Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt
Afbeelding van Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteeltToon afbeelding van titelpagina van Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.44 MB)

Scans (41.79 MB)

ebook (24.94 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

monografie
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt

(1941)–Joh. A. Joustra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 251]
[p. 251]

Hoofdstuk VII.
Rasverbetering.

Wie zich bezig houdt met fokken van vee, honden, hoenders, konijnen enz., is er op uit, om de beste eigenschappen van zijn dieren dóór te fokken, zoals de vakterm luidt.

De veehouder legt zich toe op het fokken van jong vee, waarvan de ouders bekend staan door een melkopbrengst met hoog vetgehalte, of uitmunten in bouw, structuur e.d. De kynoloog let op mooie lijnen, goede beharing, en als het gaat om gebruikshonden, op goede jacht of speureigenschappen, enz.

De pluimveefokker op fraaie dieren en hoge eieropbrengst, terwijl de konijnenfokker weer zijn aandacht schenkt aan dichtbehaarde mooie pels, of mals vlees.

Zo heeft ieder zijn richtlijnen waarnaar hij fokken wil.

Tegenover sportfokkerij, staat de nutfokkerij.

Het is niet te ontkennen, dat ook de sportfokkerij zijn nut kan hebben.

Wie ziet b.v. niet gaarne een prachtig getekend konijn, mooie vogel, sierlijke Barsoi (Russische Windhond) en wie wordt niet bekoord door de aanblik van een mooie stal Lakenvolder rundvee?

In de latere jaren heeft - en terecht - de sportfokkerij meer en meer plaats moeten maken voor de nutfokkerij en is men o.a. gekomen tot een goede stapel gebruiksvee.

Ons Hollands rundvee is ver buiten de grenzen van ons land gewild om de hoge melkopbrengst, of melkopbrengst met hoog vetgehalte.

De Saanengeit vond in ons land grote verbreiding en voor veel geld werden Saanenbokken uit Zwitserland geïmporteerd.

De Duitse Herder vindt voor politiedoeleinden zijn weg

[pagina 252]
[p. 252]

en zo zouden wij kunnen doorgaan.

Hoe staat het in de bijenteelt met de rasverbetering? Willen we eerlijk zijn, dan moeten we bekennen, dat in ons land nog te weinig gedaan wordt, om ons ras, in welk opzicht dan ook, te verbeteren.

In andere landen, met name in Amerika, Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk, staat de zaak enigszins anders en geen enkel van die landen heeft niet een of meer bekende ‘stammen’.

Nu is de verbetering van het bijenras een moeilijk werk, als men niet beschikt over een behoorlijk geïsoleerd bevruchtingsstation.

Immers, we weten allen, dat de bevruchting plaats vindt buiten de woning, misschien hoog in de lucht en wellicht ver van de stand.

Het is niet mogelijk, zoals bij het fokken van vee b.v. het moederdier te brengen bij het door ons gewenste vaderdier, of omgekeerd.

Alleen op goed geïsoleerde bevruchtingsstations is het mogelijk, om de moeren te doen bevruchten dooïr darren van een gewenste stam.

Wij kunnen de mogelijkheid van zgn. soortechte bevruchting op eigen stand wel zoveel mogelijk nabij komen, maar het blijft toch altijd lapwerk.

Toch zal men er veel toe kunnen bijdragen, dat de volken met slechte hoedanigheden hoe langer hoe meer van eigen stand gaan verdwijnen, om plaats te maken voor beproefde stammen.

Vaak door onkunde, gemis aan inzicht, of ook uit traditie - vader deed het zo, grootvader ook en ik zal het niet anders doen - wordt het bijenras verslechterd.

Ik noem U b.v. den korfimker, die zijn beste, honingrijkste stokken afslacht en de minder zware opzet, daartoe door de goedkope accijnsvrije suiker in staat gesteld.

Weliswaar kùnnen er onder deze volken ook zijn met goede eigenschappen, maar het doden van volken - lees moeren - welke bewezen hebben goede honingvolken te zijn en het overwinteren van dezulken waarvan men dit slechts hoopt, is wel een bewijs, dat men de noodzakelijk-

[pagina 253]
[p. 253]

heid van bewuste rasverbetering nog niet voldoende inziet. Een goed volk kent men aan een goede broedstand, d.w.z. aaneengesloten broed, flinke honinggordel, mooie ratenbouw, zachtmoedigheid en verzamelijver.

Men kan nog meer goede eigenschappen wensen, doch de bovenstaande zijn voldoende.

Ons land kent gelukkig geen ernstige bijenziekten op grote schaal, zodat wij aan de in vele landen noodzakelijke eigenschap ‘ziektevrij’ nog geen grote aandacht behoeven te schenken, terwijl onze volken uitstekend ‘winterhard’ zijn.

Een verkeerde mening is, dat b.v. midden in het broednest, het verzegeld broed van boven- tot onderlatje van het raampje moet reiken.

Juist dit zijn de beste honingvolken, die boven elke broedvlakte nog een min of meer brede honinggordel bezitten.

Hoewel de leeftijd van een werkbij in de zomer plm. zes weken bedraagt, is men in fokkerskringen van mening dat er bijen zijn, die langer levensduur hebben en derhalve voor den imker meer waarde bezitten.

Dezulken zouden bij een beperkt broednest toch steeds zeer sterk aan bijen zijn en meer honing halen dan zij, die steeds een groot broednest hebben te onderhouden, wat zich laat horen.

Wie dus zijn volken voor de teelt uitzoekt, zal van eerstgenoemde volken dienen na te telen, indien overigens ook andere goede eigenschappen aanwezig zijn.

Dergelijke volken zijn gewoonlijk zwermtraag en waar men in het mobielbedrijf in het algemeen liever volken bezit, welke weinig of niet zwermen, zal voor de teelt dan ook de keuze op dergelijke volken vallen.

Een voornaam punt is tevens het voortplanten van goede ras-eigenschappen.

Het kost n.l. niet veel moeite, om in een bepaald jaar te beschikken over volken, welke een rijkelijk overschot leveren, maar van belang voor den fokker is, dat die eigenschappen in verschillende generaties zijn terug te vinden. Is dit niet het geval, dan tele men van dergelijke volken

[pagina 254]
[p. 254]

niet meer na.

Zoals gezegd, alleen bij geïsoleerde bevruchtingsstations kan men zeker zijn van een bevruchting met gewenste darren.

Men dient echter rekening te houden met terugslag, waardoor bij overigens goede volken moeren kunnen voorkomen, die niet eerste klas zijn.

Dergelijke afwijkingen treft men op elk gebied in de natuur aan en we nemen die op de koop toe.

Waar dan ook edelkoninginnen op de stand aangewend worden, zal men soms bij de nakomelingen ervan, achteruitgang bespeuren.

De dochters brengen soms werkbijen voort, welke in haar werk afwijkend zijn van een vorige generatie.

Dit is gewoonlijk het gevolg van kruising met darren van minderwaardige volken.

Het is moeilijk, om dit te voorkomen, echter niet onmogelijk.

Hiervoor is nodig een zeer streng doorgevoerde darrenteelt, van de allerbeste volken op de stand.

Nog niet lang geleden beschouwde men een bijenvolk, dat vele darren rijk was, als een mislukkeling en de imker, die dergelijke volken op zijn stand had, stond bij zijn collega's, qua imker, niet hoog aangeschreven.

Sindsdien is de wind gedraaid en is men meer aandacht gaan schenken aan het mannelijk fokmateriaal.

De oude bedrijfswijze bij de korfimkerij schreef voor, dat zodra de jager was af genomen, of het volk een voorzwerm gegeven had, de imker het nog aanwezige darrenbroed diende te vernietigen.

Dit geschiedde meestal b.v. door met een lang, scherp en buigzaam mes de koppen der zich in de raten bevindende darrennymphen af te snijden.

De imkers noemen dit dan ook darren ‘koppen’.

Men redeneerde aldus: De jonge moeren lopen over 8 à 10 dagen uit, waarschijnlijk zelfs vóór de laatste darren uitlopen.

De nog niet uitgelopen darren zullen dus voor de bevruchting van die moeren te laat komen en daarom, weg

[pagina 255]
[p. 255]

er mee!

Dit is juist, maar in die juistheid ligt tevens een groot gevaar.

In de eerste plaats is het geen vaststaand feit, dat koninginnen door een dar uit eigen volk bevrucht worden.

Ik meen het tegendeel eerder als regel te moeten aannemen, daartoe door de ervaring geleid.

Voegt men b.v. op zijn stand een ras in met lichte kleuren, b.v. de Italiaanse bij, dan duurt het niet lang, of de karakteristieke oranjekleurige achterlijfsringen vindt men bij vele volken in de omtrek terug.

Dit is dus een bewijs, dat kruisbevruchting veelvuldig plaats vindt en misschien zelfs regel is.

Of bevruchting óók plaats vindt door darren uit eigen volk, is niet met zekerheid te zeggen.

Wanneer geen andere darren aanwezig zijn, dan zal dit zeer zeker het geval zijn.



illustratie
Darrenval.


De imkers van de oude theorie kopten dus hun darrenraat, maar vergaten daarbij, dat nog moeren van andere volken geboren moesten worden, zodat hun mening, dat de door hen gekopte darren toch geen waarde hadden, foutief is.

Geschiedde dit koppen nu nog bij volken van slechte hoedanigheid, dan zou er veel voor te zeggen, ja, zelfs dit vernietigen van ongeboren darren noodzaak zijn, om de goede ras-eigenschappen van andere volken niet te bederven. Fout is het echter van zgn. edel volken de darren te vernietigen.

Sedert jaren heb ik dit reeds ingezien en laat ik dan ook de beste volken op mijn stand grote hoeveelheden darren voortbrengen, terwijl ik deze darrenaanzet bij minder goede volken zoveel mogelijk tegenga en in ieder geval het uitvliegen van dergelijke darren tracht te beletten, door het plaatsen van een darrenval.

Ik bereik hiermede, dat een overweldigende hoeveelheid darren van goede herkomst de kans op een gewenste be-

[pagina 256]
[p. 256]

vruchting zeer beïnvloedt. Een tweede voordeel is, dat zeer waarschijnlijk ook de moeren van buurtimkers door mijn darren zullen worden bevrucht.

Dit is vooral zeer gewenst als men in zijn omgeving slordige of onkundige imkers heeft wonen.

Immers, de volken van deze imkers leveren vaak het leeuwenaandeel in darren, dikwijls voortgekomen uit zeer oude darrenraat en van volken, waarvan men steeds een minus op, het eind van het jaar te boeken heeft.

Het ware wenselijk, dat een bedrijfswijze als door mij reeds jaren toegepast, door alle imkers werd overgenomen waardoor geleidelijk tot rasverbetering wordt gekomen.

We hebben nu alle aandacht geschonken aan het vaderdier, dat er veel toe bij draagt, om de goede eigenschappen voort te planten.

Bij de keuze van zijn jonge moeren dient men van hetzelfde standpunt uit te gaan.



illustratie
Het bevolken van bevruchtingskastjes.


Alleen die volken zullen moeren mogen leveren, die beslist als eerste klas geboekt staan.

Bij de korfteelt, waarbij zwermteelt hoofdzaak is, kan men deze selectie op zeer gemakkelijke wijze toepassen.

Nazwermen bevatten vaak meer dan één koningin, Geeft een goed volk een nazwerm, dan kan men de moeren uitzoeken en elk met een behoorlijke hoeveelheid bijen huisvesten in een korf of bevruchtmgskastje.

Van korven, waarvan men liever geen nateelt heeft, worden alle jonge moeren gedood.

[pagina 257]
[p. 257]

Dit is een moeilijk werkje, vaak zelfs onmogelijk. Men past daarom wel een andere methode toe.

Zodra van een volk, waarvan men de jonge moeren wenst te gebruiken omdat het volk goede eigenschappen bezit, de voorzwerm is afgekomen, wordt de moederstok op de plaats gezet van een sterk volk, dat men liever geen zwerm zag geven.

Dit volk komt op een lege plaats in de stand, verliest al zijn vliegbijen en moet enkele dagen van water voorzien worden.

De moederstok, welke een plaatsje gevonden heeft op de standplaats van dit volk, krijgt dus weer veel vliegbijen en, daar dagelijks duizenden jonge bijen uitlopen, wordt dit volk zeer sterk.

De nazwerm zal dan ook flink sterk zijn en mochten er zich meerdere moeren in bevinden, dan kan hij zonder bezwaar gesplitst worden.

Maar nog staan er jonge moeren op uitkomen en weer wordt de moederstok een plaatsje gegeven van een andere volkrijke stok, welke weer een lege plaats in de stal zal innemen.

Ook de tweede nazwerm zal sterk zijn als de eerste en eveneens veel veldbijen bevatten.

Zo kan men voortgaan, totdat het volk het zwermen opgeeft, omdat alle moeren zijn uitgelopen.

Men zal goed doen, dit volk van de laatste nazwerm een moer terug te geven, opdat het niet moerloos worde.

Deze methode, ‘melken’ genoemd, heeft het voordeel, dat van een goede stok alle jonge moeren met flinke zwermen afkomen, terwijl de volken welke hiervoor de vliegbijen leverden, van het zwermen worden teruggehouden en men derhalve geen ongewenste moeren behoeft te doden, of moerdoppen, vaak onvindbaar, vaak lastig gezeten, behoeft uit te breken.

De korfimker werkt er op deze wijze toe mede, om het ras op zijn stand te verbeteren.

Den kastimker staan meerdere middelen ten dienste, welke in het volgende hoofdstuk worden beschreven.

Naast selectie kan men ook het invoeren van moeren van

[pagina 258]
[p. 258]

goede hoedanigheden toepassen.

Wie te klagen heeft over eigen bijenras en het zo goed als zeker te achten is, dat dit aan de kwaliteit der moeren en niet aan de bedrijfswijze ligt, moet niet schromen één of meer moeren van goede herkomst aan te schaffen, daarvan zeer veel darren te kweken en tevens de darrenaanzet van eigen volken beperken.

Van de ingevoerde rassen kweekt men tevens jonge moeren, welke men gebruikt om minderwaardige koninginnen te vervangen.



illustratie
In afwachting.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken