, met zijn doodskop, wel heeft gedaan. Daarom zullen we, hoe aannemelijk het vergankelijkheidselement in De roker ook is, er nooit helemaal zeker van kunnen zijn of de schilder het er opzettelijk heeft ingelegd. Het is mogelijk dat Brouwer een effect heeft beoogd op de manier van Focquenbroch, die immers een ernstig onderwerp, de dood, in een geestige vorm verpakte, maar het is eveneens mogelijk dat hij overwegend komisch wenste te zijn.



illustratie
7b Joos van Craesbeek, Man met schedel en pijp. Verblijfplaats onbekend


[pagina 57]
[p. 57]

Er is trouwens nog een betekenisfacet waarmee in principe rekening moet worden gehouden, een facet dat binnen de traditie van de zintuigenverbeelding valt, namelijk de Reuk. De ene betekenis overlapt daarbij de andere, want de zintuigen werden uiteraard ook met vergankelijkheid in verband gebracht. Met het roken als beeld van de Reuk, soms weer in combinatie met ‘stank en mest’, leverde de 17de eeuw een nieuwe bijdrage aan deze traditie. Ook de Reuk werd vaak in komische trant voorgedragen.Ga naar eind8

Brouwers vroegste biograaf, Cornelis de Bie, zag het komische bij deze kunstenaar als een grondtrek:Ga naar eind9 ‘al 't gen'men siet in sijne schoon Schildry, En is niet als ghewoel van alle apery [gekheid]’. Als zodanig zullen zijn werken - De roker incluis - ook wel gewaardeerd en gekocht zijn. Dit soort schilderijen, waarop de lagere klasse zich, ongehinderd door conventies van beschaving, aan allerlei boertigheden overgaf, was destijds voor de hogere klasse, waaruit de meeste verzamelaars stamden, een bron van groot vermaak. En, naar we moeten aannemen, van lering tegelijk. Want in de 17de eeuw ging dit doorgaans samen, volgens het klassieke principe van het ‘ridendo dicere verum’, al lachende de waarheid zeggen.Ga naar eind10



illustratie
7c Hendrick Bary naar AE, Rokende man (gravure)


eind1
De Gedichten van Constantijn Huygens, ed. J.A. Worp V, Groningen 1895, 298.
eind2
A.C.J. de Vrankrijker, Het maatschappelijk leven in Nederland in de Gouden Eeuw, Amsterdam 1937, 48-52.
eind3
Petrus Scriverius, Saturnalia ..., Haarlem 1630.
eind4
Georg A. Brongers, Nicotiana Tabacum: the history of tobacco and tobacco smoking in the Netherlands, Groningen 1964, 61, 151, 247-248.
eind5
Zie B. de Ligt, ‘Fumus Gloria Mundi’, De nieuwe taalgids 63 (1970), 249-260, i.h.b. 257-258.
eind6
Zie voor Van Craesbeeck: Seymour Slive, Frans Hals I, Londen 1970, 90. De gravure van Bary gaat terug op een ontwerp van een kunstenaar die als ‘AE pinx.’ wordt aangegeven.
eind7
De Brune, 17: ‘Dit lijf, wat ist, als stanck en mist?’. Een soortgelijke tekst in: Adrianus Hofferus, Nederduytsche poëmata, Amsterdam 1635, vs. 343.
eind8
De roker kan tot een serie van vijf schilderijen hebben behoord. Zie voor de zintuigen verder cat. nr. 23 (Elyas) en Slive, a.w., 77-79.
eind9
Cornelis de Bie, Het gulden cabinet vande edel vry schilder-const, Antwerpen 1661, 94. Brouwer stond ook bekend als schilder van grillen, dat wil zeggen: van amusante, volkse bizarrerieën; zie Rob Ruurs, ‘Adrianus Brouwer, gryllorum pictor’, Proef, mei 1974, 87-88; eveneens J. Bruyn, ‘Problemen bij grillen’, ibidem, 82-84; Hessel Miedema, ‘De grillen van Rembrandt’, Proef, februari 1974, 74-75, en ‘De grillen’ Proef, mei 1974, 84-86.
eind10
Herman Pleij, ‘De sociale funktie van humor en trivialiteit op het rederijkerstoneel’, Spektator, tijdschrift voor neerlandistiek 5 (1975-1976), 108-127, i.h.b. 120.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jan Baptist Bedaux

  • P.A. Hecht

  • Jeroen Stumpel

  • Rik Vos

  • Jochen Becker