Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen) (1800)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)
Afbeelding van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

(1800)–Willem Kist–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Het leven van den land-jonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk.

Eerste boek.

Eerste hoofdstuk. De stamvader van het oud adelyk geslacht.

Derk godefroi, bijgenaamd de Hakkelaar, volgde in de twaalfde eeuw in de hooge waardigheid van Rij-knecht zijnen meester naar het Heilig Land. Heerzuchtig, bijgeloovig en wreed van inborst zijnde, verlangde hij niets vuuriger dan de ongeloovige Saraceenen te bevechten; hij verkreeg zijnen wensch, en behaalde eenigen roem. Ontelbaaren velde hij met eigen handen neder, ja zelfs beroofde hij veele onschuldige vrouwen en kinderen van het dierbaar leven. Zijne dapperheid werd niet weinig aangevuurd door het streelend denkbeeld dat hij de Godheid,

[pagina 2]
[p. 2]

en den Vorst geen grooter weldaad kon bewijzen, dan met ongeloovigen te folteren, en om het leven te brengen; hij verbeeldde zich, dat de weldaadige Hemel niets met meer vermaak aanschouwde dan bloedende lijken op bloedende lijken gestapeld, of eenen grond met schuimend bloed bespat, of het geluid van het angstig kermen en zuchten van stervende grijsaarts en vrouwen, en het klaagend zieltoogen van onnoozele kinderen.

Somtijds verheugde hij zich boven maate met het vooruitzicht van oneindig geluk, het geen hij namaals eens zou genieten, dewijl hij, geloof slaande aan de gezegden der Priesterschaar zich verzekerd hield, dat het vergieten van het bloed van éénen Saraceen voldoende was tot het uitwisschen van alle zijne zonden, en dat hij dus eeuwigduurende belooningen moest ontfangen voor zoo veele honderden, welke hij ter eere der Godheid met het zwaard had nêergeveld.

Met lauwren omkranst, en met het bloed van zoo veele onschuldigen bespat, keerde hij moedig naar zijn Vaderland te rug.

De Vorst aan zijne heldendaaden gedachtig, verhefte hem tot den Adelstand. - Nu leefde hij voor het uitwendige in rust en vreede: hij trouwde eene vrouw, welke door eene zonderlinge levenswijze veel geld bij een had verzameld, en verwekte binnen weinige jaaren nieuwe Adelijke telgen.

[pagina 3]
[p. 3]

Intusschen dreef hem eene zucht om onschuldig bloed te vergieten, dagelijks naar de boschen en velden; zonder ophouden vervolgde hij het weerloos vee. - Deze bezigheid verstrooide zijne gedachten, hij ontweek, zoo veel hij kon, de eenzaamheid en stille overdenkingen; want naauwlijks was hij alleen of de vermoorde Saraceenen, de neergehouwen vrouwen en zuigelingen waarden gestaadig voor zijne oogen; hij begon te twijffelen of het wel Godverëerend is om menschen, welke door deze of geene oorzaaken van geboorte of opvoeding eenen anderen Godsdienst belijden, wreedaartig om het leven te brengen. Zijn geweeten werd dikwils hevig gefolterd, en alle de vleiende Priesters waren niet in staat, om met alle hunne drogredenen de kalmte en rust aan zijne geprangde Ziel te rug te schenken. Het huwelijk had hem in staat gesteld, om, naar dien tijd, prachtig te kunnen leeven, en zijn kelder met de keurigste wijnen op te vullen: met deze, helaas! verstrooide hij meer dan al te dikwijls de wroegingen van zijn kloppend geweeten. - Door den wijn bevangen, kon hij zelfs meermaalen in tegenwoordigheid van zijne kinderen en vrienden zijne heldendaaden vermelden, ja dezelve nog vergrooten, en zich boven alle de Helden der kruistochten verheffen. De jonge Edellieden, moedig op de verrichtingen van hunnen Vader, gevoelden toen reeds eenige gewaarwordingen van trotsheid, omdat zij uit zulk eenen held waren voortgesprooten: toen reeds begonnen zij hunnen

[pagina 4]
[p. 4]

evenmensch met minachting te beschouwen: toen reeds zwoeren sommigen uit hun, zich met niemand door den heiligen echt te zullen verbinden dan met waardige afstammelingen van Helden, die op gelijke wijze het bloed der ongeloovigen in het Heilig Land hadden doen stroomen.

Door wroeging, door overdaad, en den wijn verzwakt en afgemat blies derk godefroi bijgenaamd de Hakkelaar zijnen adem uit: de Adelijke telgen betraden de voetstappen van hunnen gestorven Vader, zij verleenden geen oogenblik rust aan het weerloos vee, tot dat zij vermoeid en afgemat, en zoo grijs als hunne jagthonden zelfs, op het adelijk slot den geest gaven.

Zoo leefde het eene geslacht van derk godefroi, zoo leefde ook alle de nakomelingen, tot dat eens eenen der jonge Edelen de lust bevong, om, in navolging zijner nabuuren, een prachtig adelijk slot te stichten, tuinen en boschen aanteleggen, en hetzelve op eenen plegtigen dag eenen plegtigen naam te geeven: het zelve werd met den naam van de stronk bestempeld, en dezen draagt het nog heden. Achter den naam van godefroi, werd, welluidendheidshalve, van blankenheim toegevoegd. Voorts, een beminnaar zijnde der tekenkunst, was hij ook al bedacht op een adelijk wapen: na dat dit voltooid was, werd het mede plegtig ingevoerd, en op eenige marmere zuilen van het Kasteel uitgehouwen.

Hij stierf, en liet het adelijk slot en wapen aan zijne Zoonen na.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken