Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen) (1800)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)
Afbeelding van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

(1800)–Willem Kist–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina I]
[p. I]

Voorreden.

Alle menschen, van welk een geslacht, geboorte, beroep of karakter zij zijn mogen; of zij rijk of arm; of zij oud of jong zijn, zij alle hebben vooroordeelen; welker getal echter, naar maate de verlichting in 't eene land meer, in 't andere minder is doorgebrooken, of ook naar evenredigheid van verstand of geleerdheid, grooter of kleiner is: de man immers, welken men met recht, voor wijs kan houden, zal met oneindig minder vooroordeelen te strijden hebben, dan hij, die zich nooit op de wetenschappen heeft toegelegd, die geene vreemde volken kent, die nooit zich in de gelegenheid bevond om door het leezen van nuttige boeken, of door de verkeering en gesprekken met wijze mannen zijnen geest te beschaaven.

[pagina II]
[p. II]

Uit een groot aantal zal ik eenige van die vooroordeelen, welke ik bedoel, kortelijk opgeeven.

'Er zijn 'er, om een voorbeeld bij te brengen, die eene blinde hoogachting voor den Adel gevoelen: gebooren en opgevoed in een land, alwaar veele Edellieden zich gewoonlijk ophouden, en waar hunne ouders, om de eene of andere rede, veel onderdaanigheid aan dezelven betoonden, voeden zij dezen zelfden eerbied nog, zonder te weeten of onderzocht te hebben, waarom? zij beschouwen een Edelman ver verheven boven de gewoone menschelijke natuur.

Een ander heeft veel achting voor een Heer van eene Heerlijkheid, voor zijn titel, voor zijne rechten, voor zijne zoogenaamde vrije collatie; doch hij weet niet waarom? nooit speurde hij den oorsprong van dit gezach na.

Een derde verbleekt, wanneer men het begraaven in de Kerken afkeurt, hij wil volstrekt na zijnen dood in eene gewijde plaats rusten, hij meent, dat zijn geluk hier namaals daar door oneindig zal worden vermeerderd.

Een vierde is onverdraagzaam tegen allen, die omtrent den Godsdienst met hem in gevoelen

[pagina III]
[p. III]

verschillen, hij beschouwt hun met verachting, met afkeer.

Een vijfde gevoelt eenen afgodischen eerbied voor Wapens, voor Kwartieren, voor Eertitels.

Een zesde, om nu geen meer voorbeelden aan te haalen, heeft een groot vooröordeel omtrent de kleedij; hij kan, volgens zijn oordeel, geen beroemd geleerde; geen steunpilaar van de Beurs zijn, die niet in 't zwart gekleed gaat; veel min een achtingwaardig geestelijke, wiens hoofd niet kaal geschooren en versierd is met eene groote paruik, voorzien met duizend wit bepoederde krullen.

Wij zien elk oogenblik met leedwezen, dat diergelijke vooröordeelen gevonden worden bijden zoogenaamden gemeenen Man; maar de opmerkzaame beschouwer bespeurt te gelijk met ontroering, dat ook zeer veele vooröordeelen, schoon sommige van eenen gansch anderen aart zijn, doorgedrongen zijn, tot zelfs in 't gebeente toe, bij menschen, welke eene beschaafde opvoeding hebben genooten, en bij welke men zulks het minst zou verwachten.

Wat zou nu het beste middel zijn om deze vooral bij de laatstgenoemden, te ontwortelen

[pagina IV]
[p. IV]

en geheel en al uitteroeijen? - dikwils heb ik 'er ernstig over gedacht. -

Zal men mondelinge gesprekken met hun houden? hunne verkeerde begrippen onder het oog brengen? is dit mogelijk? kan dit goede gevolgen hebben? hoe veelen ontgloeijen er niet van drift en toorn, wanneer men hun op de vriendelijkste, op de bescheidenste wijze Van geringe dwaalingen in hunne gevoelens wil te rug brengen? - Zal men verhandelingen daar over schrijven? worden deze over het algemeen geleezen? Worden zij niet, al zijn zij door de geöefendste pen geschreven, door den ligtzinnigen jongeling, door verre het grootste gedeelte der schoone sexe al geeuwende ter zijde gelegd? Moeten nu evenwel zoo veele jongelingen, die door den koophandel of andere bezigheden van dien aart minder gelegenheid hebben om hunnen geest door nuttige wetenschappen te beschaaven, moet het vrouwelijk geslacht met alle die vooröordeelen en wanbegrippen blijven voortworstelen, en dezelve weder overplanten op hunne nakomelingen?

Zou het ondoenlijk zijn, om al wat men in verhandelingen diende voor te draagen in

[pagina V]
[p. V]

eenen gansch anderen vorm over te gieten, en de lagchende jeugd, die met verachting een ernstig onderricht van de hand wijst, door eene vrolijke voordragt, als tegen wil en dank, tot het leezen te noodzaaken?

Honderde jonge krijgslieden zouden tot den moeilijken Zee- en Landdienst nooit hebben kunnen worden overgehaald, indien zij in het donker gewaad van den hoogbejaarden ambachtsman hun Vaderland hadden moeten verdeedigen, zij werden verlokt door het verguld kleed, door de schitterende Wapenen, door de wapperende vederen, welke hunnen schedel versieren.

De bitterste geneesmiddelen worden met goud, en zilver omkleed, onder dezen uiterlijken glans ligt de heilzaame artsenij verborgen, welke anders, zonder dit nietig bekleedsel, door den walgenden zieken niet zou worden ingenoomen, maar met afkeer weg geworpen.

Voor den verstandigen heb ik reeds genoeg gezegd. -

Door het in 't licht geeven dus van het leven van mijnen Land-Jonker, neem ik een proef, of ik in dit opzicht mijne landgenoo-

[pagina VI]
[p. VI]

ten eenig nut kan toebrengen, dubbel zal ik mijnen arbeid beloond rekenen, wanneer ik slechts bij eenige Weinigen mijner leezers nevelen der vooröordeelen heb weggevaagd - en nog veel meer, zoo ik mogt bespeuren, dat ik eenige goedkeuring heb verworven van den Wijzen, van den geöeffenden menschenkenner.

 

Amsterdam, 1800.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken