Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt
Afbeelding van Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteeltToon afbeelding van titelpagina van Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.44 MB)

Scans (41.79 MB)

ebook (24.94 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

monografie
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt

(1941)–Joh. A. Joustra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 443]
[p. 443]

Hoofdstuk XXIII.
De boekhouding van den imker.

Teneinde op de hoogte te blijven of de bijenhouderij voordeel oplevert of dat er geld bij moet (sommige imkers menen, dat bij een bij steeds ‘bij’ moet), zal het goed zijn, dat men er een boekhouding op na houdt, welke echter zeer eenvoudig kan zijn.

Hiervoor kan men zich het gemakkelijkst een in de handel verkrijgbaar tabellarisch kasboekje aanschaffen, waar men op de linker bladzijde de inkomsten boekt, en op de rechter de uitgaven.

Onder de inkomsten geeft men in de tabellen de volgende hoofden: Raathoning, Slingerhoning, Pershoning, Was, Ruw werk, Zwermen, Korfvolken, Kastvolken en al die zaken, welke men verkocht heeft.

Wat betreft de rubriek zwermen, boekt men hieronder óók de van eigen volken afkomstige zwermen, welke men opzet. Op de rechterzijde boekt men de volgende kolommen: Abonnement Bijentijdschrift, Lidmaatschap Vereniging, Accijnsvrije Suiker, Imkersbenodigdheden, Vrachtkosten e.d.

Telt men nu aan het eind van het jaar elke kolom op, dan zal een aftreksommetje doen zien, of men met voor- of nadeel geïmkerd heeft.

Men zal niet kunnen ontkennen, dat deze boekhouding al zeer eenvoudig gehouden is en zien, dat het arbeidsloon verwaarloosd is.

Men komt daardoor dus niet tot een netto winstbedrag. Zou men de boekhouding meer gecompliceerd samenstellen, dan zou b.v. een gekochte kast niet voor 100 % op het jaar van aanschaffing mogen drukken, doch voor slechts b.v. 10 %, omdat de levensduur van een kast on-

[pagina 444]
[p. 444]

geveer op 10 jaar geschat wordt.

Hiervoor is echter een andere, uitgebreider boekhouding nodig en is het samenstellen van een zgn. Grootboek noodzakelijk.

Een niet al te onsolied gebouwde stand houdt het wel 10 jaar uit, doch enkele kleine ingrediënten, zoals pijpen, sluiers, voederflessen e.d. hebben een kortere levensduur en men mag daarvoor gerust 15 à 20% per jaar afschrijven.

Ontvangsten

Datum Naam en adres Zwerm Onkosten Bevolktekasten Slingerhoning Totaal
1941   f f f f f
Juli 15 A. Bijenkorf, Amsterdam 6.- 0.80 6.80
Juli 30 S. Jansen, Amsterdam 1.- 25.- 26.-
Aug. 7 Honinghuis, den Haag 150.- 150.-
  Transport 6.- 1.80 25.- 150.- 182.80

Uitgaven

Datum Naam en adres Contr. Flacon Korf Totaal
1941 f f f f
Jan. 1 Contributie Veren. bijenteelt 2.- 2.-
Jan. 10 Glashand A'dam 45.- 45.-
Apr. 8 Jan Moes 20.- 20.-
  Transport 2.- 45.- 20.- 67.-

[pagina 445]
[p. 445]

Men telt de afschrijving bij de rubriek uitgaven, waardoor het winstcijfer dus verminderd wordt.

Wil men nog nauwkeuriger te werk gaan, dan berekent men ook rente kapitaal, b.v. 4 %, en arbeidsloon.

Wat dit laatste betreft, wordt deze rubriek gewoonlijk met opzet verwaarloosd, omdat de imkerij toch als regel een vak is voor de vrije uren.

Op voorgaande pagina treft men zo'n blaadje uit het imkersboek aan als voorbeeld.

Dit staatje is natuurlijk verre van volledig, doch men kan wijzigen en aanvullen naar behoefte.

De voornaamste boekhouding, welke de imker moet voeren, is die welke zijn bijenvolken zelve betreffen, het is een soort familiegeschiedenis zijner volken.

De imker dient geheel op de hoogte te zijn van het karakter van zijn volken en de mutaties, welke zich in een bijenvolk voordoen.

Een gebrekkige aantekening is vaak meer waard, dan een goed geheugen, waarom eenvoudige imkers zich dan ook wel behelpen met steentjes, oognagels, kippeveren e.d., welke zij op de korven leggen of bij het vlieggat steken.

Heeft b.v. een volk gezwermd, dan wordt een steen op de korf gelegd; een bij het vlieggat gestoken oognagel betekent vaak, dat het zwermen bij dat volk is afgelopen.

Wordt een volk van moerloosheid verdacht, dan wordt b.v. een kippeveer bij het vlieggat gestoken, e.d.

Dergelijke ‘boekhouding’ heeft slechts voor den imker waarde, als hij vaste tekens gebruikt en reikt slechts tot het eind van het bijenjaar, ja vaak niet eens zover. Voor de geschiedenis gaat zij verloren en het is juist voor den imker minstens wenselijk, dat hij precies weet welke hoedanigheden zijn volken, elk voor zich, hebben.

In hoenderparken maakt men gebruik van contrôle-nesten; om er achter te komen, welke hoenders productief en welke inproductief zijn.

Van het rundvee wordt aangetekend, hoe hoog de melkopbrengst en hoe hoog het vetgehalte is.

Wat weet men omtrent de rentabiliteit der bijenvolken? Meestal zijn de volken gehuisvest in gelijksoortige wo-

[pagina 446]
[p. 446]

ningen, b.v. ronde korven, welke door vervoer naar de verschillende drachtgebieden meermalen verplaatst worden, zodat men niet meer weet met welke kolonie men te doen heeft.

Hoogstens kan men nog nagaan, of men met een afgezwermde stok, vóór- of nazwerm te doen heeft.

Tot overmaat van ramp worden dan in het najaar de volken gedreven en in September de vette afgeslacht, en meermalen korven ‘omgezet’, omgevoederd enz, zodat men tenslotte niet meer kan nagaan, welk volk nu werkelijk uit zichzelf productief is, of misschien ten koste van heel wat werk en voeder productief (?) is gemaakt.

Dit alles is te voorkomen, indien men zich de kleine moeite getroost, alles wat van belang kan zijn, van zijn volken aan te tekenen.

Ogenschijnlijk lijkt dit een tijdrovend werk en een ingewikkelde geschiedenis; inderdaad vergemakkelijkt en bespoedigt dit aantekenen de werkzaamheden ongemeen.

Wie een stand van enige omvang te behandelen heeft, heeft aan een goed geheugen weinig, omdat de werkzaamheden aan verschillende volken soms zó uiteenlopend en de verhoudingen soms zó verschillend zijn, dat men zonder aantekeningen steeds weer in een doolhof wandelt.

Het is niet nodig hierover uitvoerig te schrijven; elk denkend imker zal dit grif moeten toegeven.

Men kan zich de zaak heel eenvoudig en toch doeltreffend maken.

Legt men b.v. in elke bijenkast boven op het dekkings-materiaal een stuk karton, met het nummer van het volk in de linker bovenhoek, dan wordt men bij het openen van een bijenwoning steeds aan dit aantekenen herinnerd. Bovendien kan men steeds zien, wat er eerder met het volk gebeurd is, zodat men, vóór men de dekking afneemt, reeds geheel met de geschiedenis van het volk vertrouwd is.

Zijn de aantekeningen nauwkeurig geschied, dan bemerkt men b.v. dat een bepaald volk het vorig jaar zwak de winter doorkwam, maar zich later in het jaar vlug herstelde.

[pagina 447]
[p. 447]

Misschien is dit het jaar daarop óók het geval en met afstammelingen van het volk eveneens.

De karaktertrek van zo'n volk is dus: zwak door de winter, maar een fikse broeder, zodat de achterstand steeds ingehaald wordt.

Bij een ander volk lezen we, dat het reeds vroeg een zwerm gaf en we treffen die zwermlust mogelijk ook bij familie van dit volk aan.

Men typeert vaak met een enkel woord een karakter. De typische naam van laatsgenoemd volk is ‘Zwermduivel’, Wenst men nu dergelijke zwermduivels niet op zijn stand, dan voert men hen successievelijk af en vervangt de moeren door die van een zwermtrage stam.

Aan het eind van het bijenjaar, of gedurende de lange winter-avonden verzamelt men deze kaarten en schrijft ze over in een boek. En terwijl de bijtjes haar winterrust genieten en dromen van paarse heidevelden en aromatisch riekende lindebloesem, zit de bijenvader bij de warme haard en maakt nu hier weer een geheel bijenjaar mede, interesseert zich voor de geschiedenis van elk zijner volken en bepeinst, hoe hij het komende jaar zal handelen, om de productiviteit nog hoger op te voeren.

In gedachten ziet hij het mooie broednest van zijn volk A, en de telkens terugkerende honingrijkdom van volk B en hij overweegt of uit een paring van deze beide niet een flinke stam, een stamvolk is te fokken.

Men heeft het den imker gemakkelijk gemaakt en bij den uitgever dezes verschijnt jaarlijks een Almanak voor imkers, welke behalve enige goede raadgevingen, ook staatjes bevatten, waar men zijn aantekeningen op zeer gemakkelijke wijze kan neerpennen.

Op de volgende bladzijde vindt ge zo'n staatje.

Door invulling met cijfers 1-10 en enkele korte tekens, heeft men in een oogwenk het gehele bijenhuishoudentje op een bepaalde tijd geboekt en hebben deze aantekeningen ook voor later waarde.

Hoewel niet bij de boekhouding behorende, is het hier tevens de plaats om de aandacht te vestigen op het ‘merken’ van de koningin.

[pagina 448]
[p. 448]


illustratie

Onmiddellijk nadat een moer bevrucht en aan het eieren leggen is, vangt men haar uit en geeft haar op het rugschild een stipje verf.

Geeft men b.v. het ene jaar een rood kleurtje, het tweede een blauw en het derde een geel, dan weet men precies van welk jaar een moer stamt.

Busjes van deze verf zijn in de handel verkrijgbaar, maar ook eenvoudig zelf samen te stellen. Men gebruikt hiervoor blanke spiritusvernis en mengt daar de gewenste kleur poederverf doorheen. Met een aangepunt lucifershoutje, of een fijngepunte veer of een fijn penseeltje brengt men een klein stipje verf op het rugschild van de moer, laat de verf drogen, hetgeen slechts enkele seconden vergt, en zij is voor haar leven getekend. Een prima tekenstift maakt men van een penhouder, waarin een speld gestoken is. De kop van de speld dient als tekenstift.

Een keurige manier van merken is het zgn. Staniol-merken. Het rugschild wordt met wat spiritusvernis nat gemaakt en vervolgens een klein staniol-plaatje er op gedrukt. Handige apparaatjes hiervoor zijn in de handel.

Dat tekenen van de moer is geen heksenwerk. Men neemt haar van de raat, door haar met duim en wijsvinger der linkerhand bij de vleugels te vatten.

De moer hangende aan de vleugels, beter nog, steunende met de poten op een stuk raat, brengt men vlug en vaardig een stipje verf op het rugschild, laat het even drogen en

[pagina 449]
[p. 449]

geeft de moer weer aan haar volk terug. Onnodig te zeggen, dat men moet waken voor bekladden van voelsprieten, vleugels, poten enz. Oefent U op dar en werkbij!

Het is ook nog op andere manieren mogelijk. In de handel zijn zgn. tekenstoeltjes verkrijgbaar, bestaande uit een ring, waar wijdmazige tule overheen gespannen is.



illustratie
Tekenstoeltje.


Hieronder wordt de moer op de raat gevangen gehouden en het rugschild gemerkt.

Dergelijke stoeltjes zijn zeer geschikt, indien men zeer fijne merken wil aanbrengen, om bepaalde reden misschien van verschillende kleur. Als derde methode wordt wel eens de moer uitgevangen en in een moerkooitje opgesloten, waarna men dit een kwartiertje in de broekzak houdt.

Daarna laat men haar uit het kooitje op een honingraat (zonder bijen!) lopen.

Daar zij door het kwartiertje vasten grote honger gekregen heeft, zal zij spoedig haar kop in een honingcel steken en komt het rugstuk prachtig vrij om het merk er op aan te brengen.

Een methode voor erg onhandige imkers is de volgende: Aan een gespleten houtje (een soort mik je) bevestigt men een elastiekje. Met dit elastiekje drukt men de moer op de raat vast en kan men haar rustig tekenen. Elastiekje op het borststuk drukken. De tekening geeft voldoende verklaring.



illustratie

Ook kan men b.v. in oneven jaren de linker- en in even jaren de rechtervleugel knippen. Waar de moeren zelden langer dan 2 jaren worden gehouden, voldoet dit ook en men heeft dan tevens het voordeel, dat de voorzwerm niet ontkomt.

Door een nauwgezette boekhouding en het geregeld merken van zijn moeren, bespaart men

[pagina 450]
[p. 450]

zich vele verrassingen en, al lijkt het misschien op het oog wat vreemd, men bespaart zich ook veel werk.

Zo ooit, dan is hierbij de spreuk van toepassing:

‘Wie schrijft, die blijft!’.


illustratie



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken