Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tot lering en vermaak (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tot lering en vermaak
Afbeelding van Tot lering en vermaakToon afbeelding van titelpagina van Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.91 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 280]
[p. 280]


illustratie

[pagina 281]
[p. 281]

74 Adriaen van der Werff
Kralinger-Ambacht 1659-1722 Rotterdam

Spelende kinderen voor een Herculesgroep
Paneel, 46,8 × 35 cm. Gesigneerd en gedateerd 1687
München, Bayerische Staatsgemäldesammlungen

Dit schilderij van Adriaen van der Werff, het beste van een aantal variaties op hetzelfde onderwerp, is waarschijnlijk al aan het einde van de 17de eeuw door de keurvorst Johann Wilhelm gekocht. Uit diens verzameling kwam het naar Mannheim, waar het in 1780 in een inventaris wordt beschreven als: ‘Origineel van Adrianus van der Werff ... Dit emblematische stukje verbeeldt de opvoeding van de jeugd, die door dagelijkse vlijt gevoed moet worden, wil zij het doel van de wetenschap bereiken. Achter de Jeugd staat de Onwetendheid met een kat in de arm die door haar valsheid de wetenschap voortdurend wil hinderen’.Ga naar eind1

Deze korte notitie vormt het uitgangspunt voor een interpretatie van deze genreachtige voorstelling, die later als Spelende kinderen voor een Herculesgroep omschreven werd. Het kost weinig moeite de in de inventaris genoemde jeugd te vinden: het zijn de kinderen op de voorgrond die met een schildpad en een vogeltje in een kooi spelen. Hun ouderwetse en overdadige kledij doet al vermoeden dat het hier om allegorische figuren gaat. Uit hun costumering spreekt het soort luxe dat in de 17de eeuw vaak als teken van ‘trotse hovaardij’ werd gehekeld. De bontheid van de kleren en de veren op de baretten van de jongens kunnen bovendien

illustratie
74a Gerard Dou, De schilder in zijn atelier. Dresden, Staatliche Kunstsammlungen


als teken van onstandvastigheid worden opgevat, de losse dracht van het meisje als een uiting van losbandigheid.Ga naar eind2

De dieren waarmee de kinderen spelen, beklemtonen deze negatieve eigenschappen: de schildpad is een teken van luiheid, terwijl het vogeltje in de kooi er op duidt dat de maagdelijkheid even snel verloren is als de vogel zijn kooi kan verlaten.Ga naar eind3 Het vogeltje wordt bedreigd door de kat die de jongen rechts op zijn arm houdt, de knaap in wie de bovengenoemde inventaris de Onwetendheid heeft gezien. Enkele attributen op de voorgrond staven de tot nog toe gegeven interpretatie, vooral de herme van Pan, waarvan wij links het silhouet kunnen zien. Deze begeleider van Bacchus personifieert de door de kinderen gedemonstreerde dartelheid en ledigheid. Andere attributen daarentegen laten zien wat de kinderen eigenlijk hadden moeten doen in plaats van zich over te geven aan luiheid, waarvan de 17de eeuwer zeer wel wist dat zij des duivels oorkussen was. Het puttohoofd en de map met papieren zijn benodigdheden voor de jeugdige schilder om zijn vak naar behoren te leren. Als zodanig vinden wij ze op tal van schildersportretten, atelierscènes (afb. 74a) en stillevens uit de 16de, 17de en 18de eeuw uitgebeeld.

Op de achtergrond worden vergelijkbare voorwerpen daadwerkelijk gebruikt. Rechts zit een meisje te tekenen, links bestudeert een groepje de kop van een klassiek beeld. Een dergelijke object hoort bij uitstek in voorstellingen van kunstenaars thuis. Zo vinden wij in De tekenles van Adriaens broer Pieter van der Werff, naast een (pseudo-)klassieke kop een beeld van de Venus Medici (afb. 74b). Dit beroemde werk dient niet alleen om de vrouwelijke leerling een klassiek voorbeeld van schoonheid voor ogen te stellen; de Venus-figuur (Venus pudica) is hier bovendien ten tonele gevoerd omdat zij voorbeeldig was in haar kuisheid, een voor meisjes uiterst belangrijk geachte deugd.Ga naar eind4

De kinderen op de achtergrond van Adriaens schilderij zijn, in tegenstelling tot de kinderen op de voorgrond, à l'antique gekleed, eenvoudig en zedig, zoals dat past aan deugdzame leerlingen, die met vlijt en toewijding hun vak leren. Ook de derde jongen van het groepje op de voorgrond is tot deze leerlingen te rekenen. Zijn deugdzaamheid wordt onderstreept door het gebaar dat hij maakt. De op de mond gelegde vinger is het teken van Harpocrates, de klassieke personificatie van de zwijgzaamheid. Zwijgzaamheid is volgens Ripa vooral bij jongelingen een teken van wijsheid: ‘daerom betaemt het een wijs Man niet, dat hy zynen tijd, met veele sotte klap sonder vrucht of stichtinge doorbrenge ...’. De zwijgzame jongen, die een tegenpool is van de ‘onwetende’ knaap met de kat, moedigt aan tot vlijt, wijsheid en deugd.Ga naar eind5

De deugd is dan ook het centrale thema in Van der

[pagina 282]
[p. 282]

Werffs schilderij. Als zodanig wordt zij op een centrale plaats afgebeeld in de gedaante van de gebeeldhouwde Hercules, die Invidia verslaat, de personificatie van haat en afgunst en de vijandin van de deugd in het algemeen.Ga naar eind6 Als (pseudo-)antiek beeld behoort deze groep tot de klassieke sculpturen die de schildersleerling geacht werd te bestuderen. Ook in overdrachtelijke zin fungeert het beeld als een voorbeeld voor leerlingen en beschouwers en daarmee tevens als sleutel tot het gehele schilderij. Het is de programmatische tegenstelling tot de herme van Pan die behoort tot de afkeurenswaardige groep op de voorgrond.

De halfgod Hercules verpersoonlijkte sinds de oudheid de deugd. Karel van Mander schrijft in zijn Wtlegghingh van Ovidius' Metamorfosen: ‘Hercules wort veel ghehouden te wesen de deught, ... Soo dat Hercules niet en is anders als de deughtsaemheyt, het eerlijck cloeck ghemoedt, wijsheyt, redelijckheyt, en ghestadicheyt... want alle goedicheyt heeft haer te

illustratie
74b Pieter van der Werff, De tekenles. Amsterdam, Rijksmuseum


wapenen met ghedult in teghenspoet, om oock te verwinnen alle lusten des vleeschs ...’.Ga naar eind7 In dezelfde geest noemt Ripa Hercules als belichaming van de ‘heldische deughd of dapperheyd’ die in staat is door rede alle ‘sinnelijcke genegentheden’ te overwinnen.Ga naar eind8

De in mythologisch-allegorisch gewaad gestoken beeldengroep vat in feite de moraal samen die ook in de groepjes kinderen tot uitdrukking komt: de deugd wordt steeds bedreigd en dient voortdurend tegen aanvallen van ondeugd ten strijde te trekken. Dat Van der Werff juist schildersleerlingen koos om de didactische moraal van zijn stuk uit te beelden, moet worden verklaard vanuit zijn denkbeelden over beroep en ethos van de kunstenaar.

Van Mander al had in zijn Leerdicht de schildersjeugd opgeroepen om niet alleen het vak goed te leren, maar zich ook in bijzondere mate door vlijt, deugd en geleerdheid te onderscheiden. Met deze aansporing

illustratie
74c Titelprent van: Johan van Gool. Nieuwe Schouburg ..., Den Haag 1750


[pagina 283]
[p. 283]

dacht hij een bijdrage te kunnen leveren aan de strijd tegen de slechte faam die kunstenaars, mede doordat zij een sociaal laag gewaardeerd beroep uitoefenden, vanouds hadden gehad.Ga naar eind9 ‘Hoe schilder hoe wilder’ - met dit gezegde typeert Van Mander de reputatie van zijn vakgenoten.

Toen de schilders in de renaissance probeerden zich los te maken uit het oude verband van het gilde, hanteerden zij daarbij voornamelijk twee middelen: ze propageerden een theoretisch, dat wil zeggen ‘wetenschappelijk’ fundament voor hun beroep (zoals Van Mander dat op schrift heeft gesteld), en ze legden sterke nadruk op het gedrag van de kunstenaar in ethisch opzicht. Van Mander formuleerde deze zedelijke eisen op beeldende wijze:

 
Nu dan ghy jonghe Pictoriael sinnen,
 
Laet varen al onnutte kinder prachten,
 
Wilt ghy ten Throone deser Consten binnen,
 
Ghy moets' aenhanghen en stadich beminnen,
 
Want sy jeloers is, en oock seer te wachten,
 
Op 't ghepluymde bedde moet ghy niet achten,
 
De slaperighe traecheyt moet ghy swichten,
 
Oock Bacchi cruyck en Cupidinis schichten.Ga naar eind10

Deze waarschuwing wordt in latere literatuur steeds herhaald en op schildersportretten, atelierscènes en platen in schilderboeken in beeld gebracht. Nog in 1750 wordt op de titelprent van Johan van Gools Nieuwe schouburg de Waarheid uitgebeeld die, begeleid door de Wijsheid en de Roem, de daden der ‘schilder-helden’ optekent, terwijl de Nijd en Luiheid vertreden op de grond liggen (afb. 74c). Een reliëf op het basement dat de schrijfster tot lessenaar dient, laat zien hoe de schilder tot deze roem kan komen. Het geeft aan, in de woorden van de uitlegger van de titelprent, dat

 
...met wat vlyt
 
De Schilder, vadzigheid en wellust heeft te laeken,
 
Te vlieden als een pest; om, ryk van lof, te raeken
 
Ter kunstvolkomenheit, door oeffening en tyt.Ga naar eind11

Navolging van de deugd en strijd tegen elke neiging tot ondeugd propageert ook Adriaen van der Werff. Zijn geschilderde zedenles is zó uitgebeeld dat zij - en de prominente plaats die het tafereel in de keurvorstelijke galerij had, bewijst dit - niet alleen voor schildersleerlingen, maar voor iedere beschouwer kon gelden.

eind1
Zie Brigitte Knüttel, ‘Spielende Kinder bei einer Herkulesgruppe. Zu einer Tugendallegorie von Adriaen van der Werff’, Oud-Holland 81 (1966), 245-258. Jochen Becker, ‘Dieses emblematische Stück stellet die Erziehung der Jugend vor’, Oud-Holland 90 (1976), 77-107. In het laatstgenoemde artikel is de hier gegeven interpretatie uitvoerig toegelicht en gedocumenteerd. Voor Van der Werff in het algemeen: D.P. Snoep, ‘Adriaen van der Werff (1659-1722)’, in: cat. tent. Adriaen van der Werff, Historisch Museum, Rotterdam 1973, 5-10.
eind2
Zie voor rijke kleren: Cats I, 239; voor veren: Ripa, 469-470.
eind3
Voor de schildpad: Ripa, 310; voor de vogel: Cats I, 42 en cat. nr. 58 (Schalcken).
eind4
Voor Pieter van der Werff: cat. tent. Adriaen van der Werff (zie noot 1), nr. 75.
eind5
Ripa, 487-491. Vgl. Karla Langedijk, ‘Silentium’, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 15 (1964), 3-18. Zie ook cat. nr. 34 (Maes).
eind6
Ripa, 85 en 350-351.
eind7
Van Mander, Wtlegghingh, fol. 78.
eind8
Ripa, 85.
eind9
Zie Hessel Miedema, Karel van Mander. Den grondt der edel vry schilder-const II, Utrecht 1973, 366, 371-372, 381.
eind10
Van Mander, Grondt, fol. 2 recto.
eind11
Johan van Gool, De nieuwe schouburg der nederlantsche kunstschilders en schilderessen I, Den Haag 1750. De titelprent is ontworpen door Louis Fabrice du Bourg en door P. Tanje uitgevoerd.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jan Baptist Bedaux

  • P.A. Hecht

  • Jeroen Stumpel

  • Rik Vos

  • Jochen Becker