Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vallende vogels (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vallende vogels
Afbeelding van Vallende vogelsToon afbeelding van titelpagina van Vallende vogels

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vallende vogels

(1934)–Mathias Kemp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]

XI. Bewondering van anderen

De dorpsjongens berustten erin, dat een vreemde - en nog wel een Pruis - hun een van de mooiste meisjes had weggekaapt en de kwezeltjes zwegen, toen Willy, min of meer geregeld, 's Zondags naar de kerk ging.

Demerrel had gehoopt, dat de relatie van zijn dochter met Oberhoff hem nieuwe klanten opleveren zou: Duitsche beambten en werkmeesters. Dat bleek niet het geval. Willy was een geïsoleerde, die zich hooghartig afzonderde. Bovendien voelde hij een hevigen afkeer tegen den, naar zijn smaak, wat ordinairen Belg, dien kletsmeier, die zoo graag pronkte met zijn slecht Fransch en nòg beroerder Duitsch. Met een zekere levenswijsheid troostte de herbergier zich: Willy was de eerste van Sanneke. Er zouden er nog wel volgen. Met hoeveel meisjes hij gevrijd had voor hij trouwde, herinnerde hij zich niet meer. ‘Ketteke zal nog wel wat katers verslijten’, spotte hij eens grof en onvoorzichtig en al wat iets tegen zijn dochterke had colporteerde die woorden verder.

Sanneke en Willy gingen 's Zondagsmiddags uit, naar Maastricht, Valkenburg en Visé. Zij

[pagina 73]
[p. 73]

hield van dansen, maar durfde het niet bekennen, sinds ze gemerkt had dat hij dit een inferieur vermaak vond. Inderdaad voelde hij er minder voor, doch wilde haar dat plezier niet ontnemen.

In de dorpen van de omgeving mankeerde het aan dansgelegenheden allerminst. Het jonge volk van Maastricht trok er naar toe, omdat het de gelegenheden daar te populair of te dichtbij vond. Daar moest Sanneke niets van hebben; met het chique doende stadscrapule wilde ze zich niet inlaten. In een dancing te Maastricht hielden ze het een uur uit, toen bemerkten ze, dat de meisjes avontuurlijke werkstertjes waren en de heeren, vaak jongelui van beteren huize, ingebeelde Don Juans.

Valkenburg en Ile Robinson in Visé wisselden elkander voortaan af. Sanneke Demerrel, die zich als een dame wist te kleeden en voor te doen, die aardig Fransch en Duitsch begon te praten, trok al spoedig de aandacht. Het ontging haar niet en Willy evenmin. Bovendien gaf ze zich, met ingehouden hartstocht, aan het dansen over. Oberhoff merkte aan het entrain waarmee ze zich bewoog, aan de schittering van haar oogen en de verhoogde kleur van haar wangen, dat de dans primitieve instincten van vermaak in haar

[pagina 74]
[p. 74]

opleven deed. Het stemde hem critisch, al vond hij het, voor een meisje, geen ongewoon verschijnsel.

Overigens poogde Sanneke met hart en ziel in zijn gevoels- en geestesleven door te dringen. Omdat ze van hem hield op de eerste plaats, maar eveneens omdat ze wel wist dat haar mankeerde, wat hij in overmaat bezat: algemeene ontwikkeling. Ze toonde een merkwaardig aanpassings- en aanvoelingsvermogen, haar goeden wil was soms roerend, doch verhinderde niet, dat men weleens merkte hoe veel hooge en mooie dingen haar in wezen toch niet interesseerden of in essentie onbegrepen bleven.

‘Tot op zekere hoogte kunnen we geestverwanten worden,’ mediteerde Willy vaak, zich overigens troostend met de gedachte dat de intelligentie, zelfs van academisch gevormde vrouwen, in den regel niet hooger bleek. Tenslotte verlangde hij op dit gebied niet overmatig veel van Sanneke. Ze hoefde Einstein, Bergson of Maritain niet te doorgronden. Ze mocht zijn Gudrun blijven, een soort Asschepoetstertje, dat eenmaal zijn prinsesje worden zou. Misschien wist ze zich wel tot kunstenaresse van de gevoelige plaat te ontwikkelen. Hij kocht haar daarom

[pagina 75]
[p. 75]

boeken over moderne, artistieke fotografie. Ketteke nam voortaan haar kiekjes op futuristische manier, intuïtief trof ze goede composities, maar de tekst der geleerde Duitsche vakwerken ging boven haar bevattingsvermogen. Nadere uitleg ervan vragen durfde ze niet goed.

Toch stond beiden nog niet helder voor den geest wat ze voor de toekomst wilden. Ze konden zich de komende tijden niet anders meer denken dan vereenigd met elkaar. Over trouwen werd intusschen nog niet gesproken en haast even weinig gedacht. Ze vonden behagen in elkaar, hielden echt van elkander en dat schonk rijkdom, warmte en rust, gaf het leven een doel.

Hun Zondagavonden brachten ze in Visé of Valkenburg door. In lange wandelingen trokken ze erheen. Sanneke toonde zich geestdriftig voor de natuur, maar het leek Willy soms of ze iets van buiten had geleerd, of ze met wil en verstand bewonderde wat haar gevoel had behooren te raken. Soms vroeg hij zich af of hij niet al te critisch werd en herinnerde zich onrechtvaardige beoordeelingen van vroeger. Hij wantrouwde soms zijn eigen waarnemingsvermogen.

Daarom wilde hij langen tijd niet opmerken, niet alleen dat Sanneke in de dancings zeer de

[pagina 76]
[p. 76]

aandacht trok en veel werd gevraagd, maar evenmin dat ze er kennelijk - zij het wat verholen - plezier in kreeg. Inderdaad ontbloeide een naieve behaagzucht in het overigens simpel gebleven dorpsmeisje. Ze had haar droomen en idealen, ze voelde zich fijner dan anderen en wilde hooger, doch dat alles bleef vaag en haast zonder zelfzucht en ijdelheid. Ze was van nature fijngevoelig en stootte zich telkens aan de grove dingen van het leven. Daarom wilde ze anders. Als kind zag ze in Achiel de verwezenlijking van dat andere.

Soms moest ze, wat van hem aan herinneringen restte, vergelijken met Willy. Dan kwam Achiel haar bijna onaardsch voor; geen engel en ook geen mensch, iemand buiten en boven het leven, 'n wezen uit een boek, een vaag ideaal. Willy was anders, fel en echt als het leven, minder droom en toch vervuld van zooveel hooge en vreemde dingen, die ze graag geheel en al begrijpen wou. Maar ze begon ook andere mannen te ontmoeten die haar interessant leken en die eveneens in haar iets zagen.

Dat deed haar zelfbewustzijn groeien. Voor zich zelf had ze immer de onschokbare overtuiging toch wel iets bijzonders te wezen. Willy

[pagina 77]
[p. 77]

had haar het eerst ontdekt, maar nu begonnen ook anderen haar op te merken. En die vertelden soms, zoo, en passant, zonder het gezicht te vertrekken, vleiende dingen, die ze van haar jongen maar zelden hoorde. Dat schonk haar voldoening, zekerheid, gevoel van eigen waarde. Ze mocht zich, desnoods, iets meer laten gelden.

Ze weifelde even omtrent de te volgen tactiek. Soms vermoedde ze, in Willy's doen, nog zekere reserve en critiek. Zou een beetje, voorzichtig opgewekte naijver, dat niet kunnen doen versmelten?

Ze kende zijn fiere, trotsche en soms harde natuur, die geen dwang duldde. Ze waagde dat liever niet. Misschien brachten de omstandigheden vanzelf wel wat ze verlangde.

Ketteke ontwikkelde geleidelijk een geraffineerde coquetterie. Uiterlijk bleef ze even mysterieus, lachte verlegen en fijntjes, doch als iemand met haar danste wist ze met de oogen iets meer te zeggen dan ze verantwoorden kon. Ze deed het zoo, dat Willy het nimmer merkte, dat niemand zekerheid erdoor kreeg. Op audacieuze complimentjes reageerde ze vaag en geheimzinnig. Gaarne aanvaardde ze allerlei hulde, maar ze wilde haar jongen niet ontrouw worden. Toen

[pagina 78]
[p. 78]

een andere Duitscher, vriend van Oberhoff, het waagde hem neer te halen, liet ze zich niet meer met dien kerel in.

Zonder het te weten groeide Sanneke Demerrel tot een bekende figuur onder de uitgaande jonkheid, iemand waar veel over gepraat werd en weinig van gezegd, van eigenaardige reputatie, een leuk, aardig en net kind, een echt Ketteke, je wist niet wat je er van denken moest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken