Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 5 (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 5
Afbeelding van Volledige werken. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

roman
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 5

(1870)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]

III.
Reynout.

 
Het was een fraaie winterdag.
 
De zon in rijke praal,
 
Verhief zich aan den hemeltrans
 
En, schoon de beemden vaal,
 
Ontlommerd stonden en verdord,
 
En dat de zonnestraal
 
 
 
Den koesterenden, warmen gloed
 
Des zomers niet meer had,
 
En voor de doode, killige aard'
 
't Bezielend vuur vergat;
 
En schoon de zefir niet meer blies
 
Door 't schommelende blad;
 
 
 
Toch was natuur nog op dien stond
 
Aanminnig, zacht en blij;
 
De lucht was helder, licht en puur,
 
De boezem aêmde vrij
 
En 't kleedsel, dat natuur omgaf,
 
Had ook zijn' harmonij.
 
 
 
De middagzonne schoot haar licht
 
Door heel de vlakte heen,
 
Op braam en bosschen, en het ijs
 
Dat door de koû bijeen
 
Geronnen was, werd zweetend, nat,
 
Werd droplend en verdween.
 
 
 
En 't scheen of heel nature nu
 
Uit hare mijmering
 
Wou opstaan, en uit haren slaap
 
Op nieuw ontwaken ging,
 
En neêr wou leggen 't doodsch gewaad,
 
Dat om haar lenden hing.
 
 
 
Een ruitrenstoet, in 't stalen kleed
 
En wichtig maliehemd
 
Geregen, rende blij te moê
 
Door heide, bosch en bemd.
 
 
 
De pantsers blonken bij de zon
 
En glansten op elkaar,
 
De dravers liepen hijgend voort,
 
En aan het hoofd der schaar
 
 
 
Stapte er een ridder fier en trotsch,
 
Die hun geleider scheen,
 
Met gitzwart oog en zwarten baard
 
En forschgespierde leên,
 
 
 
't Was ridder Reynout, wijd vermaard
 
Om dapperheid en moed,
 
Die weder van het slagveld toog
 
Met zijnen heldenstoet.
 
 
 
't Was ridder Reynout, voor wiens zwaard
 
De vijand siddrend kroop;
 
't Was Reynout, hij des legers steun
 
En van zijn vorst de hoop.
 
 
 
De zege was hem trouw geweest,
 
En 't heilge vaderland,
 
Was zijn verlossing en zijn heil
 
Verplicht aan Reynouts hand.
 
 
 
En toch besloot des jonglings ziel
 
Geen hoogmoed of geen waan;
 
Zijn harte juichte slechts, omdat
 
Hij had zijn plicht gedaan.
[pagina 130]
[p. 130]
 
En nu, nu keerde hij met vreugd
 
Naar 't ouderlijke slot!
 
Waar hij zijn duurste panden liet,
 
En dacht reeds aan 't genot
 
 
 
Dat hem ontmoeten zou, wanneer
 
Hij aan het moederhart
 
Geklemd zou liggen, sussen zou
 
Haar onrust en haar smart;
 
 
 
Wanneer hij aan den ouden graaf
 
Den riddren groet zou biên,
 
En, bij 't omhelzen, 't vaderoog
 
Van fierheid vonklen zien.
 
 
 
Dit dacht de jongling, en dan slechts
 
Was zijne ziel verblijd,
 
Dat hij met roem en zegepraal
 
Terug toog uit den strijd.
 
 
 
Intusschen was hij met zijn stoet
 
Tot bij het slot genaakt;
 
En, op 't geluid eens hoorns, werd
 
De valbrug afgehaakt.
 
 
 
En dreunend deed de poort zich op,
 
En gansch de ruitrentrein
 
Reed juichend en in drift vervoerd,
 
Tot op het binnenplein.
 
 
 
Hier liet de jonker zwaard en lans,
 
Sprong driftig uit den zaâl
 
En liet zijn ros, en op een stond
 
Vloog hij tot in de zaal.
 
 
 
Tot in de zaal, waar 't oudrenpaar
 
Naar hem met hart en ziel
 
Verlangend was, en waar hij dra
 
In beider armen viel.
 
 
 
Wat is der stervelingen heil
 
Een nietig, ijdel ding:
 
't Verandert alles wat op aard
 
Het levenslicht ontving.
 
 
 
De reuzeneik, welks fiere kruin
 
Tot in de wolken dringt,
 
Valt neder als het tengre riet,
 
Dat aan 't moeras ontspringt.
 
 
 
En zoo ook stort de sterveling,
 
Schoon hij het akkerland
 
Beploegt, ofwel ten trone zit,
 
Den schepter in de hand.
 
 
 
En slaaf of vrij, en knecht of heer
 
't Buigt alles voor de smart;
 
Want allen hebben eene ziel
 
En een gevoelig hart;
 
 
 
Want allen kennen vreugde en pijn;
 
En hoe hun hart ook zij,
 
Het weent, wanneer het wordt bekneld,
 
En 't is in voorspoed blij.
 
 
 
Maar toch is elke mannenborst
 
Niet even sterk en breed;
 
En ook verschillig voelt zich elk
 
Getroffen bij het leed;
 
 
 
En hij, wiens ziel 't gevoeligst is,
 
Lijdt meer op eiken stond,
 
Dat hij des noodlots klauw gevoelt
 
Die hem de ziel doorwondt.
 
 
 
En zoo, zoo was graaf Gozewijn;
 
Zijn edelmoedge ziel
 
Was al te vatbaar voor de smart,
 
Die zijnen geest beviel.
 
 
 
Den dag van Reynouts wederkomst,
 
Had hij zijn geest verlicht
 
Gevoeld; en had bedaard zijn tred
 
Tot in de zaal gericht,
 
 
 
Wanneer hij eensklaps Reynout zag
 
Verschijnen voor zijn oog,
 
Die hem met blijdschap om den hals
 
En in zijne armen vloog.
[pagina 131]
[p. 131]
 
En slechts gehoorzaam aan de stem,
 
De stemme der natuur,
 
Omhelsde hij zijn' dappren zoon
 
En drukte hem met vuur,
 
 
 
Met geestdrift aan zijn vaderborst,
 
Terwijl een blijde traan
 
Zijn roodbekreten oog ontsprong,
 
En zich een kronkelbaan
 
 
 
Op zijn verteerde wangen zocht
 
En neêrviel op den zoon,
 
Wien ook 't gevoel een traan ontwrong
 
Die neêrleek op zijn koon.
 
 
 
Het scheen of de oude Gozewijn
 
Ontgeest was en beroofd
 
Van spraak, of alle levenskracht
 
Was in zijn ziel gedoofd.
 
 
 
Hij zag of hoorde niets, maar nam
 
Zijn zoon met nijdge kracht
 
In beide armen, torschte hem
 
Met ongewone macht.
 
 
 
En, in zijn' overdrevne drift,
 
Zag hij zijne ega niet,
 
Zijn Machteld, die daar voor hem stond
 
En sidderde als een riet,
 
 
 
Doch eensklaps greep hij de edelvrouw
 
En trok haar tot bij hem,
 
En zoende haar en mompelde iets
 
Met onverstaanbre stem.
 
 
 
Hij klemde ze in zijne armen vast
 
En neep haar tengre leên
 
Bij 't ijzren pantser van haar zoon
 
En grijnsde als een hijeen.
 
 
 
Vrouw Machteld, als een doode bleek,
 
Aanzag haar man met schrik
 
En wist niet wat gebeuren ging
 
Dit haachlijk oogenblik:
 
 
 
‘Mijn Gozewijn!’ viel uit haar mond,
 
‘Bedaar, o mijn gemaal!’
 
En eensklaps daalde Goozwijns blik
 
En schoot een bliksemstraal.
 
 
 
Hij zag op Machteld, stootte haar
 
Met Reynout van zich heen,
 
En, op een oogwenk, vluchtte hij
 
De zaal uit en verdween.
 
 
 
Daar stond nu Machteld en haar zoon,
 
De blikken naar den grond
 
Gericht, en in de ziel geschokt;
 
Geen woord ontviel hun mond.
 
 
 
't Was of een felle bliksemflits
 
Hen beiden had geraakt,
 
En gloeiend had verbrand en hen
 
Tot assche had gemaakt.
 
 
 
Zoo bleven beiden eene poos
 
In denken diep vervoerd,
 
Tot eindlijk ridder Reynout sprak,
 
Tot in de ziel geroerd.
 
 
 
En angstig bad hij Machteld nu
 
Dat zij hem zeggen zou,
 
Wat of zijn vader was geschied
 
En niets verbergen zou.
 
 
 
‘Mijn zoon,’ sprak Machteld, en 't geween
 
Neep haar den gorgel dicht,
 
‘Ik weet niet, sinds gij henen trokt
 
Vlucht vader mijn gezicht.’
 
 
 
‘Hij houdt zich staag alleen en weent
 
Of mijmert in gezucht;
 
En als ik hem vertroosten wil,
 
Dan spreekt hij niet en vlucht.
 
 
 
‘En als ik biddend voor hem kniel,
 
Hem smeek dat hij de smart,
 
Die zijnen boezem scheurt en pijnt,
 
Zou storten in mijn hart;
[pagina 132]
[p. 132]
 
‘Dan stool hij met verachting mij
 
Van zijne zijden af,
 
Of wel hij ziet mij woedend aan
 
Met blikken gram en straf...’
 
 
 
Vrouw Machteld zweeg en zonk bezwijmd
 
In Reynouts armen neêr;
 
En 's jonglings ziel smolt in verdriet,
 
Hij weende en sprak niet meer.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken