Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt

[p. 259]

Hoofdstuk VIII.
Darrenteelt.

Teneinde op tijd een flink leger prima darren te bezitten, worden enkele volken, welke bizonder goede eigenschappen bezitten, in de gelegenheid gesteld die darren voort te brengen. Daartoe worden omstreeks half of eind April midden in het broednest één of twee raampjes met slechts een stukje voorbouw gehangen en het volk 's avonds gevoerd.

Een voor darrenteelt geschikt volk.

Zeer spoedig zullen de geschikt volk. bijen met de bouw van darrenraat een aanvang maken en spoedig zullen we kunnen beschikken over een paar krachtige darrentafels.

Zolang de darrencellen nog niet gedekseld zijn, wordt met voeren doorgegaan. Als voedsel gebruikt men liefst stamphoning.

Zijn de cellen gedekseld, dan kan men desgewenst het voederen staken.

Men dient echter te bedenken, dat het dergelijke volken aan niets mag ontbreken, want komt er gebrek, dan worden de darren spoedig afgedreven en al het werk was vergeefs.

[p. 260]

Het is niet noodzakelijk, de gedekselde darrenraten in het uitverkoren volk te laten hangen.

Zijn de raten geheel gedekseld (niet eerder!), dan kan men ze ter verdere behandeling gerust toevertrouwen aan een minder goed, doch overigens voldoend sterk volk.

In geen geval mag zo'n pleegvolk zó zwak zijn, dat het de raten niet flink zou kunnen bezetten.

Men hange die raten dan ook midden in het broednest.

Men kan het darren leverende volk nu wederom een paar raampjes met voorbouw geven en dit zo lang herhalen, als men darren denkt nodig te hebben.

Het afschudden van bijen om de bevruchtingskastjes te bevolken.

De ongeveer half of eind April gelegde darren-eieren zullen na 24 dagen jonge darren geven, welke nog enige tijd behoeven om geslachtsrijp te worden.

Men kan rekenen, dat die darren half of eind Mei geslachtsrijp zijn en dus geschikt om te bevruchten.

Daar omstreeks die tijd reeds zwermen vallen en jonge koninginnen haar bruidsvlucht houden, kan bij goed weer de bevruchting vlot van stapel lopen.

[p. 261]

Door de grote hoeveelheid darren, welke men betrekkelijk vroeg heeft geteeld, is de kans zeer groot, dat de moeren door deze darren worden bevrucht, daar zo vroeg in het jaar nog weinig darren vliegen.

Teneinde deze kans nog meer te vergroten, kan men de methode van Köhler toepassen.

Deze bevolkte bevruchtingskastjes met een handjevol bijen en gaf elk een onbevruchte moer.

De kastjes werden overdag in het donker bewaard en de bijen opgesloten gehouden.

Ook kregen enige van die kastjes flinke hoeveelheden darren mede.

Bevruchtingskastjes.

Zodra de darrenvlucht op zijn stand was afgelopen, plaatste hij deze bevruchtingskastjes buiten, met het vlieggat naar de zonkant gekeerd.

Ieder volkje werd met wat warm honingwater besprenkeld en spoedig ontwikkelde zich een levendig voorspel, soms gevolgd door het uitvliegen van de moer, welke op bruidsvlucht ging.

Daar ook de darrenkolonies buiten gebracht en met honingwater besprenkeld waren, namen ook deze volkjes aan de bruidsvlucht deel.

Dit werd enige dagen achter elkaar herhaald, terwijl hij er voor zorgde, dat elk volkje steeds zijn eigen plaats kreeg.

De volkjes werden na het einde der vlucht weer in het donker opgeborgen, totdat de moer bevrucht was en eieren legde.

[p. 262]

Op deze manier werd het aantal gewenste bevruchtingen tot de grootst mogelijke hoogte opgevoerd, hoewel mislukking niet was uitgesloten.

Bij gemis aan een bevruchtingsstation kan men ook nog op andere wijze de gewenste bevruchting beïnvloeden.

Daartoe wekt men een volk b.v. in Augustus op, nog een grote hoeveelheid darren te kweken.

De andere volken beginnen omstreeks die tijd hun darren uit te drijven en het ‘darrenvolk’ domineert dus.

Kweekt men in die tijd nu ook nog jonge moeren, dan zal hoogstwaarschijnlijk de gewenste bevruchting plaats hebben.

De darrenraten laat men niet te oud worden.

Hoogstens mogen zij 2 à 3 maal voor broed gebruikt worden, daar flinke, krachtige darren slechts in jeugdige raten gekweekt worden.

Waar de ervaring leert, dat moerloze volken hun darren langer behouden, ja er zelfs mede overwinteren kan men zo nodig van deze eigenschap profiteren, door een prima volk, waarvan men de darren voor deze late koninginneteelt wenst te behouden, tijdelijk moerloos maken en het volk zo lang moerloos houden, totdat alle moeren bevrucht zijn; zelfs kan men daarvoor een volk met onbevruchte moer gebruiken, mits deze van prima afstamming is.