Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kleine bijenboek (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kleine bijenboek
Afbeelding van Het kleine bijenboekToon afbeelding van titelpagina van Het kleine bijenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.00 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kleine bijenboek

(1950)–Joh. A. Joustra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

Hoofdstuk XIV.
Wat doen we in deze maand?

October. Na 15 October moet op de bijenstand zoveel mogelijk rust heersen; de bijen zijn ingewinterd. Alle gereedschappen worden schoongemaakt en opgeborgen. Stukken raat, welke niet meer te gebruiken zijn, worden tot ballen saamgeknepen en bij voldoende hoeveelheid gesmolten; beter is het een zonnewassmelter aan te schaffen en direct zodra ge wat raatwas hebt deze in die smelter doen, maar daarvoor komt alleen de zomer in aanmerking.

Er is nu weinig of niets aan de bijen te doen, alleen wat toezicht houden, dat de beginnende winterrust niet gestoord wordt.

 

November. Wat voor October geldt, geldt in nog groter mate voor November: rust en nog eens rust op de bijenstand. Muizen willen zich nogal eens graag nestelen onder en soms in de bijenkasten waar zij zich aan honing (huismuis) of aan bijen (veldmuis) te goed doen en de bijen voortdurend in onrust houden.

Strooi muizentarwe als ge onraad vermoedt; laat ook geen kippen tot de bijenwoningen toe. Lees veel over de bijen en bezoek lezingen en vergaderingen waar over de bijen gesproken wordt.

 

December. In deze maand kan het soms geducht vriezen en sneeuwen. Als Uw bijen goed ingewinterd zijn, behoeft ge U voor lage of zelfs zeer lage temperaturen niet bevreesd te maken; ze zullen niet bevriezen. Wel dient ge de sneeuw voor de stand te verwijderen.

De wintermaanden zijn voor de imker knutselmaanden. Kleine voor de bijenteelt nodige werktuigen maakt hij zelf, ledige woningen kan hij een verfje geven en verder wacht hij maar rustig af.

[pagina 71]
[p. 71]

Januari. Ook voor deze maand geldt hetgeen voor December is gezegd. Het kán echter voorkomen, dat Januari enkele warme dagen geeft en indien de temperatuur plm. 10 à 12 graden Celcius bedraagt, zullen de bijen een reinigingsvlucht houden. Zij ontdoen zich dan van de gedurende de winter in hun endeldarm opgehoopte afvalstoffen en kunnen dan weer geruime tijd van de winterrust genieten.

Zorg ervoor, dat vóór de bijenwoningen wat stro, matten, rijshout of iets dergelijks ligt, want bij thuiskomst gaan de bijen nogal eens op de grond uitrusten en door de koude verkleumen ze en kunnen de woning niet meer bereiken. Dit geldt vooral, indien er sneeuw voor de stand ligt.

Heeft zo'n reinigingsvlucht plaats gehad, dan kunt ge U wel eens overtuigen of de dekkleedjes niet vochtig zijn geworden. Verwissel deze met droge, doch stoor de bijen ook nu niet meer dan nodig is.

Veeg de voor de stand liggende dode bijen op en verbrandt deze. Ge hebt dan minder last van de mezen en eventueele ziektekiemen vernietigt ge.

Rust is nu ook nog noodzakelijk.

 

Februari. De zon stijgt hoger en daarmede wordt de activiteit in de bijenwoning aangewakkerd. Hoe gaarne we ze in actie zien, zorg er voor, dat de bijen niet meer buiten komen, dan hoogst noodzakelijk is. Zorg er b.v. voor, dat de vlieggaten niet door de zon beschenen kunnen worden. Scherm het vlieggat af, doch maak het niet dicht. Hoe rustiger het is, des te beter zal de overwintering verlopen.

Bij stijgende temperatuur zullen er al eitjes gelegd worden, al zijn het er aanvankelijk niet veel. Er is nu water nodig en ge zult dan ook herhaaldelijk enkele bijen zien uitvliegen om dit te halen.

Ge kunt dit moeilijk verhinderen, doch als ge dit op eenvoudige wijze kunt doen, sprenkel dan wat water over de bijen, b.v. één keer per week; natuurlijk niet bij vorst.

 

Maart. In Maart wordt het bedrijviger op de bijenstand. De bijen vliegen meer geregeld uit en ze halen zelfs op vroege planten stuifmeel.

(Vervolg op pag. 74)

[pagina 72-73]
[p. 72-73]

Tabellarisch overzicht der voornaamste feiten uit de Bijenteelt



illustratieuitvergroten
Overgenomen uit het Maandschrift voor Bijenteelt


[pagina 74]
[p. 74]

(Vervolg van pag. 71)

Dit uitvliegen moet ge niet beletten; laat ze maar begaan. Bij sneeuwbuien of stormvlagen zullen er wel bijtjes omkomen, maar daar kunt ge weinig aan doen. Neem het maar op de koop toe.

Op een echte warme dag gaat ge Uw volken inspecteren. Korven worden omgedraaid, kasten opengemaakt, doch niet meer en verder, dan noodzakelijk is om U te overtuigen of alles wel in orde is.

Hebt ge de bijen voldoende wintervoedsel meegegeven, dan behoeft ge U thans niet ongerust te maken, dat ze van honger zullen omkomen. Hebben ze weinig voedsel meegekregen, dan dient ge U te overtuigen of ze gebrek hebben. Ge zult dan direct moeten ingrijpen, b.v, door op de kasten onder de dekkleedjes een borstplaat te leggen welke ge eerst in lauw water hebt gedompeld. Bij korven kunt ge zo'n borstplaat tussen de raten steken en met een spijl vastmaken.

Hebt ge stukken raathoning, dan is dat nog beter.

Als ge de volken inspecteert, maak dan tevens de bodemplanken schoon, niet door alles op de grond te vegen, doch door onreinheden grondig op te ruimen.

In de tweede helft van deze maand, bij goed weer, kunt ge het broeden wat bevorderen door de bijen elke dag een halve jampot suikerwater te geven, 1 deel suiker, 1 deel water, liefst in lauwwarme toestand.

Bij kasten kunt ge eerst nog de honing van de raampjes waarop zich broed bevindt met een etensvork stukkrabben. Besteed er echter niet teveel tijd aan; de volken mogen niet afkoelen. Dek ze daarna weer goed warm toe.

 

April. Nu vliegen de bijen iedere dag geregeld uit en er is vaak grote drukte aan het vlieggat. Ge kunt aan het drukke in- en uitvliegen wel zien, dat er buiten gehaald wordt, stuifmeel en nectar.

Vooral stuifmeel hebben de bijen nu nodig. Het broednest neemt grotere afmetingen aan. Laat de bijen het in geen geval aan voedsel ontbreken, vergis U niet, want druk in- en uitvliegen betekent niet altijd, dat ze onze zorg niet meer nodig hebben.

Het groeiende broednest heeft zeer veel voedsel nodig en het is zeker nodig, dat ge U b.v. om de 10 dagen overtuigt, dat ze voldoende hebben. Waar nodig ontzegelt ge de honing welke

[pagina 75]
[p. 75]

zich op de broedraten bevindt. De bijen krijgen dan meer ruimte voor het broednest.

Wie in de gelegenheid is naar de fruitstreken te gaan, verzuime dit niet, al zal de beginner zijn bijen liever thuis houden. Zorg er echter in ieder geval voor, dat de bijen niet zonder voedsel op reis gaan.

Als ge dit in Maart nog niet gedaan hebt, richt dan een drinkgelegenheid voor de bijen in op een beschut plaatsje; ge bespaart hen dan verre koude vluchten en spaart bijen.

 

Mei. Dit is de maand van het volle leven. Overal bloeien bomen, planten en heesters en vele daarvan bieden de bijen stuifmeel en nectar. Bij gunstig weer brengen ze heel wat binnen en ge kunt nu bij sterke volken de honingkamer opzetten. Krijgen de bijen plaatsgebrek in de broedkamer, dan tijdig een broedbak eronder plaatsen. Sommige korfvolken zullen al zwermplannen maken en soms doen de kastvolken dit ook. Van de eerste bevordert ge dit, van de laatste houdt ge dit zoveel mogelijk tegen door steeds meer ruimte te geven.

Volken welke bij de andere achterblijven, kunt ge versterken met een raampje uitlopend broed uit de sterkere volken. Korven kunnen we met een sterk korfvolk van plaats verwisselen, doch alleen gedurende goed weer en behoorlijke dracht.

Maak eventueel nieuwe woningen gereed voor het huisvesten van zwermen. Hebt ge op fruit of koolzaad reeds honing gewonnen, slinger dit dan uit de ramen, doch laat het volk ook nog wat voor de kwade dag behouden.

Bij aanhoudend slecht weer moet ge Uw volken geregeld kleine porties voer geven, ook al hebben ze nog voldoende.

 

Juni. Korfvolken welke nog niet gezwermd hebben moeten dit in de eerste week van Juni doen, anders moet ge jagers maken.

Denk er aan, dat ge de jagers meer dan een half uur van huis moet brengen, anders vliegen vele bijen weer terug. Ge kunt echter ook de jagers op de plaats van het moedervolk zetten en dit ergens anders in de stand, mits niet vlak naast de jager plaatsen. Maak de jager in dit geval erg klein, b.v. hoogstens ½ kg. bijen.

[pagina 76]
[p. 76]

Het verdere zwermen belet ge zoveel mogelijk, om niet te kleine volken te krijgen.

Bij kasten zult ge dikwijls moeite hebben het zwermen te beletten. Kunt ge het niet houden, maak dan een kunstzwerm, indien ge omstreeks half Mei de oude moêr niet hebt weggevangen.

Denk er aan, dat in ieder geval vóór de laatste week van Juni al de jonge moêren bevrucht moeten zijn; de volken krijgen dan nog veel bijen voor de heidedracht.

 

Juli. Tot ver in Juni ging het broeden in stijgende lijn; in Juli neemt de intensiteit ervan gaandeweg af. De meeste voor de bijen geschikte drachtbronnen naderen hun einde en de honingslinger zal in de tweede helft van Juli wel in gebruik moeten worden genomen. Behandel de honing zindelijk en sluit de potten en dergelijke goed af.

Houd een oogje in het zeil bij de opgezette zwermen, laat het ze aan niets ontbreken. Bij korven moeten we - zonodig - de bouw regelen. Vroege zwermen hebben nog wel eens neiging zich weer op zwermen te gaan toeleggen. Voorkom dit in ieder geval, desnoods door alle bijen in een lege korf te kloppen, deze op de plaats te zetten van het oorspronkelijke volk en dit goed dichtgebonden ongeveer 24 uur op een warme plaats te zetten. Daarna de bijen er weer opslaan en de andere korf wegnemen.

Lijkt U dit gemakkelijker, dan kunt ge, inplaats van afjagen, ook een vlieggat aan de achterkant van de korf snijden, het voorste vlieggat sluiten en de korf andersom zetten. Dit wil ook nog wel eens de gewenste resultaten geven.

 

Augustus. Waar geen dracht meer is beginnen we in de tweede helft van deze maand de bijen enkele malen per week te voeren met een jampot vol suikerwater (2 delen water en 1 deel honing of suiker). We houden dit vol tot ongeveer half September.

Wie naar de heide wil reizen zorgt ervoor, dat hij zijn volken omstreeks de 10e op de plaats van bestemming heeft staan.

Neem de nodige maatregelen daarvoor en sluit vooral de vlieggaten vóór het vertrek goed dicht. In de honingkamers hangt ge raampjes met een streepje kunstraat. Korven worden op de

[pagina 77]
[p. 77]

kop of liggend vervoerd; vlieggat boven. Zorg voor een afsluiting met een ijle bijendoek.

Wees op de heide voorzichtig met vuur en zorg ook voor een drinkplaats in de nabijheid der volken. Dek de korven met een heideplag of asphaltpapier af. Leg onder de korven stro of planken.

 

September. Uiterlijk de 10e van deze maand haalt ge Uw volken van de heide terug. Oogst niet eerder, dan nadat de bijen zich op de nieuwe standplaats hebben ingevlogen, dus b.v. 2 dagen na thuiskomst indien het in die tijd vliegweer was, anders nog enige dagen wachten.

Na het oogsten de bijen met kleine porties voer tot het leggen van veel eieren opwekken. Elke dag een jampot vol; niet meer (zie Augustus).

De volken welke thuisgebleven zijn kunnen omstreeks 15 September afgevoerd worden met vrij dikke suikerstroop (2 suiker, 1 water). De heidevolken voeren we ongeveer 3 weken na thuiskomst af, doch we zorgen ervoor, dat het voederen uiterlijk 10 October afgelopen is.

De korfimker kan nu ook oogsten, zijn enige oogst in het jaar. De volken gaan daarbij verloren, tenzij we de bijen bedwelmen met salpeterdamp en ze weer opnieuw opzetten in ledige korven met voorbouw of op z.g. werkkorven slaan (korven met ratenbouw). Ze zullen echter een harde dobber hebben en gewoonlijk doet men dan twee of drie volken bij elkaar, om toch nog een behoorlijk volk te kunnen opzetten. Ze hebben natuurlijk heel wat meer voedsel nodig, dan de volken waarvan niet geoogst werd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken