Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tot lering en vermaak (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tot lering en vermaak
Afbeelding van Tot lering en vermaakToon afbeelding van titelpagina van Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.91 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 116]
[p. 116]


illustratie

[pagina 117]
[p. 117]

24 Barent Fabritius
Midden-Beemster 1624-1673 Amsterdam

Het varken op de leer
Doek, 101 × 79,5 cm. Gesigneerd en gedateerd 165(2?)
Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen

Een varken op de leer, zoals Fabritius schilderde, is een veel voorkomend onderwerp in de 17de eeuwse kunst. In de meeste gevallen zijn de organen verwijderd en hangt het gereinigde kadaver opengespalkt te besterven, door lichtval geaccentueerd en min of meer centraal in de compositie. Doorgaans betreft het een varken, maar ook koeien en ossen zijn in deze toestand uitgebeeld, onder anderen door Rembrandt.

Slachtscènes en uitbeeldingen van gedode beesten hadden in de 17de eeuw reeds een lange traditie. In de middeleeuwen zijn slachttaferelen te vinden in de iconografie van de werkzaamheden die bij de maand november horen, maar pas in de 16de eeuw verschijnt de voorstelling van het opengespalkte dier. Eén van de vroegste voorbeelden geeft Pieter Bruegels getekende voorstelling van Prudentia (de Voorzichtigheid), die vooral bekend raakte door de prent die ernaar werd gemaakt.Ga naar eind1 Het slachten aan het begin van de winter geldt hier als activiteit waarmee Bruegel het verstandig vooruitzien symboliseerde.Ga naar eind2 Bij de 18de eeuwse dichter Hubert Korneliszoon Poot is deze gedachte nog te vinden in zijn beschrijving van de herfst:Ga naar eind3 ‘Thans doodt en kerft zyn slachtbyl runt en zwyn: Die helpen dan den killen winter voeden’.

Er bestaan echter aanwijzingen dat in de 17de eeuw het in beeld gebrachte kadaver van een varken of os ook gedachten aan de dood opriep. In de Groote comptoir almanach van 1667, een uitgave waarvan een relatief hoge oplage moet zijn gedrukt, is bij de slachtmaand november een houtsnede afgebeeld (afb. 24a), die in hoofdzaak dezelfde elementen laat zien als Fabritius' schilderij.Ga naar eind4 Het bijbehorende versje herinnert de lezer aan zijn eigen einde:

 
Ghy die naer u welbehagen
 
Os en Swijn en Kalf doet slaen;
 
Denckt hoe ghy ten Jongsten Dage
 
Voor Godts Oordeel sult bestaen.


illustratie
24a Illustratie uit: Groote comptoir almanach, Amsterdam 1667


[pagina 118]
[p. 118]


illustratie
24b Illustratie uit: Jacob Cats, Invallende gedachten ... (eerste druk 1656), ed. Amsterdam-Utrecht 1700


Een schilderij, toegeschreven aan Hendrick ten Oever, is in dit verband eveneens van belang.Ga naar eind5 Het toont een aan een ladder opgehangen varken in een stedelijke omgeving (Zwolle), terwijl precies naast het kadaver, op de muur waartegen de ladder staat, een zogenaamd pestkruis is aangebracht. De associatie met de dood en verderf zaaiende pest versterkt hier de vanitas-boodschap van het karkas.

Zowel op de houtsnede uit de almanak, als op de schilderijen van Ten Oever en Fabritius, en zoals bovendien op de meeste interpretaties van dit onderwerp, zien we kinderen bezig de blaas van het geslachte varken op te blazen. Evenals het pestkruis ondersteunen deze tafereeltjes de vermaning die van het centrale motief uitgaat. Het opblazen van de blaas is namelijk een variant op het wijdverbreide thema van de homo bulla, het bellenblazende jongetje, dat elders uitvoerig wordt besproken.Ga naar eind6 Een gedicht van Cats uit de jaren vijftig van de 17de eeuw, en één van Jan Luiken van een halve eeuw later, verschaffen ons hierover duidelijke informatie. Beide dichters lichten een prent toe waarop jongens zich weer met zo'n blaas amuseren en daarbij leggen ze opnieuw de nadruk op de nietswaardigheid van het menselijk bestaan (afb. 24b en 24c):Ga naar eind7 ‘U leven is maer enckel waes’; en: ‘Wat is de Waereld, die het ziet? Een Blaas vol wind en anders niet ...’

Fabritius had, net zoals met de kinderen op de voorgrond, met de rokende mannen bij het vuur op de achtergrond wellicht een speciale bedoeling. Ook rook en de bezigheid van het roken werden immers opgevat als metaforisch voor de kortstondigheid van het leven.Ga naar eind8 Het schilderij van Fabritius heeft, zo mogen we concluderen,

illustratie
24c Embleem uit: Jan Luiken, Des menschen begin, midden en einde, Amsterdam 1712


de dood tot hoofdonderwerp. Anderzijds mag ons dit niet doen vergeten dat in de 17de eeuw aan het slachten van een varken nog een andere gedachte was verbonden, een gedachte die zowel met dood als met gierigheid te maken heeft. Zoals het varken zich vet vreet, zo verzamelt de vrek zijn schatten, aldus leren de literatuur, de emblematiek, en de 17de eeuwse volksmond.Ga naar eind9 Hun nut blijkt pas later, want niet eerder dan na hun dood leveren ze anderen (de slachters, respectievelijk de erfgenamen) de nodige voordelen op. De associatie van varken met gierigheid leeft tot in onze tijd voort in het fenomeen van het spaarvarken. Ook dit beest geeft pas na zijn dood de inhoud van zijn buik prijs.
eind1
Zie Louis Lebeer, Beredeneerde catalogus van de prenten naar Pieter Bruegel de Oude, Brussel 1969, 102.
eind2
J.A. Emmens, ‘Reputatie en betekenis van Rembrandt's “Geslachte os”’, Museumjournaal 12 (1967), 81.
eind3
Hubert Korneliszoon Poot, Gedichten II, Amsterdam 1780, 230.
eind4
Zie De Jongh 1971, 169-170.
eind5
J. Verbeek en J.W. Schotman, Hendrick ten Oever, een vergeten Overijssels meester uit de zeventiende eeuw, Zwolle 1957, 29-30; afb. 17.
eind6
Zie cat. nr. 4 (Boursse) en De Jongh 1967, 81-89.
eind7
Cats II, 408-409; vgl. idem I, 238. Jan Luiken, Des menschen begin, midden en einde, Amsterdam 1712, 46-47.
eind8
Zie cat. nr. 7 (Brouwer).
eind9
Zie bijv. Henkel-Schöne, 554; Zacharias Heyns, Emblemata ..., Rotterdam 1625, ‘Emblemata moralia’, 5-6; Jan van der Veen, Zinne-beelden, oft Adams appel, Amsterdam 1642, 63. Hermanus van den Burg, Verzameling van uitgekórene zin-spreuken ..., Haarlem 1743 (ed. pr. 1705), 196-197. Cats I, 238, formuleert iets dergelijks naar aanleiding van het zogenaamde koten, een kinderspel waarbij bepaalde botten van een os werden gebruikt. Zoals de koot pas na de dood van de os tevoorschijn komt, zo krijgen de erfgenamen pas na de dood van de vrek beschikking over diens goederen. Zie tenslotte ook Jeremias de Decker, Alle de rym-oeffeningen II, Amsterdam 1726 (ed. pr. 1659), ‘Eerste boeck der puntdichten’, 50.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jan Baptist Bedaux

  • P.A. Hecht

  • Jeroen Stumpel

  • Rik Vos

  • Jochen Becker