Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 1 (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

roman
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 1

(1869)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

VI.

‘Anna, ik ben voornemens de stad te verlaten.’

‘Goed, vader, zoo als het u belieft; ik ben bereid u te volgen.’

‘O ja, mijne dochter, het is mij onmogelijk nog langer in dit huis te verblijven. Te groote smarten zijn ons hier op het hart gevallen, en derzelver herdenking is al te knellend... Wanneer ik mijne blikken daar op die bedstede laat vallen, dan voel ik mij telkens den boezem als verscheuren, dan dunkt het mij, dat ik mijne ongelukkige vrouw daar nog smartvol uitgestrekt zie liggen; dan schijnt het mij, dat ik hare laatste levensstonden daar nog voor mij zie, dat ik haren doodstrijd nog bijwoon; dat ik hare gebrokene stem nog op haren afwezigen zoon, op Jaak, hoor roepen en hem zegenen; dat ik hare dorre handen nog onder het deksel zie uitkomen en tastend onze handen zie zoeken, om ze voor de laatste maal te drukken.. Ja, dan schijnt het mij, dat ik het jongste vaarwel nog op hare lippen hoor sterven en hare oogen zie sluiten; dat ik haar koud, dood lichaam daar nog op het stroo gelijkt zie liggen; dat ik ze in de kist zie nagelen en haar voor eeuwig van ons zie afrukken...’

[pagina 27]
[p. 27]

‘Vader, vader, verbeten wij die droeve herinneringen. Moeder is gelukkiger dan wij: zij is van het pijnigend leven verlost en hare ziel verheugt zich in het midden der gelukzaligen... Daar bidt zij voor ons, opdat de goede God ons ook welhaast tot hem roepe en ons weer te zamen vereenige.’

‘O ja, kind, daar slechts is rust en geluk voor ons te hopen.’

Eenige tranen rolden, bij het uitspreken dier woorden, over de wangen des ouderlings; zijn boezem klopte ongestuimig; de herinnering beknelde zijnen geest, en de toekomst scheen hem ook niets goeds te voorspellen. Anna bezag haren vader met teederheid en medelijden, sprak hem zoete woorden toe, en poogde, zooveel mogelijk, de zwarte gedachten uit zijnen geest te verjagen.

‘Ja, vader,’ ging zij voort, ‘laat ons de stad verlaten, laat ons terug naar ons dorp gaan. Ongelukkiger dan hier kunnen wij er toch niet zijn, en wij zullen er mogelijk nog eenige vrienden aantreffen, welke ons in den nood zullen kunnen ter hulp komen.’

‘Kind,’ sprak de vader met eene diepe mistroostigheid, ‘betrouw u nooit op de vriendschap, wanneer gij ze noodig hebt; dit is te zeggen, wanneer gij arm zijt. O ja, toen wij in overvloed leefden, had ik vele vrienden, ten minste zij wilden mij doen gelooven, dat zij mijne vrienden waren; doch, gij weet het, wanneer het vuur onze pachthoef en al wat wij bezaten, verslonden had, wie heeft ons dan de hand toegereikt? Allen hebben mij beklaagd, allen veinsden medelijden, en niet een, die zich aanbood, om mij eenig werkelijk goed te doen. Iets afbedelen kon ik niet, dit is waar; doch waartoe zoude het ons geholpen hebben? Zeker, er ware licht een vriend te vinden geweest, die mij zou bijgestaan hebben; doch hoelang zou dit geduurd hebben? Weldra hadde ik op het wezen mijns weldoeners eene soort van verveling beschouwd, die mij klaarblijkelijk zou gezegd hebben: - Mij dunkt, dat ik genoeg voor u gedaan heb. Wanneer zal ik van u ontlast zijn? - Ik heb die tweede droefheid willen voorkomen, mijne dochter, met de vriendschap niet op den toets te stellen... Dit alles echter moet ons niet wederhouden terug naar ons dorp te keeren; te meer daar wij er ons altijd eerlijk gedragen hebben en onze goede naam niet met onze fortuin is weggevlogen.’

‘Doch, vader, zal het u niet pijnigen, wanneer gij uwe armoede zult moeten verdragen, onder de oogen van die, welke u voormaals in de weelde gekend hebben?’

[pagina 28]
[p. 28]

‘Over eene maand, mijn kind, hadde mij deze gedachte voorzeker teruggehouden. 't Is zelfs eene der grootste redenen geweest, waarom wij ons dorp verlaten hebben; doch ik heb dit gevoel van hoogmoed overwonnen. Ook die drift, welke mij zoolang, ja, het langst is bijgebleven, heb ik leeren uitdooven. Neen, mijne dochter, gevoel van hoogmoed woont in mijn hart niet meer; of, zoo ik nog hoogmoed bezit, dan komt die alleen voort uit het gevoel mijner eer en onbesmette deugd. En dit gevoel is niet laakbaar: het is het eenige heil der ongelukkigen, welke aan de deugd getrouw blijven! Ja, Anna, wij zullen naar onze geboorteplaats teruggaan; niet langer dan morgen vertrekken wij.’

Vader en dochter hadden elk eene bijzondere reden om blijde te zijn de stad te verlaten, doch zij hadden die verzwegen, want beiden hadden gevreesd hierdoor elkander te bedroeven en te ontrusten. Ziehier de reden welke den vader aanporde, om zijne dochter de stad te doen verlaten. De ouderling had bemerkt, dat Anna vermagerd was en dat eene ongewoon bleeke kleur zich reeds lang op haar aangezicht verspreid had. De eerste dagen na de dood zijner vrouw, had hij die kleurloosheid en die vermagering aan de innige droefheid toegeschreven, welke het meisje bij het afsterven harer moeder gevoeld had. Doch nu waren, sedert dien tijd, ruim twee maanden verloopen, de droefheid des meisjes had zich zichtbaar gestild, en, schoon zij er ver van af was de gedachtenis van hare moeder verloren te hebben, was echter hare droefheid, wijd van die buitengewone en onbegrensde smart aan te duiden, welke soms bekwaam is eene gevoelige ziel tot de laatste krachten uit te putten. En nogtans werd de vader gewaar, dat Anna's gezondheid van dag tot dag verzwakte. Haar wezen bezat gewoonlijk eene doodsche bleekheid; doch soms scheen een gloeiend vuur hare aderen als te doorloopen en te verbranden, en dan spreidde zich een roode gloed over hare wangen, en schenen hare oogen in bloed te zwemmen. Dan weder klaagde zij van vermoeidheid in al hare ledematen en niet zelden was hour adem geprangd en benauwd. Uit dit alles vreesde de ouderling te moeten opmaken, dat dezelfde ziekte, welke onlangs zijne vrouw uit het leven gerukt had, mogelijk ook Anna had aangegrepen, en hij dacht, dat de buitenlucht haar voordeelig zoude geweest zijn.

Anna had ook eene reden, welke zij haren vader niet wilde kenbaar maken. Sedert het droevig voorval, welk haar overkomen was, wan-

[pagina 29]
[p. 29]

neer zij voor hare ouders aan het bestuur der Huisarmen haren nood was gaan klagen, en dat, welk wij in het voorgaande hoofdstuk verhaald hebben, had zij den heer, welke haar had durven beleedigen, meermalen ontmoet. Verre van schaamte op zijn wezen te ontdekken, had het meisje daar gedurig eenen helschen lach op zien zweven; want hij beeldde zich in, de schaamtelooze, dat Anna niet altijd wederstand zou geboden hebben. Het meisje kon die meening op zijn helsch aangezicht lezen en dit had hare ziel verpletterd. In die lachende uitdrukking zag zij den diepen smaad, welke harer deugd werd aangedaan, en het lichtveerdig denkbeeld, dat die onbeschaamde vervolger van haar had opgevat.

Sedert dit oogenblik had Anna alle rust verloren; zij schrikte, zich op straat te begeven; want overal dacht zij het afgrijselijk wezen te ontmoeten. Het verblijf in de stad was haar door dit voorval afschuwelijk geworden.

Iets, welk nog 's meisjes onrust vergrootte, was de gedachte aan den braven jongeling, met wien zij die korte, maar zielroerende samenspraak gehouden had. Hoe edel en hoe zuiver dit aandenken ook ware, liet het echter niet na hare ziel te ontstellen en haar eene mistroostigheid in te storten, welke voor haar onverklaarbaar was. Het beeld des jongelings scheen haar nacht en dag te achtervolgen; gedurig zag zij hem voor haar staan, met zijne zwarte oogen, zijne bruine haren, zijne schoone gelaatstrekken en die hemelsche uitdrukking, welke haar de ziel zoo innig ontsteld had en haar, als het ware, aan 's jongelings wil had onderworpen. ‘Wanneer ik uit de stad zal zijn en van hem verwijderd,’ dacht het meisje, ‘zal ik die geheugenis weldra uit den geest verliezen.’

Des anderdaags was het een vrijdag. Een boerenrijtuig hield na den middag voor de deur van Anna stil. Eenig huisgerief werd eerst opgeladen, dan plaatste het meisje zich met haren ouden vader op de kar, en zij verlieten Antwerpen, waar zij niets dan ongelukken beproefd hadden.

Eenigen tijd nadien ontving de oude vader eenen brief van Jaak. De jongeling sprak daarin over zijne afgestorvene moeder, en zegde, dat buiten de bijblijvende herinnering aan die droevige smart en de onrust, welke hij gestadig voor zijns vaders en zusters geluk voedde, hij met zijnen toestand volkomen tevreden was. Verder zond hij het laatste geld af, welk hij ten prijze zijner vrijheid nog had getrokken.

[pagina 30]
[p. 30]

Dit geld kwam wonderwel van pas. Anna lag krank te bed, en, wijl de vader haar de noodige diensten on oppassing, welke haar toestand vereischten, niet konde bewijzen, uit oorzaak zijner zwakheid en van zijnen hoogen onderdom, was hij genoodzaakt geweest eene ziekedienster in huis te nemen. Dit, gevoegd bij de onkosten van doktor en geneesmiddelen, had de uitgaven van het arme huisgezin merkelijk verhoogd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken