Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen) (1800)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)
Afbeelding van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

(1800)–Willem Kist–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vierde hoofdstuk. Eenvouwige oorzaak van de verschillende beöordeelingen der menschen omtrent dezelfde zaaken.

Bij het opgaan der Zon, wandelde de Baron reeds met groote schreeden door zijn kamer; hij was gemelijk, dewijl hij niet had kunnen rusten, en de reden hier van was nog al van eenig aanbelang: hij hoorde, zoo dra hij zijn kaars had uitgeblaazen, een gestadig, half gesmoord, gezucht, het geen zoo digt bij zijn ooren scheen te zijn, dat hij aan alle kanten rond tastte, of 'er iemand aan zijne zijde, of onder het Ledikant verborgen lag; zoo hij de oorzaak hier van even als den anderen dag vernoomen had, zou hij zich hier over weinig bekommerd hebben, nadien dat zuchten en klaagen veroorzaakt werd door eene hoog bejaarde moe-

[pagina 17]
[p. 17]

der van den Hospes, welke in eene kleine kamer ziek lag, en enkel was afgescheiden door een zeer dun houten beschot, rijkelijk met spleeten en garren voorzien. Na dat hij hier na een groot uur met aandacht geluisterd had, sloot de vermoeidheid zijne oogen en deed hem eenige oogenblikken gerust inslaapen; doch deze slaap werd weder schielijk afgebrooken door een drom van muizen, welke geene de minste menschenvrees scheenen te hebben, en in eene geregelde orde, even als eene staatige processie, op de bedplank, en over de hoofdkussens rondwandelden, misschien uitgelokt door de sterke reuk der reuzelpomade, waar mede het Adelijk hoofd gewoonlijk sterk besmeerd was. Schoon onze held geensins bang was voor dit gedierte, was hij echter te onvreeden over dit ontijdig bezoek, hij werd Zelfs genoodzaakt, toen de onvertsaagste der bende met zijne scherpe tanden de groote pluim van zijn nachtmuts durfde naderen, om op zelfsverdeediging bedacht te zijn; hij rees driftig op, schudde zijn kussen als een waterhond, en liet deze beweeging met zulk een stroom van verschriklijke vloeken gepaard gaan, dat de zieltoogende oude vrouw, die zich met stichtelijke gedachten over haaren aannaderenden dood onledig hield, en van de vermetelheid der muizen geheel onbewust was, de hairen te bergen reezen.

Deze onstuimige beweeging had een gewenscht gevolg: de muizen vlooden als lafhartige heenen, een ieder naar zijn eigen hol. Nog wel een half

[pagina 18]
[p. 18]

uur lag de Baron buiten de gordijnen te luisteren, of zijn vijand weder in aantogt was; doch niets meer bespeurende, wentelde hij zich met eene victorieuse houding onder de dekens. - Nu zou hij gerust zijn ingeslaapen, indien een groote jagthond, toebehoorende aan een Officier, welke in het zelfde Logement gelogeerd was, niet bij toeval buiten de deur was geslooten, en zulk een gejank aanhefte, dat hij molensteenen zou hebben kunnen vermurwen. - De Baron werd dommelig wakker, hij meende in het eerst, dat hij zich weder op zijn kasteel bevond, en zijne geliefde brakken hoorde huilen.

Dit denkbeeld was alleen genoeg om onzen held twee volle nachten den slaap uit zijne oogen te weeren: nieuwsgierigheid, of zij hem bij zijn te rug komst nog zouden kennen; bekommernis en zorge, of zij wel behandeld wierden; aandrift om te jaagen; en honderd andere gewaarwordingen van dien aart; voorts het gemaauw van eenige katten, welke haare bijzondere geschillen op een nabij gelegen afdak al blaazende en krabbende manmoedig vereffenden; het geratel van den Nachtwacht; het gekraai der haanen; het smeeden van den nabuurigen Smit, dit alles was iets meer dan eene enkele voorgewende reden, dat de Baron onmogelijk rusten kon, en genoodzaakt wierd zijn bed zoo vroeg te verlaaten. Dit voorval van hoe weinig aanbelang het ook moge schijnen, was echter niet voordeelig voor de eigenliefde van Alkmaars bewooners: indien de

[pagina 19]
[p. 19]

Edelman even zoo gerust geslaapen had als zijn Secretaris, zou hij alles met een gunstig oog hebben beschouwd; zijne gemelijkheid lag nu van tijd tot tijd eenen graauwen sluier over al het fraaije, dat hij anders, zoo hij wel geslaapen had, zou bewonderd hebben.

Ik hoop dat de goedgunstige Lezer het mij vergunnen zal, hier eene prosaische episode te maaken, welke mij juist bij deze gelegenheid invalt: namentlijk over het oordeel der menschen omtrent veele zaaken des algemeenen levens.

Meermaalen leezen wij, bij voorbeeld, beschrijvingen van Landen, Plaatsen, en Volken, die, schoon zij door ervaaren Reizigers voortreflijk beschreven zijn, echter oneindig van elkander verschillen; zouden deze braave lieden nu, die in alle andere gevallen der waarheid hulde doen, hunne lezers opzettelijk willen bedriegen? - dit kan immers niet zijn. Naar mijne gedachten brengen de omstandigheden, waarin de Reizigers zich bevinden, dit verschil voornamentlijk te weeg.

Twee kundige Reizigers zullen u eene beschrijving geeven van het bekoorlijkste gedeelte van Zwitserland: de een, die in den bloei van zijne jaaren is, bevindt zich in eene zeer gunstige omstandigheid, hij heeft geen geld te ontzien om zich op zijn reis en in de Logementen, waar in hij zich ophoudt, al het nodige, ja zelfs het verkwiklijke te bezorgen; hij geniet eene goede gezondheid; een vrolijke reisgenoot vergezelt hem overal, het jaarsaisoen is aller gunstigst, de oogst

[pagina 20]
[p. 20]

gezegend, en de Landlieden zijn dankbaar, vrolijk, en vergenoegd. De ander is een man van gevorderde jaaren, die voornamentlijk op den raad van zijn Arts rond reist om zijne gekrenkte gezondheid te herstellen; zijne inkomsten gedoogen niet, dat hij veele onkosten maake; zoo dra hij in een Logement intreedt, rekent hij reeds angstvallig uit, welke spijs of drank hem het minste geld zal kosten; nergens wordt hij dus met groots vriendelijkheid behandeld; om geen getuigen te hebben van zijne zuinigheid zwerft hij altoos alleen eenzaam om; gestadige plasregens maaken de modderige wegen bijna onbruikbaar, en vellen te gelijk de hoop van den zuchtenden Landman ter neder. Deze beide menschen hebben dezelfde bekwaamheden, gevoelen denzelfden eerbied voor de waarheid, maar denkt gij niet dat hunne beschrijvingen van Landen en Volken oneindig veel van elkander zullen verschillen? -

In het beschouwen van zaaken van veel minder aanbelang, kan eene ongesteldheid, een slaaplooze nacht, eene kleine oneenigheid, eene onverdiende beleediging, of iets van dien aart veel toebrengen om omtrent dezelfde dingen een gansch ander oordeel te vellen.

Zou men ook niet met het grootste recht, de verschillende beöordeelingen der boeken daar aan kunnen toeschrijven? Ik ben dikwils tegenwoordig geweest bij dusdaanige oordeelvellingen, en meende reeds voor uit te kunnen voorspellen, hoedaanig dezelve zijn zoude. Ik had een vriend,

[pagina 21]
[p. 21]

of liever ik heb hem nog, een man van meer dan gewoone geleerdheid, juist oordeel, smaak, en gevoel voor het schoone; doch hoe duizendmaal heb ik, wanneer hij zich ongesteld of gemelijk bevond, eene Recensie uit zijn mond gehoord, die, wanneer hij zich welvaarend had bevonden, en geen ongenoegen met zijne bloedverwanten of dienstboden had gehad, gansch anders zou geweest zijn.

Wanneer dus een Aucteur alleen schrijft om zijne eigenliefde voedsel te geeven, en niet bedoelt, met zijnen arbeid het nut zijner natuurgenooten te bevoorderen, dan mag hij wel gestaadig wenschen, door niemand geleezen of beöordeeld te worden, die niet wel gerust heeft, zich ongesteld gevoelt, of zich in eene ongunstige omhandigheid bevindt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken