Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt
Afbeelding van Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteeltToon afbeelding van titelpagina van Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.44 MB)

Scans (41.79 MB)

ebook (24.94 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

monografie
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt

(1941)–Joh. A. Joustra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 451]
[p. 451]

Hoofdstuk XXIV.
De bijenweide.

Onder bijenweide verstaat men alle planten, welke de bijen nectar en stuifmeel leveren.

Een goede bijenweide is voor het renderen van de bijenteelt een van de voornaamste factoren.

Het is natuurlijk van zeer groot belang, als in een bepaalde omgeving grote vlakten nectargevende gewassen voorkomen.

Is dit het geval, dan kan men spreken van een hoofddrachtgebied.

In sommige streken kan men zelfs rekenen op meerdere hoofddrachten.

Zulke plaatsen zijn voor het bijenteeltbedrijf zeer geëigend. Zo treft men streken in ons land aan, waar steeds dracht is, misschien nu en dan met een kleine onderbreking, welke men drachtpauze noemt.

De imkers onderscheiden feitelijk 2 verschillende drachtstreken en wel de vroeg- en laat-drachtstreken, waarmede zij te kennen willen geven, dat in die streek dan de hoofddracht valt.

Zo noemt men streken, waar fruitteelt, kool- of mosterdzaadverbouw e.d. de hoofdschotel vormen, vroegdrachtstreken, terwijl men de boekweit- en heidestreken, streken met laatdracht noemt; de streek wordt dus aangeduid met vroeg of laat, naar gelang de hoofddracht in die streek vroeg of laat valt.

Een goede zomerdracht kan men verwachten in die streken, waar veel witte klaver bloeit, de linde honingt of veel korenbloemen voorkomen.

Zo vindt men in ons land verschillende vroegdrachtstreken, zoals de Betuwe, Zuid-Limburg, Zeeland, Haar-

[pagina 452]
[p. 452]

lemmermeer, Beemster, West-Friesland en verder het Noorden van Groningen en Friesland.

Enkele streken langs de IJsel geven ook veel honing in het voorjaar, zoals b.v. bij Kampen en Veessen, terwijl de voorjaarsdracht in Zuid-Holland en op de Zuid-Hollandse eilanden eveneens goed is te noemen.

Voor een goede nectar-afscheiding is gunstig weer noodzakelijk. In koele, natte jaargetijden, wordt weinig nectar afgescheiden.

Op de heide valt niet steeds te rekenen.

Een nat voorjaar en een natte zomer maken, dat de zandheide flinke scheuten vormt.

Is het weer gedurende de heidedracht vervolgens warm, dan heeft een overvloedige nectar-afscheiding plaats en het is verbazingwekkend, in welk een korte tijd dan de honingkamers gevuld kunnen worden met heerlijke heidehoning van uitnemende kwaliteit.

Voor klaver is echter droog, heet weer nodig en het schijnt, dat de lindebloemen 't meeste nectar afscheiden in de morgen- en de avonduren, bij een vochtige warmte.

In het algemeen kan men aannemen, dat een drukkende onweerstemperatuur de nectar-afscheiding ten goede komt. Boekweit, welke helaas weinig meer voorkomt, honingt slechts tot de middag, waarna de bloemen slap gaan hangen en geen nectar meer afscheiden.

Behalve witte- en basterdklaver, wordt ook de Luzernklaver met succes bevlogen, evenals de Esparcette.

De heide schijnt zeer gevoelig te zijn voor onweersbuien, waarna weinig of geen nectar-afscheiding meer plaats vindt

De paardebloem scheidt bij warm zonnig weer veel nectar af en levert de bijen grote hoeveelheden stuifmeel; de honing ervan is echter niet lekker.

Daar, waar deze bloemen in grote getale voorkomen, gaat de ontwikkeling der volken met reuzenschreden vooruit, terwijl men deze honing in de verte al kan waarnemen door de penetrante geur.

De bijenweide wordt helaas hoe langer hoe meer beperkt, door het in cultuur brengen van woeste gronden en het

[pagina 453]
[p. 453]


illustratie
Twee goede honinggevende gewassen.
Links witte klaver (zomerhoning) rechts struikheide (najaarshoning).


[pagina 454]
[p. 454]

zaaien en aanplanten van gewassen, welke geen nectar geven, zoals rogge, haver, aardappelen e.d.

Tot de verbetering der bijenweide kan men heel wat bijdragen, indien dit door de gezamenlijke imkers van een bepaalde streek collectief geschiedt.

Het zaaien van enkele honinggevende gewassen door den enkelen imker, haalt weinig uit; het is echter in ieder geval beter, dan niets te doen,

Kan men door collectieve verzoeken, Rijk, Provincie en Gemeente bewegen, om bij de aanleg van nieuwe parken of wegen, bomen of heesters te laten planten, welke de bijen nectar leveren, dan is hiermede een stap in de goede richting gedaan.

Ook zou men bij het vestigen van grote instellingen, zoals ziekenhuizen, pensionaten e.d., aan de besturen kunnen verzoeken, bij de aanplant van bomen en heesters rekening te willen houden met de belangen der bijenteelt.

Legt men dan een staatje over van honinggevende gewassen, dan is de keuze groot en houdt men vaak rekening met de wensen en belangen der bijenteelt, overeenkomstig het spreekwoord, dat een goed woord veelal een goede plaats vindt.

Men houde niet op, waar mogelijk, aan te dringen op verbetering der bijenweide en geve daartoe zelf een voorbeeld. In dit verband is het initiatief zeer toe te juichen van een imker in de gemeente waar ik woon, welke imker een groot aantal Hemelbomen gekweekt had en deze de gemeente ten geschenke gaf, onder voorwaarde, dat deze bomen, zodra zij daarvoor geschikt waren, geplant werden in de stadsplantsoenen.

Behalve bloemennectar, azen de bijen soms ook nog op afscheidingsproducten van bladeren van sommige gewassen.

Ik bedoel hier de honingdauw.

De afscheiding kan soms zo enorm zijn, dat deze honingdauw als het ware van de bladeren afdruipt.

Vooral komt deze honingdauw voor in zeer hete zomers met daaropvolgende koude nachten bij linde en eik.

Honingdauw kan een uitscheidingsproduct zijn van de

[pagina 455]
[p. 455]

bladeren zelve, doch wordt echter ook wel voortgebracht door blad- en schildluizen, welke dan meestal bladluizenhoning genoemd wordt.

De honingdauw heeft bij de imkers geen goede naam en is als overwinteringsvoedsel ongeschikt.

Het is hier tevens de plaats om, eens na te gaan, hoeveel bijenvolken in een bepaalde streek met succes gehouden kunnen worden, zonder van overbevolking te kunnen spreken.

In het algemeen kan men aannemen, dat de bijen een veld kunnen bevliegen met een straal van ongeveer 3 km., dus hemelsbreedte ongeveer 1/2 à 3/4 uur gaans.

Ik kom tot deze conclusie, omdat men bij het Verplaatsen der bijen, zelfs in de zomer, zonder gevaar te lopen, dat zij de oude standplaats terug vinden, op minstens 3 km. moet rekenen.

Uitzonderingen bevestigen de regel en zo komt het voor, dat bijen, welke verder verplaatst worden, toch nog de oude stand terugvinden.

Gewoonlijk hangt dit af van de plaats van de nieuwe en oude drachtbron.

In een bepaald geval werd, de bijenstal verplaatst naar B en kregen de bijen een nieuw drachtgebied te bevliegen. Dit drachtgebied liep echter nog over een deel van het oude drachtgebied heen, zodat bijen, welke in de richting van het oude drachtgebied, snuffelden, binnen de oude vliegkring terugkerende, de standplaats A weer opzochten.

Hoe dichter de drachtbron bij de bijenstal gelegen is, des te meer uitvluchten kunnen gemaakt worden, des te geringer wordt de kans op volkverlies, des te groter is ook de dagelijkse toename.

Moeten de bijen echter de honing verder weg halen, ligt het drachtgebied dus verder, dan schijnen zij de straal ook groter te nemen, zoals ik b.v. in 1926 gedurende de heidedracht ervaren heb.

Merkwaardig is, dat het ene volk spoediger een drachtbron gevonden schijnt te hebben, dan een ander.

De volgende door mij genomen proef bewijst dit.

[pagina 456]
[p. 456]


illustratie

[pagina 457]
[p. 457]

HONINGGEVENDE LAANBOMEN.
(Zie bladzijde hiernaast.)

Tilia vulgaris, onze alom bekende nectargevende Hollandse linde, Bloeitijd Juni-Juli.
Acer platanoïdes, spitsbladerige Esdoorn, bloeit in Maart-April.
Robinia Pseudacacia, bloeit eind Mei en in Juni en is bekend om zijn heerlijke honing.
Ailanthus glandulosa, Hemelboom, is een boom welke zeer veel honing geeft, Bloeitijd in de zomer.
Acer dacycarpum, witte Esdoorn groeit sterk, doch wegens, zijn slap hout komt hij minder voor laanbeplanting in aanmerking.
Acer Pseudoplatanus, de bekende Esdoorn, welke zeer veel nectar geeft. Bloeitijd April-Mei.
Castanea vesca, tamme kastanje, levert ook vrij wat honing op, bloeitijd Juli.
[pagina 458]
[p. 458]

Op mijn stand had ik een volk ingevoerd, waarvan de bijen lichter van kleur waren dan de oorspronkelijke bijen. Achter enkele struiken plaatste ik verdekt enige borden met suikerwater, waarin een zwak riekend kruid, benevens wat mos, om verdrinken te voorkomen.

Ik wachtte enige minuten en daar kwam een bijtje met het lichte haarkleed aangevlogen, zette zich op het mos neer en deed zich te goed.

Na enige tijd kwamen steeds meer lichtgekleurde bijen op het suikerwater af en ook de andere borden werden bezocht.

Het duurde meer dan een kwartier, vóórdat een bij van de volken met een donkerder pantser op het suikerwater neerstreek.

Zo kan het voorkomen, dat bijen van eenzelfde stand, ja zelfs van eenzelfde stok, een geheel andere vliegrichting nemen en zoals ik meermalen heb waargenomen vlak bij een veld sterk honingende bloemen, druk bevlogen door de bijen, dat enkele bijtjes nietige bloemen aan de slootkanten af zochten en moeite deden het zeer kleine beetje nectar uit die bloemen te puren, terwijl sterke drachtbronnen enkele honderden meters verder de bijen lokten.

Hoeveel bijenvolken tenslotte in een bepaalde streek geplaatst kunnen worden, zonder gevaar voor overbevolking, hangt natuurlijk af van die streek zelve.

In een mager oord kan een aantal bijenvolken van niet meer dan 50 per 20 km.2 reeds te veel zijn, terwijl in een goed drachtgebied dit aantal zeker wel vertienvoudigd kan worden.

[pagina 459]
[p. 459]

Bloeikalender.

  Februari en Maart.
* N S k/s k/h
Anemoon Anemone nemorosa 1-2 wg og
Crocus Crocus sp. 0-2 og lg
Dovenetel (paarse) Lamium purpureum 2-1 - cg
Els Alnus sp. 0-3
Goudveil Chrysosplen, oppositif. 1-3
Hazelaar Corylus Avellana 0-3 g -
Hoefblad (groot) Petasites officinal. 2-3
Hoefblad (klein) Tussilago Farfara 2-3 og dg
Hongerbloempje Draba verna 1-1
Kornoelje Cornus mas 3-2
Madeliefje Bellis perennis 1-1
Muur Stellaria media 2-1
Olm (iep) Ulmus sp. 0-3
Palmboom Buxus sp. 2-3
Peperboompje Daphne Mezereum 2-1
Populier Populus sp. 1-3 g -
Randjesbloem Arabis alpina 2-1
Sneeuwklokje Galanthus nivalis 2-2 - gg
Speenkruid Ficaria verna 2-2
Taxus Taxus baccata 0-4
Viooltje (Maarts) Viola odorata 2-1 - lg
Wilg Salix sp. 4-4 zg dg
Winteraconiet Eranthis hiemalis 1-1
Hondsdraf Glechoma hederacea 3-0
  April.
Aalbes Ribes rubrum 1-1
Aubrietia Aubrietia sp. 2-1
Abrikoos Prunus Armeniaca 2-2
Barbarakruid Barberea vulgaris 2-2
Berberis (gr.blijv.) Mahonia Aquifolium 3-2 g cg
Berk Betula sp. 0-2 r gb
Bloemmuur (groot) Stellaria Holostea 2-1
Druifhyacinth Muscari botryoides 2-1

[pagina 460]
[p. 460]


illustratie



illustratie
BIJENVOLKEN OP HET DRACHTVELD. Boven: Bietenakker met bloeiende knopherik. Onder: Bijen op de zeeaster.


[pagina 461]
[p. 461]

  N S k/s k/h
Dotterbloem Caltha palustris 1-3 rg gg
Esdoorn Acer pseudo-platanus 3-2 gg cg
Herderstasje Capsella bursa pastoris 1-1
Helmbloem Corydalis bulbosa 2-2
Hyacinth Hyacinthus orientalis 2-2 g cg
Hulst Ilex Aquifolium 2-2
Koolzaad Brassica Napus 4-4 cg lg
Kweepeer (Japanse sier) Cydonia jap, sp. 2-2
Kruisbes Ribes Grossularia 4-1 cg gb
Longenkruid Pulmonaria officin. 2-1 - lg
Maagdenpalm Vinca minor 2-2
Muurbloem Cheiranthus Cheiri 2-2
Nagelkruid Geum urbanum 0-2
Olijfwilg Eleagnus edulis 3-1
Paardebloem Taraxacum officin. 4-4
Perzik Amygdalus Persica 2-2 - gg
Pruim Prunus sp. 2-2 gb gg
Sierbes Ribes sanguineum 2-1 g cg
Sneeuwroem Chinodoxa sp. 2-1
Ster hyacinth Scilla bifolia 2-2
Tulp Tulipa sp. 1-3
Veldbies Luzula campestris 0-1
Vogelmelk Ornithogalum umbell. 1-1
Water Drieblad Menyanthes trifoliata 2-0
Wilg Salix sp. 4-4
  Mei.
Aalbes (zwarte) Ribes nigrum 3-1 - r
Aardbei Fragaria sp. 1-1 b lg
Appel Pirus Malus 4-4 g gg
Bosbes Vaccinium Myrtillus 4-1 - r
Brem Sarothamnus vulgaris 1-3
Dalkruid Majanthenum bifolium 2-1
Dovenetel (gele) Galeobdolon luteum 2-1
Dwergmispel Cotoneaster sp. 4-1
Es Fraxinus excelsior 0-2 r b
Esparsette 4-4 gb gg

[pagina 462]
[p. 462]

  N S k/s k/h
Framboos Rubus Idaeus 4-1 w lg
Gaspeldoorn Ulex europaeus 2-1
Gouden regen Cytisus Laburnum 2-2 - gg
Gouwe (stink.) Chelidonium majus 0-1
Heggerank Bryonia dioica 2-1
Hemelboom Aillanthus gl. 4-3 - r
Herik Sinapis arvensis 3-3 dg cg
Jasmijn (boeren) Philadelphus coronarius 2-2
Jasmijn Philadelphus Lemoini 4-2
Judasboom Cercis Siliquastrum 1-3
Judaspenning Lunaria biennis 2-1
Kalmia Kalmia angustifolia 2-0
Kastanje Aesculus Hippocastan. 3-3 dr lg
Keizerskroon Fritillaria imperialus 3-3
Kers Prunus sp. 4-4 gb gg
Koolzaad Brassica napus 2-1
Lijsterbes Sorbus aucuparia 2-2 bg gg
Meidoorn Crataegus sp. 2-2
Mispel Mespilus germanica 4-4
Morel Prunus Cerasus 3-3
Morgenster Tragopogon pratensis 4-4
Ooievaarsbek Geranium sp. 2-1 - gg
Peer Pirus communis 2-1 r gg
Pinksterbloem Cardamine pratensis 2-2
Reigersbek Erodium cicutarium 1-2
Rapunzel Phyteuma nigrum 2-3
Salomonszegel Polygonatum officin. 2-0
Sparren, Dennen Abies en Pinus 0-4 w z
Standelkruid Orchis sp. 3-3
Steenbreek Saxifraga sp. 3-0
Tuinboon Vicia faba 2-1
Vergeet-mij-niet Myosotis 2-2 - gg
Vliegen-orchis Ophrys muscifera 4-4
Bijen-orchis Ophrys apifera 4-4
Weigelia Diervillea sp. 2-1
Zenegroen Ajuga reptans 2-0
Zomerklokje Leucojum aestivum 3-3
Zuurbes Berberis vulgaris 2-1

[pagina 463]
[p. 463]

  Juni.
  N S k/s k/h
Acacia Robina pseudo acacia 4-2 bl -
Alpenroos Rhododendron sp. 3-1 o cg
Blazenstruik Colutea arborescens 3-1
Borage 4-2 - cg
Clematis Clematis resta 1-2 - lg
Ereprijs Veronica sp. 2-2 - lg
Esdoorn Acer pseudo-platanus 4-2 gg cg
Esparsette 4-4 gb gg
Heggerank Bryonia 4-2 - lg
Kattenkruid Nepeta Mussini 2-1 - cg
Klaver (aardbei) Trifolium fragiferum 4-2
Klaver (bast.) Trifolium hybridum 4-2 b cg
Klaver (hop) Medicago lupulina 4-2
Klaver (incarn.) Trifolium incarnatum 4-2
Klaver (rode) Trifolium pratense 2-2 b gg
Klaver (witte) Trifolium repens 4-2 gb cg
Koekoeksbloem Lychnis floscuculi 3-2
Koningskaars Verbascum Thapsus 0-3
Korenbloem Centaurea 3-3 grb gg
Linde grootblad.) Tilia platyphylla 2-1 - gg
Linde (Hollandse) Tilia intermedia 4-2 - gg
Linde (krim) Til. rubra var. euchl. 3-1 - gg
Linde (zilver) Tilia tomentosa 3-1 - gg
Linde (h. zilver) Tilia petiolaris = alba 3-1 - gg
Look (ui) Allium sp. 3-1
Lucernklaver Medicago sativa 3-0
Lupinen Lupinus luteus 0-2 - o
Monarda 4-3 - cg
Mosterd Sinapis alba 3-3 cg gg
Pap. of Klaproos Papaver sp. 0-2 - z
Phacelia Phacelia tanacetifolia 4-1 b cg
Pruikenboom Rhus cotinus 2-1
Rapistrum (overbl.) Rapistrum perenne 3-0
Reseda Reseda odorata 2-4 gb gg
Salie Salvia pratensis 3-1 w cc
Schorseneer Scorzonera hispanica 2-1

[pagina 464]
[p. 464]

  N S k/s k/h
Schurftkruid Scabiosa 3-1 r lg
Slangenkruid Echium vulgare 2-1
Sneeuwbes Symphoric. racemosus 3-1
Vlier Sambucus sp. 1-1
Vlambloem Gaillardia sp.
Spurrie Spergula arvensis 2-2
Vetkruid Sedum sp. 1-0
Vuilboom Rhamnus frangula 4-1 - gg
Zonneroosje Helianthemum sp. 1-2
  Juli.
Adderwortel Polygonum Bistorta 2-0
Alant Inula Helenium 2-2
Andoorn Stachys arvensis 3-1
Anijs Pimpinella Anisum 3-0
Asperge Asparagus officinalis 3-3 - cg
Augurk Cucumis sativus 3-2
Alsem Artemisia Absinthium 3-1
Bereklauw Heracleum 2-2
Boekweit Polygonum Fagopyrum 4-2 og gb
Boerenwormkr. Chrysanthemum vulg. 3-1 g lb
Bonen Phaseolus sp. 3-0
Braam Rubus fruticosus 4-3
Bruidssluier Gypsophila paniculata 3-2
Kastanje (tamme) Castanea sativa 3-2 dr lg
Distel Carduus sp. 3-1 v gg
Dopheide Erica tetralix 4-1
Duizendkn. (hegge) Polygonum dumetorum 2-0
Engelwortel Angelica silvestris 2-0
Esparsette 4-4 gb gg
Goudsbloem Calendula sp. 0-2
Honingklaver Melilotus sp. 4-3
Hyssop Hyssopus officinalus 3-1
Kaardebol Dipsacus sp. 2-0 - lg
Kaasjeskruid Malva sp. 2-1
Kattenkruid Lytrum sp. 3-0
Klokje Campanula sp. 2-2 zg lg
Knautia Knautia arvensis 3-1

[pagina 465]
[p. 465]

  N S k/s k/h
Kogeldistel Echinops banaticus 3-2
Kruisdistel Eryngium campestre 3-1
Komkommer Cucumis sativus 3-2 g gg
Kool Brassica sp. 3-2
Lamsoor Statice Limonium 3-2
Leeuwentand Leontodon autumnalis 3-2 or dg
Look Allium sp. 3-1
Liguster Ligustrum vulgare 3-1
Lobelia Lobelia fulgens 3-0
Marjolein Origanum vulgare 2-1
Meloen Cucumis melo 2-1
Munt (water) Menta aquatica 2-0
Nigella Nigella arvensis 2-2
Ogentroost Euphrasia nemorosa 2-1
Perzikkruid Polygonum Persicaria 3-3
Serradella Ornithopus sativus 3-1 - lg
Slaapmuts Eschscholtzia sp. 2-2
Stalkruid Ononis spinoza 2-0
Streepzaad Crepis biennis 2-2
Teunisbloem Oenothera Lamarckiana 3-3
Thijm Thymus Serpyllum 3-1 - gg
Wilgenroosje Epilobium angustifol. 3-2 lg gg
Wingerd Vitis 1-2
Venkel Foeniculum officin. 3-0
Water weegbree Alisma plantago 3-0
Zandblauwtje Jasione montana 3-2
Zonnebloem Helianthus annuus 3-3 og dg
  Augustus.
Zwaluwtong Polygonum Convolvulus 2-0
Althaeaboompje Hybiscus syriacus 3-0
Aster Aster 1-2
Cichorei Cichorium Intybus 3-1
Fijnstraal Erigron 1-3
Gulden Roede Solidago sp. 2-2 - dg
O.-I. Kers Tropaeolum majus 2-2
Peperstruik Clethra alnifolia
Struikheide Calluna vulgaris 4-2 w rb

[pagina 466]
[p. 466]

  N S k/s k/h
Zeeaster 4-2 - g
  September.
Klimop Hedera Helix 2-4 g cb
Struikheide Calluna vulgaris 4-2 w rb

N = nectar, S = stuifmeel.

k/s = kleur stuifmeel, k/h = kleur honing.

Betekenis der cijfers:

1: gering; 2: matig; 3: goed; 4: veel; 5: zeer veel.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken