Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 5 (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 5
Afbeelding van Volledige werken. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

roman
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 5

(1870)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

VIII.

Arie was volop aan het werk. Zijn vriend had niet gelogen en hij kon op zijn gemak vier francs per dag verdienen. De weelde kwam, als het ware, in het kleine huishouden, en het eerste gebruik dat Arie van de overgehoudene winst maakte, bestond in het koopen van een paar gouden oorbellen voor Anna, in ruiling van die, welke zij vroeger verkocht had om de kerkerechten voor de oude Siska te betalen.

Er waren in het werkhuis een aantal werklieden. Onder deze was er een, die, van den eersten dag dat hij aangenomen was geweest, alle moeite gedaan had om met Arie in kennis te komen en zijne vriendschap te verwerven. Arie had die toegenegenheid niet weggestooten, en hij onderhield zich nog al veel, tijdens het werk, met Neel Janssens.

Over het een en het ander sprekende, had Neel doen kennen dat hij gewoonlijk den zondag avond doorbracht in eene maatschappij, waar men het bier goedkooper kon krijgen, en zich wel vermaakte.

‘Dat is eene aardige maatschappij,’ had Arie opgemerkt, ‘waar men het bier goedkooper geeft. Ik heb wel dikwijls het tegenstrijdige gezien; doch gij betaalt dan zeker eene jaarlijksche som?’

‘In 't geheel niet,’ zegde Neel, ‘integendeel, wanneer wij zonder werk vallen en in nood zijn, dan helpt men ons nog daarenboven. En daarbij, indien men wil, kan men ook al in de maatschappij gratis geleerdheid verkrijgen. Des avonds, in de week, geeft men er onderricht in het lezen, schrijven, cijferen, teekenen, met een woord, in alles.’

‘Dat is eene bewonderenswaardige maatschappij,’ zegde Arie; ‘doch ik kan het niet begrijpen. Daar moeten mannen achter de gordijn zitten, die al die kosten willen dragen.’

[pagina 104]
[p. 104]

‘O ja, er zijn brave menschen, die daar jaarlijks eene kleine opoffering voor doen.’

‘En welk doel hebben die brave menschen daarbij?’ vroeg Arie.

‘O geen doel, tenzij van den werkman te onderrichten, hem te beletten naar slechte vermaken te loopen, hem op den goeden weg te houden, anders niets. O, dat zijn echt brave lieden. Arie; want zij helpen u in alles, waar zij maar kunnen. Zij zorgen voor uwe kinderen, om hun eenen goeden winkel te bezorgen; om uwe dochters, die dienstmeid zouden willen worden, bij brave lieden in eenen dienst doen, met een woord, zij doen al wat zij maar kunnen.’

‘Ik begin te begrijpen,’ zegde Arie; ‘bemoeien die brave lieden zich soms ook niet met de werklieden, die, volgens hen, slecht zijn, om ze van hunnen winkel te doen jagen?’

‘O, nooit!’ zegde Neel, ‘foei!’

‘Heet die maatschappij misschien niet Saint François Regis?’

‘Neen! het is de maatschappij van St-Vincent-de-Paul.’

‘Dan is het er de broeder van,’ zegde Arie; ‘het kan niet anders. Dat is, zooals men zou zeggen, eene kristelijke verklikkerij in het groot; een zoeken naar uitgestrekt gezag over den kleinen burger, over den werkman; eene soort van jesuiterij, van verslaving, van algemeene bespieding. Met de bazen vangt men de gasten, en met de gasten de bazen; met de dienstmeiden heeft men het oor in het huishouden, waar zij wonen, en zoo is men van alles onderricht... Ik versta wat daarin zit en waarom men het bier een' cent goedkooper geeft; waarom men den werkman onderricht, waarom men zijne kinderen beschermt. Het is genoeg, Neel, zoo gij wilt dat wij vrienden blijven, spreek mij dan nooit meer van die geheime maatschappij.’

‘Maar gij hebt het mis, Arie; ik verzeker u dat gij u zeer bedriegt.’

‘Genoeg!’ zegde Arie, ‘geen woord meer. Ik begrijp dien vuilen boel en wil er niet meer van hooren.’

De samenspraak bleef daarbij, en sedert dien dag scheen Neel het bijzijn van Arie te vluchten. Arie merkte zulks wel op, maar deed alsof hij niets gewaar werd.

Bij groote ondernemingen is het noodig, dat men een waakzaam oog in het zeil houde; want alle werklieden zijn niet eerlijk, en, hoe godsdienstig men anders ook zij, men denkt niet altijd aan het gebod dat zegt: ‘Gij zult niet stelen.’ Men ondervond zulks in het werkhuis,

[pagina 105]
[p. 105]

waar de timmering voor de nieuwe caserne werd uitgevoerd. De ondernemer had reeds, in het bijzijn der werklieden, verklaard, hoe hij ondervond dat men hem bestool en hoe hij de gasten verwittigde, dat, indien men iemand op de minste oneerlijke daad zou betrapt hebben, hij streng zou worden gestraft.

De ondernemer liet het bij geene woorden, maar deed door een' vertrouwden opzichter een waakzaam oog over alles houden. Deze bespiedde zorgvuldig de werklieden; doch hij ontdekte niets. Zekeren dag nogtans, dat hij zich in de werkkamer verborgen hield, ontwaarde hij iets, dat hem vreemd voorkwam. Een der gasten, welke zich toevallig in de werkplaats alleen bevond, greep een aantal koperen voorwerpen, en liep die in eene werkvest verbergen, welke aan de andere zijde des winkels tegen den wand was opgehangen. Vervolgens haastte hij zich weer naar zijne schaafbank terug.

De opzichter verliet ongemerkt zijnen schuilhoek en ging zijnen meester opzoeken, aan wien hij het gebeurde verhaalde en zegde dat hij den dief kende. Men besloot des avonds bij het uitgaan der werklieden tegenwoordig te zijn en den misdadigen voor het oog zijner gezellen te ontmaskeren. Dan, nauwelijks nog had de opzichter zijn verhaal geëindigd, of een der werklieden bood zich bij den ondernemer aan. De opzichter herkende in hem den man, wiens handelwijze hij daareven bespied had.

‘Mijnheer,’ zegde de werkman, die niemand anders dan Neel Janssens was, ‘het spijt mij, het doet mij pijn een' mijner kameraden te moeten... Doch ik wil niet dat de verdenking langer op de brave werklieden zou drukken.’

‘Welnu,’ zegde de ondernemer, ‘wat is er, spreek!’

‘Ik geloof dat ik den dief ken, mijnheer.’

‘Zoudt gij?’

‘Ik geloof ja, mijnheer.’

‘En wie is hij?’

‘Het doet mij pijn, mijnheer, hij is een goede vriend van mij, een braaf makker.’

‘Nu, nu, genoeg gepraat!’ onderbrak de ondernemer. ‘zijn naam?’

‘Arie, mijnheer.’

‘En welke bewijzen hebt gij?’

‘Mijnheer, bewijzen... ik kan u... Ik heb het wel eigentlijk niet

[pagina 106]
[p. 106]

gezien; doch ik heb bemerkt, dat Arie zijne zakken des avonds meest altijd zwaar gevuld zijn... en ik heb verder redenen te veronderstellen... het is een jongen zonder religie.’

‘Welnu, het is genoeg,’ zegde de ondernemer; ‘ga terug naar uw werk, en spreek aan niemand een woord.’

‘Arie!’ riep de ondernemer uit, toen Neel Janssens vertrokken was, ‘is het mogelijk! Ik zou hem mijn gansch fortuin hebben toevertrouwd.’

‘Arie is de dief niet,’ zegde de opzichter.

‘Nu, nu, het is wat wij zullen zien.’

‘Ik heb de zaak begrepen,’ zegde de opzichter. ‘Dezen avond zullen wij de zakken van Arie onderzoeken, en wij zullen er een aantal koperwerk in vinden. Ik heb het er zien in steken.’

‘Gij hebt het gezien?’

‘Ja, maar hij, die het er heeft ingestoken, is de verklikker, dien wij daareven gezien hebben, hij is de dief, dien ik heb bespied.’

‘Maar ik begrijp niet. Zouden zij te accoord wezen?’

‘En dan elkander verraden?’ vroeg de opzichter.

‘Ik begrijp het niet.’

‘Neen, er is hier eene laffe wraak mede gemoeid. Het kan niet anders. Doch wij zullen zien.’

Toen het vertrekuur der gasten naderde, trad de ondernemer, door zijnen opzichter gevolgd, in de werkplaats, en beiden bleven aldaar den stond der staking afwachten. Toen het uur sloeg, lieten de gasten hun werk staan, en ieder maakte zich bereid om zijn vest aan te trekken.

‘He!’ riep Arie, toen hij zijne vest van den muur nam, ‘wat is dat?’

De ondernemer en de opzichter traden nader.

Arie tastte in de zakken en zijne hand bracht eene hoeveelheid koperwerk te voorschijn. De arme jongen werd eerst bleek als een doode, doch even spoedig klom hem het bloed naar het hoofd, en zijn blik viel op den ondernemer en vervolgens op de werklieden.

‘Welnu, Arie?’ vroeg de ondernemer, ‘wat beteekent dat?’

‘Wat dat beteekent, mijnheer,’ herhaalde Arie, ‘dat weet ik niet, doch dat ik die dingen daar niet heb ingestoken, ziedaar wat ik u op mijne eeuwige zaligheid kan verklaren.’

‘Ik weet het, Arie,’ zegde de ondernemer.

[pagina 107]
[p. 107]

En ten zelfden tijde sprak de opzichter:

‘Vlucht de deur niet uit, Neel Janssens. Wanneer men iets doet, jongen, moet men er de gevolgen van dragen. Ik heb u zien werken, meester verklikker.’

‘Oh! het is die huichelaar!’ brulde Arie, ‘die schijnheilige!’

En als een wild dier, wierp hij zich op Neel Janssens; greep hem bij den strot, rukte hem tegen den grond en zijne knie op zijne borst zettende, eischte hij dat hij zou verklaren, dat hij het koper met voordacht in zijne vest had gestoken.

Neel Janssens, meer dood dan levend, bekende zijne laffe daad.

‘En nu!’ riep Arie, ‘plaats nu, jongens, zet de deur open! Zulke schelmen moet men aan de deur smijten!’ en hem met zijne twee vuisten bij de kleeren grijpende, wierp hij den verrader met reuzenkracht tot ten halve de straat.

Neel bleef als dood liggen, en het bloed stroomde hem uit neus en mond. Men was verplicht hem naar het gasthuis te vervoeren.

‘De les is wel wat ruw,’ zegde de opzichter, ‘doch zij is verdiend.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken